DigiCat Uitgeverij presenteert u deze speciale editie van "De Hogerveldt's: Oorsponkelijk Tooneelspel in 3 Bedrijven" van Johan Jacob Estor, P. A. Daum. DigiCat Uitgeverij is ervan overtuigd dat elk geschreven woord een erfenis van de mensheid is. Elk DigiCat boek is zorgvuldig gereproduceerd voor heruitgave in een nieuw, modern formaat. De boeken zijn zowel in gedrukte als e-boek formaten verkrijgbaar. DigiCat hoopt dat u dit werk zult behandelen met de erkenning en de passie die het verdient als klassieker van de wereldliteratuur.
Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:
[5]
Een tuin bij de woning van Van Hogerveldt. Rechts een priëel. Links Van Hogerveldt aan een tuintafel de courant lezende. In het priëel Karel druk schrijvende. Anna wandelt op den achtergrond in den tuin en maakt een ruiker.
Van Hogerveldt, Karel, Anna. Later Betje.
Van Hogerveldt.
’t Is alweêr slecht gesteld met de fondsen. De meesten sinds gisteren gerezen en dat als men à la baisse speculeert. ’t Is onpleizierig. Enfin! Afwachten maar; ’t zal wel terecht komen. (Hij legt de courant neêr. Tot Karel.) Wat zit je weêr druk te werken, Karel. Als je eens ’n uur of wat hier komt, breng je altijd nog stukken meê. Ik heb al zoo dikwijls gezegd, dat ge tegen u zelven handelt. Je moest wat meer van ’t leven profiteeren, zooals wij.
Karel,gemelijk.
Alweêr ’t oude lied. Als u, ma en Louise plezier hebben in uitgaan, mij wel, laat mij echter het genoegen van mijn arbeid.
Van Hogerveldt.
Maar waarvóór werk je toch wel zoo afschuwelijk hard? Anna zal het waarachtig ook niet prettig vinden. Ze schijnt [6]ten minste haar troost bij de bloemen te zoeken. Om den broode behoef je het niet te doen!
Karel.
Nu ja, dat weet ik!
Van Hogerveldt.
Toen je nog geen meester in de rechten waart, komaan.…. dat begrijp ik, maar nu ben je gepromoveerd en hebt bovendien een aardige rente van het legaat van tante Caroline, die jou universeel erfgenaam heeft gemaakt, omdat je naar haar heette.
Karel.
Waartoe mij dat weêr te verwijten, vader? U weet dat tante altijd veel met mij op bad; zij kon toch met haar geld doen, wat zij wilde, en wat mijn graad betreft, denkt u soms, dat ik alleen heb gestudeerd om daarmeê te pronken?
Van Hogerveldt.
Volstrekt niet. En ik benijd je ook niet om die erfenis, want geld heb ik, Goddank, niet noodig; mijn betrekking is een van de weinige, die bij matigen arbeid veel opleveren kunnen. Ik zei het alleen in je eigen belang. Je zoudt van je geld veel meer kunnen genieten, en wanneer je, zooals je stand dat toch eigenlijk meêbrengt, de schouwburgen, bals en concerten trouw bezocht, dan zou je.… (omziende naar Anna, en naar Karel toegaande) dan zou je misschien in de gelegenheid zijn geweest om een goede partij te doen, terwijl je nu een meisje.… dat wel iets bezit, nu ja, maar.… Of zou je dan toch met je praktijk blijven woekeren?
Karel,beslist.
Dat zou ik zeker. Overigens heb ik nog geen trouwplannen. In ieder geval ik heb mijn keus gedaan. Wat wil men meer? Daarbij heeft ieder zoo zijn illusie. De mijne is eenvoudig: veel reputatie en praktijk te verwerven. Wat de uwe is, pa, dat heb ik in waarheid tot nog toe niet recht begrepen.
Van Hogerveldt.
Mijn illusie? Ik heb geen illusies noodig. Ik heb alles wat ik verlang.
[7]
Karel.
Zoo? dan feliciteer ik u; dan zijt u wel een gelukkig mensch! Maar.… de toekomst?
Van Hogerveldt.
De toekomst?.… Wàt toekomst?
Karel.
Wel, dat is toch nog al eenvoudig. Uw zaken, ’t is waar, leveren een ruim bestaan op, maar u weet beter nog dan ik, hoe het met zaken gaat: wat heden bloeit, valt wellicht morgen af!
Van Hogerveldt.
Ho, ho, wat ben je weêr pessimistisch. Als de hemel valt, zijn we allen dood, zooals het spreekwoord zegt.
Karel.
Enfin, houd mij ten goede, dat ik daar anders over denk. Ieder moet maar doen, naar hem dat ’t beste schijnt; mij komt het voor dat u de zaken nog al zonderling inziet. Sedert een paar jaren wordt hier verbazend veel geld verspild aan weelde. Uitgaan, partijen, kleeding, ’t wordt alles enorm hoog opgevoerd. Dat gaat nu goed, maar .…
Van Hogerveldt,lachend.
Wel zeker, nu nog fraaier! Het mankeert er maar aan, dat je mij de les gaat lezen!
Karel.
Och, dat is mijn bedoeling niet, als u mij dan ook mijn eigen zin laat volgen. (Keert zich weêr aan zijn schrijftafel.)
Van Hogerveldt,ter zijde.
Altijd nog eigenwijs! Er valt niet tegen te redeneeren. Enfin, later zal hij er wel anders over denken. (Weder de courant inziende.) ’t Meest spijt het mij van die weergasche Maxwells, die gaan met stoom omlaag; terwijl de andere, die dalen moesten, rijzen dat het verschrikkelijk is. Juist het tegendeel van hetgeen ik wenschte. Ik heb er nog al wat in zitten; ’n kwade boel!
Anna,naar hem toekomende.
Ik geloof dat u op Karel aan ’t pruttelen was, omdat hij weêr zit te werken, is ’t niet?
[8]
Van Hogerveldt.
Och kind, ik zei alleen maar, dat hij veel te hard werkt en het zijne er niet van neemt. Hij behoeft het immers niet te doen?
Anna.
Nu ja; Karel is nog jong. Hij kan best nog wat werken. En u moet toch ook eens om mij denken. Als hij nu veel geld verdient, dan komt ons beiden dat later ten goede. Zie eens, wat ik voor u gemaakt heb. Is het geen lieve bouquet?
Van Hogerveldt.
Dank je, Anna, dank je. Ik bedoelde alleen, zie je, dat Karel reeds genoeg inkomen heeft om te kunnen trouwen en dat hij in plaats daar aan te denken, maar blijft werken, werken als hing zijn leven er aan.
Anna,naar Karel gaande en een roos aan zijn jas hechtende.
Zie zoo, ben je nu haast klaar, al te ijverige meneer? Kom, ik zou het er nu voor vandaag maar bij laten.
Karel.
Ja, Anna, ik heb nog slechts éen brief te schrijven, dan ben ik gereed.
Anna.
Nu, dan zal ik intusschen gaan zien of ik voor jou ook nog een bouquetje kan maken. (Gaat naar den achtergrond.)
Betje,uit het woonhuis rechts tot Van Hogerveldt.
Mijnheer, hier is een telegram voor u.