Rabindranath Tagore: Een biografische Schets - Noto Soeroto - E-Book

Rabindranath Tagore: Een biografische Schets E-Book

Noto Soeroto

0,0
1,99 €

oder
Beschreibung

DigiCat Uitgeverij presenteert u deze speciale editie van "Rabindranath Tagore: Een biografische Schets" van Noto Soeroto. DigiCat Uitgeverij is ervan overtuigd dat elk geschreven woord een erfenis van de mensheid is. Elk DigiCat boek is zorgvuldig gereproduceerd voor heruitgave in een nieuw, modern formaat. De boeken zijn zowel in gedrukte als e-boek formaten verkrijgbaar. DigiCat hoopt dat u dit werk zult behandelen met de erkenning en de passie die het verdient als klassieker van de wereldliteratuur.

Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:

EPUB
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0



Noto Soeroto

Rabindranath Tagore: Een biografische Schets

 
EAN 8596547477761
DigiCat, 2023 Contact: [email protected]

Inhoudsopgave

Omslag
Titelblad
Tekst

VOORWOORD.

Inhoudsopgave

Deze biographische schets, aanvankelijk als een lezing voor een kleinen kring van belangstellenden, de „Indische Vereeniging”, bedoeld, is door aanvullingen en toevoegingen uitgedijd tot een korte verhandeling. Aangezien over den Bengaalschen dichter, bij mijn weten, nog geen levensbeschrijving in de Nederlandsche taal is verschenen, heb ik gemeend goed te doen met deze schets aan het Nederlandsch lezend publiek, zoowel aan Nederlanders als aan Javanen, aan te bieden. Doch niemand is méér overtuigd van de onvolledigheid van dit geschriftje, zelfs maar als een korte biographie van den dichter-wijsgeer, dan de schrijver zelf.

Noto Soeroto.

Henri Borel, in een artikel over Tagore, schreef onlangs: „Er bestaat voor den Oosterling geen toeval. Toeval bestaat alleen voor wie het mystieke verband der dingen niet ziet. Zóó was het ook geen toeval, dat juist enkele jaren vóór dezen verschrikkelijken wereldoorlog, die het debacle is van de westersche, bijna uitsluitend materieel-intellectueele beschaving, over Europa de stem gehoord werd van den oosterschen dichter-wijsgeer Rabindranath Tagore, brengend de geestelijke tijding, dat een nieuwe era aan zal breken voor het westersche gevoelsleven en de westersche kunst”.

Inderdaad is het succes, waarmee Tagore geest en hart in Europa veroverd heeft, overweldigend. In een paar jaren tijds zijn meerdere zijner werken in bijna al de voornaamste Europeesche talen vertaald geworden, en niet alleen in Engeland, maar ook in Rusland hebben reeds opvoeringen van eenige zijner tooneelwerken plaats gevonden.

Naar mijn overtuiging echter brengt Tagore die geestelijke boodschap niet alleen voor Europa, doch ook voor alle andere volkeren buiten dit werelddeel, zoo zij slechts de deuren van hun geestes-woningen willen openen om den verkwikkenden wind, die van uit Bengalen aanwaait, beladen met den geur van de heerlijkste zielebloemen in hun atmosfeer te doen aanzweven. Ik acht het niet onmogelijk, dat ook op Java éénmaal de stem van Tagore onder de zonen des lands een talrijk gehoor zal vinden, want zelfs nu reeds begint de groote Bengalees onder de Javanen enkele bewonderaars en vereerders te tellen, ofschoon het aantal Javaansche overzettingen van Tagore’s verzen nog maar luttel is te noemen. Wanneer de Javaansche letterkunde verrijkt wordt met producten uit de Indische, speciaal Bengaalsche litteratuur, hebben wij dit te danken aan den toenmaligen Raden Mas Ario Soorjo Soeparto, thans prins Mangkoe Negoro VII; en aan hem zijn dan ook degenen verplicht, die, ofschoon geen enkele Europeesche taal kennende, toch onder de bekoring zijn geraakt van Tagore’s sublieme poëzie.

Henri Borel zegt: „In ons land was het Frederik van Eeden—en dat het juist deze, en geen andere was, kan evenmin een toeval zijn—die het eerst Rabindranath Tagore in dichterlijke, Nederlandsche taal tot ons bracht.” Hij veroorlove mij op mijn beurt te zeggen: het kàn ook geen toeval wezen, dat juist Raden Mas Ario Soorjo Soeparto, zelf kleinzoon van een grooten dichter—prins Mangkoe Negoro IV—het eerst getroffen werd door de schoonheid der van Eedensche overzettingen en toen besloot langs dien weg den Hindoe-zanger in het land der Javanen binnen te halen. Maar wat is dit een mysterie! De sporen op den weg, waarlangs de Hindoe-leermeesters rechtstreeks uit hun land naar Java kwamen getogen, zijn eeuwenlang reeds uitgewischt, doch de Javanen hebben nimmer hun oude guru’s vergeten. Na eeuwenlange scheiding schijnt het verlangen naar het wederzien zóó sterk te zijn, dat de Javanen hen weder in hun land binnenleiden, al was het langs den ontzachelijken omweg van Engeland en Nederland.

Het is met het oog op deze groote waarschijnlijkheid, deze zekerheid, durf ik wel te zeggen, dat ik mij gelukkig acht in uw midden het een en ander te kunnen mededeelen omtrent den grooten dichter, opdat gij van den aanvang af zult beseffen, wèlk een geest op het punt staat van zijn rijkdom en zijn schoonheid aan geestelijke schatten het noodige te geven voor den bloei van ons cultuur-leven. De mededeelingen, welke ik u nu ga doen, zijn grootendeels ontleend aan de Biographische studie over Tagore door diens landgenoot Basanta Koomar Roy.

De schrijver begint met ons te vertellen in welk een omgeving de dichter-wijsgeer het eerste levenslicht aanschouwde. „Poëzie,” zegt hij, „vormt een deel van ons dagelijksch leven in Indië. De eerste zegen, dien het pas geboren kindje bij zijn komst op deze wereld ontvangt, is in verzen. Wanneer het groeiende kind iets onzindelijks doet, reciteert de moeder een klein versje, waarin zij het wijst op de onwelkome gevolgen van zulk een daad. Wanneer het kind naar school gaat, worden de eerste lessen in het alphabet gegeven in verzen. Wanneer de opgeschoten jongen Sanskrit begint te leeren, is één van de eerste çloka’s, die in zijn geheugen worden ingeprent, deze: „De twee groote zegeningen, die een wijding geven aan de verschrikkingen dezer harde wereld, zijn: het smaken van den nectar der poëzie en het hebben van een goed gezelschap”. De meeste vakken, welke een student in het Sanskrit te leeren heeft, zijn geschreven in verzen—de regels der grammatica, de aphorismen der metaphysica en logica, de botanische en medische wetenschappen, astronomie, chemie en physica zijn alle in verzen. De Ramayana, het meest gelezen boek overal in Indië, is in verzen. Bij het huwelijk wordt het jonge paar ingezegend door mantram’s in verzen; en verder wanneer, na den dood, het lichaam aan het vuur of aan de aarde wordt toevertrouwd, is het weer de Hindoe-Muze der Poëzie, die de laatste woorden te zeggen heeft.”

In zulk een land en in een familie, die sedert de 10e eeuw aan den geestelijken horizon van Indië geschitterd heeft, werd Rabindranath Tagore, de Nobelprijs-winner van 1913, geboren op den 6en Mei 1861.

Op het gebied van maatschappelijke en godsdienstige hervormingen, in de herleving van schilderkunst en muziek, op het terrein van politiek en industrieel nationalisme, hebben de leden der Takur-familie (verengelscht in Tagore) onschatbare diensten aan hun land bewezen, en daarvoor verwierven zij zich de hooge achting van het Indische volk, van het Bengaalsche in het bijzonder. Prosonno Koomar Tagore, een grondbezitter, was een rechtsgeleerde van grooten naam; hij schreef en gaf boeken uit over rechtsgeleerde en opvoedings-vraagstukken en was de stichter en voorzitter der „British Indian Association”. Raja Sir Surindra Mohun Tagore, ongetwijfeld een der grootste muziek-geleerden van Indië, stichtte „de Bengaalsche Muziekschool” en „de Bengaalsche Hoogeschool voor Muziek” en schreef vele boeken over Hindoe-muziek en muziekinstrumenten. Gogonindranath en Abanindranath Tagore zijn befaamde schilders en leiders in de herleving der Hindoe-schilderkunst. De laatste telt bijna alle jonge schilders van naam, als Asit Koomar Haldar en Nanda Lal Bose, onder zijne discipelen. Beroemd zijn van Abanindranath „The victory of Buddha” en „Karna and Kunti”. Maharaja Ramanath Tagore, de broeder van des dichters grootvader, was politicus en publicist. Dwarakanath, de grootvader, was land-edelman, stichtte de „Grondbezitters-vereeniging”; philantroop en sociale hervormer ageerde hij tegen de satī (weduwen-verbranding). Dwijendranath, de oudste broeder des dichters, een philosoof, is iemand met zulk een rein en heilig gemoed, dat de eekhorens van de boomen afspringen om tegen zijn knieën op te klauteren en de vogels neerstrijken op zijne handen.

Verreweg de merkwaardigste van des dichters voorouders was zijn eigen vader: Debendranath Tagore. Hij was Raja nòch Maharaja, titels waar hij niets om gaf, aangezien het volk hem reeds versierde met een schooneren titel, nl. dien van „Maha Rishi” (Groote Wijze). Ofschoon Debendranath niet de intellectueele wedergade was van zijn leermeester Raja Ram Mohun Roy, den vader van het moderne Indië, vond hij toch in toewijding voor de zaak der sociale en religieuze hervormingen, in bereidwilligheid om te offeren aan en te lijden voor een beginsel, zijn gelijke niet. Zoon van een prins, maar begaafd met een hoogen zin voor moreele plicht, weigerde hij, ofschoon er geen wettige noch documentale verbintenis bestond, één onwaardig „neen” te zeggen en gaf héél zijn uitgestrekt landgoed aan de schuldeischers zijns vaders, zoodat hij zichzelven bracht tot de positie van een pauper. Geen wonder, dat het volk hem versierde met den titel Maharshi; en geen wonder ook, dat de goedgezinde schuldeischers, bewogen door de heroïsche eerlijkheid van Debendranath, een compromis sloten en eenig eigendom overlieten aan den jeugdigen wijze en ziener.

Maharshi Debendranath Tagore was een van Indië’s grootste geestelijke leiders. Zijn godsvrucht was aanstekelijk. Eens vroeg hem een sceptisch-gezinde vriend: „Gij spreekt altijd en altijd over God! Wat hebt gij voor bewijzen, dat er inderdaad een God is?”

De Maharshi wees op een licht en vroeg toen zijn vriend: „Weet ge, wat dat is?”

„Een licht”, was het antwoord.

„Hoe weet ge, dat daar een licht is?”

„Ik zie het; en het behoeft geen bewijs, het is van-zelf-sprekend.”

„Zoo is het ook met het bestaan van God”, antwoordde de Maharshi. „Ik zie Hem in mij en buiten mij, in elk ding en dóór elk ding, en het behoeft geen bewijs; het is van-zelf-sprekend”.