Prudens van Duyse (1804-1859) was een prominent figuur in de vorming van de Vlaamse literatuur na 1830 en vanaf 1838 stadsarchivaris van Gent. Hij produceerde op rap tempo honderden gedichten en was daarnaast werkzaam als onder andere filoloog, componist en historicus. Van Duyse was sterk van mening dat in poëzie het gevoel van de dichter centraal zou moeten staan, wat terug te zien is in zijn dichtkunst. Dichters waren volgens hem bijzondere mensen, met een talent waarover slechts weinigen beschikken. Van Duyse werd vooral beroemd door zijn dichtbundels zoals 'Vaderlandsche Poëzy' (1840), maar ook met langere dichtwerken zoals 'Jacob van Artevelde' (1859) en 'Natalia' (1842).