Space Rats - Bavo Dhooge - E-Book

Space Rats E-Book

Bavo Dhooge

0,0

Beschreibung

De ruimteshuttle van multimiljonair Sly Pollock is vertrekkensklaar. Meerdere mensen willen graag aan boord. Een zangeres die een clip wil opnemen in de ruimte. Een ex-marinier met grootheidswaanzin. Een FBI-agente die vermoedt dat er iets niet in de haak is. De lijst is lang en eigenlijk is maar één persoon die níet mee wil: Dwayne Bryce, de piloot van de shuttle. Hij kampt met vliegangst (en alcoholisme). Niemand van dit stelletje losers en klunzen vermoedt dat ze in een val lopen. "Space rats" begint als een komedie, maar klik de riemen vast: na een tijdje wordt ook de lezer de ruimte in geslingerd, voor verwikkelingen die de scifi-fan zullen bevallen. Los Angeles is een serie van spannende titels die zich afspelen in, waar anders, de City of Angels. Humor wordt op een kunstige manier gecombineerd met misdaad, geweld, affaires en moord. De boeken in de serie verrassen elke keer weer met verschillende eigenaardige hoofdpersonen, en de vindingrijke karakters maken van het geheel een bruisende en bloedstollende belevenis.

Sie lesen das E-Book in den Legimi-Apps auf:

Android
iOS
von Legimi
zertifizierten E-Readern
Kindle™-E-Readern
(für ausgewählte Pakete)

Seitenzahl: 382

Veröffentlichungsjahr: 2022

Das E-Book (TTS) können Sie hören im Abo „Legimi Premium” in Legimi-Apps auf:

Android
iOS
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Bavo Dhooge

Space Rats

 

Saga

Space Rats

 

Copyright © 2016, 2022 Bavo Dhooge and SAGA Egmont

 

All rights reserved

 

ISBN: 9788726953442

 

1st ebook edition

Format: EPUB 3.0

 

No part of this publication may be reproduced, stored in a retrievial system, or transmitted, in any form or by any means without the prior written permission of the publisher, nor, be otherwise circulated in any form of binding or cover other than in which it is published and without a similar condition being imposed on the subsequent purchaser.

 

www.sagaegmont.com

Saga is a subsidiary of Egmont. Egmont is Denmark’s largest media company and fully owned by the Egmont Foundation, which donates almost 13,4 million euros annually to children in difficult circumstances.

Voor Chuck Yeager

‘I feel fine. How about you?’

yuri gagarin

tijdens zijn eerste ruimtevlucht

‘Space is hard.’

richard branson

‘The conquest of space is worth dying for.’

gus grissom

Een commerciële ruimteshuttle die een testvlucht niet doorstaat en crasht. Een dronken piloot die spoorloos is. Een doofpotoperatie. Een agente die zich uitgeeft voor reporter. Een kaping die geen kaping is.

De verdwijning van een zangeres die een clip in space wou opnemen. Een ontvoering. Een moord.

Een kaping die wel een kaping is. Nog een moord. De aap van de popster die mee aan boord wil. En nog een paar verrassingen op aarde… en in space.

I

Het landschap van de Mojavewoestijn was als een fata morgana. Het deed Ziggy denken aan Mars of de maan, al had hij zijn hele leven nog geen stap buiten South L.A. gezet. Maar daar zag je natuurlijk ook de meest vreemde wezens. Ziggy beschouwde zichzelf als een gestrande astronaut, als James Brolin in die film eind jaren zeventig over die gasten die een ‘landing’ op Mars in een studio hadden opgenomen om het volk te bedotten.

De loods lag nu meer dan een mijl achter hem. Ziggy wilde nog een paar meter verder stappen, maar als het dan een leegte bleef, zou hij zich omdraaien en weer naar de loods gaan. Op de volgende helling bleef hij staan.

Daar had je hét.

Ziggy zag het wrak. Het tuig schitterde in de hitte. Het was gecrasht. Hij tastte naar zijn smartphone en belde de man die hem eerder had gebeld.

‘Wie is dit?’ vroeg de stem.

‘Ziggy,’ zei Ziggy.

‘Zie je het, Ziggy?’

‘Ja, ik zie het,’ zei Ziggy. ‘Wat is het? Een ruimteschip?’

‘Je ziet het toch,’ zei de stem. ‘Wat zie je precies?’

‘Een ruimteschip.’

‘Doe normaal,’ zei de stem.

‘Het is een ruimteschip.’

‘Het is geen ruimteschip,’ zei de stem.

‘Wat dan? Het lijkt wel de fucking Enterprise.’

‘Het is een shuttle.’

‘Het is een ruimteschip.’

‘Het is dé shuttle,’ zei de stem.

‘Welke shuttle?’

‘Je weet toch in wat voor branche ik zit, Ziggy?’

Ja, dat wist Ziggy. Maar man, het sprak zo tot de verbeelding. Ziggy voelde zijn ademhaling stokken. Het léék een ruimteschip. Hij wist dat de dag ooit zou komen dat ze hier zouden landen. Hij wist alleen niet dat het vlak voor zijn neus zou gebeuren, in de Mojavewoestijn. Hij had het in strips en in films gezien, maar dit was echt.

‘Oké,’ zei Ziggy. ‘Het wás een shuttle.’

‘Het ziet er niet uit, hè?’

‘De shuttle is stuk.’

‘Shit.’

‘Dat is het minste wat je kunt zeggen.’

Het bleef even stil.

‘Ja,’ zei Ziggy. ‘Wat doe ik hier precies?’

De stem leek even van slag.

‘Je staat dus voor het wrak.’

‘Ja, zo zou je het kunnen noemen.’

‘Het wrak van één miljard.’

‘Bummer,’ zei Ziggy.

‘Wat je zegt.’

‘Wat moet ik doen? Een foto nemen?’

‘Verrek!’ zei de stem.

‘Wat dan wel?’

De man aan de andere kant was het verlies van de shuttle aan het verwerken.

‘Mag ik vragen wat hier aan de hand is?’

‘Dit is wat ik van je wil, Zig. Je wilt naar dat wrak gaan.’

‘Nou, ik weet niet of ik dat wel wil,’ zei Ziggy.

Hij wist nog steeds niet zeker of het wel een shuttle was en geen ruimteschip. Die weerexperimenten waren ook niet altijd zomaar ballonnen.

‘Geloof me, dat wil je wel.’

‘Ik wil weten waar Brody ergens zit.’

‘Vergeet Brody even, Ziggy.’

‘Vergeet Brody even? Brody is mijn broer. Als je me vraagt hem even te vergeten, dan zal dat wel voor iets machtigs moeten zijn.’

‘Relax, Brody is safe.’

‘Waarom wil je dat ik naar dat wrak stap?’

‘Omdat het is wat ik wil, Zig.’

Ziggy zuchtte.

‘Je stapt erheen en je gaat naar binnen.’

‘Naar binnen?’

‘Wat anders?’

‘Ik dacht…’

‘Je denkt te veel en je doet te weinig, Zig. Ga naar binnen en kijk rond. Er kan je niets gebeuren.’

Ziggy keek naar beneden.

De stem zei:

‘Ik bel je over een paar minuten weer op. Hou je telefoon bij de hand. Dan kan je me vertellen wat er aan de hand is.’

Ziggy wilde nog iets zeggen, maar er was al opgehangen. Zelfs toen nog zag Ziggy het gezicht van de man die hij net aan de lijn had. Hij zag het gezicht voor zich: de vent met de enorme oren. Ziggy vroeg zich af wat voor smartphone de man tegen zijn olifantenoren hield. Een Samsung Galaxy 10.0?

Ziggy daalde de helling af. Hoe dichter hij bij het wrak kwam, hoe meer beelden er door zijn hoofd schoten. Roswell. nasa . Cover-up. Aliens. The X-Files. Groene mannetjes op een brancard in een loods. Mannen met een zonnebril en een maatpak. Men in Black. Will Smith toen hij nog cool was en die blanke gozer.

Ziggy stapte op het wrak af. Toen hij eraan kwam, zag hij het.

Het wás de shuttle. Hij zag het logo op de shuttle en las de woorden af:

‘rats .’

Hij keek rond, boog het hoofd en ging het wrak binnen. Het rook er naar metaal, rook en benzine. Het was een wrak en het was geen ruimteschip. Maar het was uitgebrand, dus kon het ook geen kwaad om een kijkje te nemen.

Een paar meter verder stopte hij.

Het kon wel kwaad.

2

Ziggy belde het nummer van Spock.

‘Shit!’ was het eerste wat hij zei.

‘Wat is er?’ vroeg Spock.

‘Er ligt hier een vent,’ zei Ziggy.

‘Natuurlijk ligt daar een vent, Ziggy.’

‘Ben je zeker dat het een vent is en geen alien?’

‘Wil je eens ophouden over die aliens?’

‘Ze kunnen zich transformeren.’

‘Ziggy, wat denk je? Dat die shuttle uit zichzelf is neergestort?’

Ziggy keek naar de vent. Hij lag er levenloos bij. Het was een man. Een mens. Het was geen alien. Al had Ziggy op dat moment wel liever een ET gezien. Spock vroeg:

‘Wat zie je nog?’

‘Hij heeft een pak aan. Een ruimtepak!’

Ziggy kon het nog steeds niet geloven. Ziggy, die het om de haverklap tegen alles en iedereen had over zijn plan om ooit een zaak te beginnen, met strips en posters van B-films en sciencefictionfilms. De hele dag lang in een andere wereld vertoeven en naar oude special effects kijken. Nu leek het er sterk op dat hij in zo’n poster was gestapt. Ziggy, die gek was van Flash Gordon en Ironman. Ziggy, die gebogen stond om onder het dak te kunnen. Hij keek neer op het pak voor hem. Met een helm op. Ziggy had het gevoel dat hij op instorten stond. Crashen, net als het wrak.

‘Oké, je staat dus in dat wrak. Wat zie je?’

Ziggy dacht dat het een grap was. Charade. Ik zie wat jij niet ziet.

‘Die vent daar aan je voeten is dood. Klopt?’

Wat, klopt?

‘Het is hier donker.’

‘Je begint me een beetje op mijn zenuwen te werken. Er moet daar een stijve liggen. Ja of ja?’

‘Als je het zo stelt.’

‘Confirméér, Zig. Confirmeer. Zie je of zie je geen lijk?’

Ziggy durfde het niet hardop te zeggen. Hij had nog nooit in zijn leven een lijk gezien. Ja, in films en in strips, maar nog nooit in levende lijve. Of beter: in dode lijve.

‘Ah, een lijk. Dát lijk! Ja, nu zie ik het.’

‘Dat dacht ik al.’

‘Wat wil je dat ik doe?’

‘Ik wil dat je confirmeert dat hij echt dood is.’

‘Wat?’

‘Welk woord heb je precies niet verstaan, Zig? Confirmeer?’

‘Ik weet wat het betekent,’ zei Ziggy.

‘Wel, doe het dan!’

Ziggy keek naar het pak alsof het een ratelslang was. Hij wist niet hoe eraan te beginnen. Hij bukte zich en voelde aan het pak met de letters ‘rats’ op. Het was smerig en glad, en het rook naar benzine. De helm zag pikzwart.

‘Ik weet niet wat ik moet doen, meneer Spock.’

‘Je controleert of hij dood is, Ziggy.’

‘Tss.’

‘Waarom heb ik de indruk dat ik alles alsmaar herhaal?’

‘Maar hoe?’

‘Je vertelt hem een mop en wacht tot hij lacht. Oké?’

Ziggy had het pak nu omgedraaid. Hij veegde het stof en de as van de helm en zag zichzelf. Hij zei:

‘Hé!’

‘Wat zei je?’ vroeg Spock.

‘Ik heb het tegen hem,’ zei Ziggy.

Hij zei het nog een keer:

‘Hé!’

‘We hebben niet de hele dag, man. Is die gozer dood of niet?’

Ziggy stond op en trapte op het pak. Er kwam geen reactie. Hij gaf nog een trap, maar er kwam niets meer. De man, wie het ook was, was morsdood. Ziggy voelde zijn maag omdraaien. Hij kotste er alles uit, vlak naast de man in het pak. Hij dacht dat het daarmee van de baan was en zei:

‘Ik heb gedaan wat je me hebt gevraagd. En nu wil ik waar ik om heb gevraagd. Ik wil Brody zien.’

‘Je bent bijna klaar, Ziggy.’

‘Ik bén klaar.’

‘Nee, je bent nog niet klaar. Er is nog één ding. We moeten opschieten. Straks krioelt het daar van een massa mensen die er de marshals bij roepen die er op hun beurt de fbi bij roepen die er op hun beurt de cia en de staatsdienst bij roepen en dat wil ik allemaal niet hebben. En wat we al helemaal niet kunnen hebben is een slachtoffer in mijn shuttle, Ziggy. Dat is slechte reclame.’

‘Ik raak die vent met geen vinger meer aan,’ zei Ziggy.

‘Je hoeft hem niet aan te raken.’

‘Hij is misschien radioactief.’

‘Straks ruimen ze de boel op. Maar jij bent de échte opruimer, Ziggy.’

‘Wat?’

‘Wat je nu gaat doen is dat pak uit het wrak halen,’ zei Spock.

Ziggy zei:

‘Ik denk dat ik je niet goed verstaan heb.’

‘Je hebt me wel verstaan. Doe het.’

‘Wat een grap!’

Hij wilde het weglachen, maar Spock werd pittig crispy.

‘Wil je je broer, Zig? Dan moet je dat pak uit dat wrak halen.’

Ziggy dacht: dit was niet de deal. Maar hij wist dat hij er niet onderuit kon.

‘Wat moet ik doen nadat ik hem uit het wrak heb gehaald?’

‘Dat vertel ik je wel als je zover bent. Ik bel over twee minuten terug. Denk je dat je die klus kan klaren op twee minuten?’

Ziggy wilde zeggen dat hij het zou proberen.

Maar Spock had al opgehangen.

3

Spock wachtte niet eens twee minuten. Hij had het gehad met dat wachten. Hij zat op tien mijl van de plek waar het wrak lag. Meer bepaald stond hij voor het raam van de rats -basis dat uitkeek over de Mojavewoestijn. De basis was compleet leeg. De werknemers van rats – Recreational Adventures in Time & Space – waren op dat moment in alle staten nadat ze over de mislukte landing hadden gehoord van de eerste commerciële ruimtevlucht van rats , het bedrijf dat Sly – Spock – Pollock had opgericht om na de jarenlange Space Race die Britse Dick, Richard Branson, de loef af te steken. Verrek, hij had zelfs William Shatner – ‘I’m William Shatner’ – zover gekregen om de stem in te spreken van de boordcomputer van de shuttle. Spock had in de eerste plaats aan Leonard Nimoy gedacht, de echte Spock uit de originele Star Trek, maar die was er niet voor te vinden en dus werd het al snel ‘I’m William Shatner’. Het was niet hal uit Space Odyssee en het was ook al niet r2d2 uit Star Wars, maar het was beter dan niets.

Nu stond Spock te bedenken hoe lang het dat groentje zou kosten om dat pak uit de shuttle te slepen. Want dat dat pak en de crash niets met elkaar te maken mochten hebben, stond als een paal boven water.

Er bestond ook nog zoiets als een schietstoel. Spock zag geen man in dat wrak. Spock zag een man net voor de crash op een knop duwen en de schietstoel lanceren. Spock zag de man landen en nadien op de persconferentie verklaren dat hij het op het nippertje had gehaald. Spock zag geen lijk. Wat, welk lijk?

Spock telde de seconden af en belde Ziggy terug.

‘Waar is dat pak? Heb je hem er al uitgehaald?’

De stem van Ziggy klonk hees.

‘Ik heb hem eruit gekregen,’ zei Ziggy.

Het ‘meneer’ was verdwenen, net als de rest.

‘Ik heb gedaan wat je hebt gevraagd, maar het viel niet mee,’ zei Ziggy. ‘Waar is Brody?’

‘Je bent er bijna.’

‘Ik ben er, Spock. Wat wil je nog meer? Wil je dat ik hier een put graaf en hem onder de grond stop? Want als je dat in gedachten hebt, mag je het vergeten. Ik maak mijn handen niet meer vuil.’

‘Wat je wilt, is hem naar je wagen brengen…’

‘Jezus, er komt geen eind aan dit gezever.’

‘Ziggy?’

‘Ja?’

‘Je brengt hem naar je wagen en stopt hem in de koffer.’

‘Dit is een nachtmerrie,’ hoorde Spock het groentje zuchten.

Hij zag hem niet, maar toch zag hij Ziggy de woestijn rondkijken.

‘Waar denk jij hier een wagen te vinden? Wil je hem aan de kant van Route 66 zetten en hem laten liften naar Vegas om nog een rondje te dobbelen?’

‘Ziggy, ik weet dat je een wagen hebt.’

‘Jij weet alles, hè? Weet je ook welke vinger ik opsteek?’

‘Doe het nou gewoon. Oké?’

‘Nee, niet oké,’ zei Ziggy.

Stilte.

‘Maar ik zal het wel moeten doen als ik Brody wil, zeker?’

‘Je wordt er niet dommer op.’

‘Als je dat maar weet.’

Spock staarde uit het raam. Hij zag een kale vlakte en zag hem in gedachten staan. Ziggy, met aan zijn voeten een pak met een man in die hij moest lozen voor het hele circus er aankwam.

‘Dit is een geintje, hè?’ vroeg Ziggy.

‘Er is geen geintje als je doet wat ik vraag en het enige wat ik je vraag is om die lamstraal in de koffer van je wagen te stoppen.’

‘Wat denk je dat dit is? De Bermuda-driehoek waar alles zomaar kan verdwijnen? Als je denkt…’

‘Ben je klaar, Zig?’

‘Ik zeg je maar hoe ik het zie.’

Spock draaide zijn tong in zijn wang. Hij zag de vlakte en het leek wel alsof hij, door zich de hele scène voor te stellen, hij hem ook in gang kon zetten. Een vorm van telekinese. Hij wachtte nog een paar seconden. Het bleef stil.

Toen hoorde hij Ziggy op een andere manier zuchten. Het zuchten van een vent die aan de slag ging. Ziggy, die er zich aan had gezet en het pak naar de wagen in de woestijn aan het slepen was. Ziggy, die de man over zijn schouder had gelegd, als een soldaat die een maat naar de helikopter droeg. Wel, dit was ook oorlog. Spock besloot om hem maar niet te vragen of het wat opschoot. Hij liet het zijn gangetje gaan. Toen het weer stil werd, zei Spock:

‘En?’

‘Ik ben er,’ zei Ziggy.

‘Oké, ligt hij in je koffer?’

‘Nee, hij zit op de achterbank. Man, jij bent niet van deze wereld. Denk je dat ik dat zomaar kan?’

Spock wachtte. Een eeuwigheid. Hij hoorde het groentje de koffer openen. Hij hoorde hem het lijk in de koffer stoppen.

‘Hij ligt erin,’ zei Ziggy.

‘Jij bent de man, Zig.’

‘Ja ja. Wat nu?’

‘Perfect.’

‘Nu zit de klus erop, hè?’ zei Ziggy.

Probeerde Ziggy.

‘Nee.’

‘Wat nee?’

‘Nu wil ik alleen nog dat je je wagen in de fik steekt.’

Het bleef weer stil. Deze keer was er geen zucht te horen. Toen:

‘Zeg dat nog eens.’

‘Ik wil dat je je wagen in de fik steekt,’ zei Spock.

‘Je bent gek, man,’ zei Ziggy. ‘Dat is een Mustang uit ’76! Weet je wel hoe lang ik gespaard heb om die bak op de kop te tikken? Jezus, mijn wagen zomaar in de fik steken. Wie denk je dat ik ben? Joe Pesci?’

‘Het is toch niet de eerste keer dat je een lijk moet dumpen?’

Ziggy haalde de schouders op en zei:

‘Eh, ja!’

‘Ik wil dat je dat pak in de fik steekt.’

‘Waarom? Hij is al helemaal verbrand. Waarom moet hij dan nog een keer dood? Hij is al zo dood als disco. Is dit soms een test?’

‘Het is geen test. Het is een deal breaker,’ zei Spock. ‘Doe het.’

‘Ik vertik het,’ zei Ziggy.

‘Als je zo verknocht bent aan die wagen van je…’

‘Niet zomaar een wagen! Een Mustang!’

‘Als je zo verknocht bent aan die Mustang, dan koop ik wel een nieuwe voor je,’ zei Spock. ‘Het gaat erom dat die man in dat pak van de aardbodem verdwijnt. Heb je dat? Zoals in “spoorloos”. Zoals in “foetsie”. Zoals in: “nooit bestaan”.

‘Ik wil veel doen, maar ik ga niet mijn eigen Mustang in de fik steken. Dat mag je me niet vragen. Dat is net als mijn eigen lul eraf snijden.’

‘Daar kan voor gezorgd worden. Als je je wagen niet in de fik wilt steken, dan zit er niets anders op.’

‘Wat dan?’

‘Dan zal je hem daar moeten begraven.’

Ziggy keek naar het pak in de koffer van zijn Mustang. Het was een hels karwei geweest om die gozer in de koffer te krijgen. Als hij hem hier moest begraven, dan zou hem dat weer een hels karwei kosten. Oké, er was zand genoeg in de Mojavewoestijn om een put te graven, maar er waren nog een pak andere plekken waar je een man van de aardbodem kon doen verdwijnen. Ziggy zei:

‘Ik kan hem ook ergens anders dumpen.’

‘Waar?’

‘Weet ik veel. In de oceaan. In een afgrond. In de Canyons.’

Spock dacht erover na.

‘Waarom niet? Als het je niet stoort om nog even met die gozer in je koffer rond te rijden.’

Ze waren het er eindelijk over eens. Ziggy keek naar de koffer en zei:

‘Wie is het eigenlijk?’

‘Het is een man van eer die zijn leven heeft gegeven voor de wetenschap en de vooruitgang, Ziggy. Maar dat hoeft de rest van de wereld niet te weten. Geloof me, het is veel beter als we een wereld creëren met helden en deze held heeft er geenszins het leven bij gelaten. Deze held is een echte superheld die net op tijd zijn schietstoel en parachute heeft gebruikt.’

‘Oké,’ zei Ziggy. ‘En hoe heet deze held?’

Het bleef even stil tot Spock zei:

‘Dwayne. Dwayne Bryce. Piloot Dwayne Bryce.’

‘Dit is heel top secret, hè?’ vroeg Ziggy.

‘Heeft een non een droge doos? Je mag jezelf wel op de borst kloppen, Ziggy. Dit is geen kattenpis. Dit is niet zomaar een vuurpijl die je de hemel inschiet, als je dat maar weet.’

‘Ik wil het allemaal niet weten,’ zei Ziggy.

Ziggy leek zich af te vragen waar Mulder en Scully van The X-Files ergens uithingen. Hij keek nog een laatste keer naar het pak van Dwayne Bryce en sloot de koffer, klaar als hij was om de held in het ravijn te dumpen.

4

Een week eerder stond Jenny Jàmes aan gate acht van luchthaven lax te wachten. Ze had een paar mannetjes aan elke uitgang en ingang staan, maar ze was er niet gerust in. Jenny, de jolige Latina die het niet kon verdragen als je zei dat ze op die ándere Jenny, J-Lo, leek. Deze Jenny werkte echt voor de Feds, niet zomaar in een film, en momenteel deed ze haar werk. Het wapen droeg ze in een holster in de binnenkant van haar blazer. Een paar keer had ze getest hoeveel seconden het haar zou kosten om de Colt te voorschijn te halen. Als het nodig was. Nu zat haar hand niet aan het wapen, maar aan het oortje waarmee ze in contact stond met de jongens op het bureau.

‘Weet iemand wanneer onze vogel naar zijn nest komt gevlogen?’

‘Elk moment, Jenny,’ zei de stem. ‘Hou je ogen open.’

Jenny zei:

‘Ik zie enkel mensen met een bord om een verloren zoon of dochter te verwelkomen. Waarom hebben wij zo geen bord?’

‘Dit is niet het moment om grapjes te maken, Jenny.’

‘Het was geen grapje. “Welcome home, Brody.” Had ik zo in elkaar kunnen flansen,’ zei ze. ‘Dan wist die vent tenminste in wiens armen hij kan lopen.’

‘Dank voor de tip, Jenny,’ zei de stem. ‘We zullen de volgende keer voor een bord zorgen. Maar vandaag hebben we zo’n bord niet, dus zul je het met je eigen ogen moeten doen. Zal dat lukken?’

‘Het lukt als ik hem zie, maar ik zie hem nog niet.’

‘Hij komt,’ zei de stem. ‘Hij móét komen. Hij kan niet zomaar uit dat vliegtuig zijn gesprongen.’

Jenny bleef de gate uitkammen. Ze zag mensen in elkaars armen vallen. Ze zag mensen op hun bagage wachten. Maar ze zag geen man die ze moest vatten. De man die Brody Baldwin heette en die zonder te weten in haar armen had moeten lopen.

‘Ik zie hem nog steeds niet.’

‘Je moet hem zien, Jenny.’

‘Ben je zeker dat hij niet al langs ons is gepasseerd?’

‘Jij bent de undercoveragente, niet Brody Baldwin. Als je hem niet ziet, kijk dan uit naar die aap die hij heeft meegebracht.’

‘Wat voor aap is het eigenlijk?’

‘Wat?’

‘Er zijn vele soorten apen. Ik bedoel, is het een chimpansee? Een gorilla? Een makaak?’

‘Hou me nu niet voor de gek, Jenny. Hoeveel apen lopen er daar rond? Een aap is een aap en als je een aap ziet, zal je die vent ook wel zien.’

‘Sorry, maar voorlopig zijn wij het die voor aap staan.’

‘Het is een chimpansee, als je het per se wilt weten.’

‘Ik wist niet dat apen mochten meevliegen. Bestaat daar geen speciaal vrachtvliegtuig voor?’

‘Dit is een heel speciale aap, Jenny. Het is de koning van de apen.’

‘Dus die speciale aap zat gezellig naast ons mannetje bij het raam?’

‘Neen, wel in de bagageruimte.’

‘Laat me raden: in een gouden kooi?’

‘Nee, in een gewone kooi.’

Toen vroeg Jenny’s baas:

‘Je hebt toch ook zicht op de gate voor de bagage?’

‘We hebben er twee mannetjes staan. Maar geen man met een aap. Wie weet zitten ze allebei nog in het toilet van de vlieger.’

‘Dat is niet eens grappig, Jàmes.’

Plots was er een bonk te horen. Jenny liet het oortje los en zag een man door de gate stormen. Jenny had haar hand al bij haar wapen, klaar om het te voorschijn te halen en te richten, klaar om haar ding te doen en te zeggen waarop het stond, dat dit de fbi was en dat Brody Baldwin vandaag tegen de lamp was gelopen. Moest hij maar niet zo stom zijn om net dit vliegtuig te nemen en hier in L.A. te landen, met wat handbagage en een aap.

‘Jenny? Wat is er gaande?’

Maar de man liep in de armen van zijn liefje dat op hem stond te wachten.

‘Shit.’

‘Wat?’

‘Hij is het niet,’ zei ze.

Ze liet het wapen zitten.

‘Wie is het niet?’

‘Hij is de ware niet,’ zei ze. ‘Vals alarm.’

‘Je bedoelt dat hij nog steeds niet door die gate is gekomen? Dat kan niet. Hij moet door die gate komen, Jenny. Ik heb de gegevens hier bij mij. Dat vliegtuig moest allang geland zijn. Waar zit die kerel? Zeg me niet dat hij in de cockpit een airhostess aan het bangen is.’

‘Ik zeg je wat ik zie, en dat is niet veel.’

‘Ben je zeker dat hij niet aan een andere gate staat te wachten op die aap?’

‘We hebben overal een mannetje staan. Ik zeg het: hij houdt ons voor de aap.’

‘Je hebt toch de bevestiging dat dat vliegtuig is geland?’

O, o.

‘Wat?’

Jenny keek de andere kant op. Ze liet de passagiers voor wat ze waren en omdat er toch niemand meer uit de gate kwam en ze tegen een leegte aankeek, staarde ze naar het bord met de uren van vertrek en aankomst.

‘Jenny, heb je wel of heb je geen bevestiging gekregen dat dat vliegtuig daar al is geland?’

Shit.

Daar stond het.

Het vliegtuig was niet geland. Het was vertrokken, maar waar was het dan?

‘Baas?’

‘Ja?’

‘Wat betekent nl?’

De stilte duurde net lang genoeg om Jenny James weer naar de gate te laten staren, in de hoop dat haar mannetje toch nog door de sluis zou komen. Met de aap. Een glimlach op zijn gelaat, en dan Jenny die op hem zou afstappen, met de armen open en de woorden:

‘Brody, waar zat je zo lang? Ik dacht al dat je niet meer zou komen! Je maakte me zo ongerust. Wie heb je hier meegebracht? King Kong?’

Jenny die haar armen zou openen, klaar voor een knuffel, maar dan net snel genoeg de Colt zou tevoorschijn halen. Jenny die iets zou zeggen zoals Lana Turner:

‘Hé, is dat een Colt in je kruis of ben je gewoon blij om me te zien?’

Maar de gate bleef leeg. Jenny’s baas bleef aan de lijn en Jenny bleef op haar honger zitten.

‘nl , hé?’ zei haar baas.

‘Laat maar. Ik weet al wat het betekent,’ zei Jenny.

Ze had het ooit één keer eerder gezien. Dat was toen ze niet voor haar werk vloog, maar op vakantie was.

‘nl staat voor noodlanding.’

‘Dat kun je niet menen, Jenny.’

‘Ik vrees dat de vogel gaan vliegen is.’

‘Jenny, je neemt me in de zeik, hè?’

‘Het spijt me,’ zei Jenny.

‘Wat is er aan de hand?’

‘Het is ergens anders geland.’

‘Waar dan?’

‘Wat maakt het uit?’ zuchtte Jenny. ‘Al was het in Alaska, het is niet hier.’

Nu bleef het stil. Jenny wist dat de baas haar ervan langs zou geven. Daar kwam hij al.

‘Wil je me nu vertellen dat jij daar al een uur wortel staat te schieten en dat je godverdomme staat te wachten op een geest? Je kan nog beter op Bigfoot wachten.’

‘Het is niet bewezen dat Bigfoot niet bestaat.’

‘Hou op met je grapjes, James! Ik wil een uitleg.’

‘Hij zit nog steeds op het vliegtuig. Het is alleen hier niet,’ zei Jenny.

‘Ik… als je maar weet dat ik het hier niet bij laat, James.’

‘Wacht, ik zal vragen wat er met die vlucht is gebeurd.’

Jenny hing op en stapte naar de balie. Onderweg zag ze haar mannen vragend de schouders ophalen. Ze waren allemaal net als zij undercover. Ze hadden zich speciaal opgekleed voor dit feestje. Waarom was het toch altijd, zo vroeg ze zich af, dat wanneer mannen undercover gingen ze altijd de meest foute hemden en kleren vonden om nog meer op te vallen? Apen waren het.

‘Sorry,’ vroeg ze aan de dame achter de balie. ‘Maar ik zie dat vlucht 57 nog niet is geland. Er staat nl. Dat staat voor noodlanding, hè?’

De dame zei dat vlucht 57 inderdaad net voor L.A. een noodlanding had moeten maken in San Diego. Jenny vroeg waarom. Een storing? Een storm kon het niet zijn want het was vier uur in de middag en er was geen wolkje of windje te zien.

‘Ik vrees dat ik u niet meer informatie kan geven, mevrouw…’

Jenny toonde haar badge en zei:

‘En ik vrees dat ik die informatie toch zal moeten krijgen.’

‘Een kaping, dat was het.’

‘Je meent het,’ zei Jenny.

Dat moest lukken.

‘Wel, het was een grapjas die zich voordeed als kaper. Maar de piloot was helemaal van zijn stuk en wilde het risico niet nemen en daarom zijn ze in San Diego geland.’

‘San Diego.’

‘Jazeker.’

Wat een grap.

‘Een slechte grap als u het mij vraagt,’ zei de dame.

‘Nee, de beste grap die ik sinds lang heb gehoord,’ zei Jenny.

Ze dankte de dame en was weer op weg naar de gate. De gate waar nu niemand meer zou doorkomen behalve de geest van Elvis. Onderweg deed ze teken naar haar mannetjes dat ze het voor gezien konden houden. Ze wuifde met haar hand onder haar keel om aan te geven dat het een maat voor niks was.

‘Ze hebben een noodlanding gemaakt,’ begon Jenny tegen haar baas. ‘Krijg nou wat. Als dat geen toeval is. Zit die kerel op het vliegtuig dat we hier verwachten, blijkt net dat vliegtuig te zijn gekaapt.’

‘Ja, luister even hier, James,’ zei haar baas. ‘Als je een beetje sneller bij de pinken was geweest, dan had je misschien al een halfuur eerder in de gaten gehad dat er iets mis was. Je had dan misschien al in de mot kunnen hebben dat er geen vliegtuig, geen Brody Baldwin en ook geen aap zouden binnenvliegen en dan zouden wij geen dozijn mannen voor niets naar hun eigen tenen hebben laten staren. Wat heb je daarop te zeggen? James?’

Jenny wilde zeggen dat hij haar naam weer verkeerd uitsprak. Het was niet James zoals in James de butler, het was Jàmes, op zijn Spaans, zoals die voetballer. Maar iets zei Jenny dat dit niet het moment was om grappig uit de hoek te komen. De grap was al gemaakt en de grap was dat Brody Baldwin in geen velden of wegen te bespeuren was en wellicht al op het strand van San Diego aan een mojito aan het lurken was, samen met die aap.

‘Niks, dat heb ik daarop te zeggen. Ik heb het verkloot.’

‘Als je dat maar weet, James. Maar die vlieger komt toch nog aan in L.A. Of niet soms?’

Jenny wist waar hij op doelde.

‘Het is niet omdat ze een noodlanding in San Diego maken dat ze niet verder vliegen. Wat met al die passagiers die deze fijne mooie stad L.A. willen bezoeken?’

‘Ik weet niet…’

‘Maar ik weet het wel, James. En ik wil dat je je klaar houdt voor als ze binnenkomen. Het is gewoon uitstel van executie.’

‘Als je het zo stelt.’

Dat deed ze dus. Ze wachtte nog een vol uur en zag toen op het bord dat vlucht 57 inderdaad onderweg was na de noodlanding in San Diego. Toen, nog een uur en twee cappuccino’s later, kwam het sein dat het vliegtuig was geland. De passagiers kwamen door de gate.

Jenny was van niet veel meer zeker, maar ze wist één ding: Brody Baldwin moest en zou door die gate komen. Hij moest in haar armen lopen. Het stond gewoon in de sterren geschreven.

‘Hou je klaar,’ zei Jenny in haar oortje tegen haar mannetjes.

Ze zag de passagiers. Ze zag veel, maar wat ze niet zag was Brody Baldwin. Ook nu niet.

‘Shit.’

Ze had geen zin om er de baas bij te halen.

‘Ben ik nu blind of is er iemand die hem heeft gezien?’

‘Negatief,’ klonk het zes keer in haar oren.

‘Waar zit die kerel? Hij kan toch niet in lucht zijn opgegaan?’

Toen de gate voor de tweede keer even leeg werd als haar eigen hoofd, kon ze het niet meer aan. Ze stapte naar de balie en vroeg de lijst van de passagiers van vlucht 57.

‘Er is één passagier die niet door de gate is gekomen,’ zei Jenny.

‘Nee?’

‘En een aap,’ zei Jenny. ‘Brody Baldwin.’

De dame bekeek de lijst.

‘Dat is de naam van de man, niet van de aap.’

‘Een aap?’

‘Zit hij nog in het vliegtuig?’

Zeg me alsjeblief dat hij nog in het vliegtuig zit.

Nee, hij zat niet meer op het vliegtuig.

‘We hebben iedereen gehad, mevrouw. Het spijt me,’ zei de dame. ‘Wacht ’s even.’

Er kwam een andere dame die op haar beurt de lijst bekeek. Jenny begon het op haar heupen te krijgen. Ze had het gehad met deze opdracht. Ze kon nog sneller jacht maken op Casper het spook.

‘Wil iemand me eens vertellen waar de heer Brody Baldwin zit?’

‘Sorry, maar de heer Brody Baldwin is in San Diego van boord gegaan,’ zei de tweede dame die duidelijk meer wist na een telefoontje naar de centrale.

‘Zeg dat nog eens,’ zei Jenny.

‘Er is een noodlanding geweest na een incident. Het vliegtuig werd voor alle zekerheid gecontroleerd en de heer Brody Baldwin moest het vliegtuig verlaten.’

‘Je maakt een grapje.’

‘Nee, hij maakte een grapje,’ zei de dame. ‘Maar een grap waarmee de lapd helaas niet kon lachen. Hij deed zich voor als kaper. Ik weet er het fijne niet van, maar blijkbaar heeft hij er een rommeltje van gemaakt. Hij heeft veel paniek gezaaid en moest daarom het vliegtuig verlaten.’

‘En die aap?’

‘Die aap is wel gearriveerd.’

‘Ja, maar daar hebben we niets aan,’ zei Jenny.

Ze kon het nog steeds niet geloven.

‘Hij was de kaper?’

‘Hij was geen echte kaper, ma’m.’

‘Brody Baldwin was de man die paniek zaaide?’

‘Hij zal er wel niet zo makkelijk vanaf zijn gekomen, als u het mij vraagt,’ zei de dame alsof zij bij de flikken werkte. ‘Als ik het goed heb, staan daar hoge boetes op. Hij zal zich die klucht wel allang beklaagd hebben.’

Jenny zei:

‘Dat denk ik niet. Ik denk dat hij zich krom lacht.’

 

Dat begreep niemand. Jenny dankte nu niemand meer en keerde terug naar de gate. Fuck. Ze dacht al de hele dag dat ze die vent in de luren zou leggen en nu was het omgekeerd. Hij had haar bij de cojones. Want je kon er donder op zeggen dat die stunt in de lucht van hem niet zomaar een grap was.

‘Laat maar zitten,’ zei ze tegen haar mannetjes. ‘Het is over en uit. De vogel zat even vast. Maar iemand in San Diego heeft de kooi weer opengezet en nu is hij weer gaan vliegen. Fuck me.’

‘Wanneer heb je even tijd, Jenny?’ grapte een van de mannen.

Jenny schudde het hoofd. Ze was er niet meer. Ze had verloren. Kon gebeuren. Maar wat haar zo bezighield, was hoe Brody Baldwin erachter was gekomen dat ze hem hier in lax , L.A. stonden op te wachten. Ze had een heleboel uit te leggen aan haar baas. Maar eerlijk gezegd had ze daar geen zin in.

Wat Jenny James – Jàmes, niet James – dus deed, was met de mannen naar de uitgang stappen. Onderweg zag ze toch nog een laatste man uit de gate van vlucht 57 komen.

Het was niet Brody Baldwin.

En het was niet de aap.

Het was de piloot.

 

‘Ga al maar,’ zei ze tegen de mannen. ‘Ik haal je wel in. Tot straks.’

Ze zag ze vertrekken, de mannen in de foute hemden, en wachtte tot ze verdwenen waren. Toen zei ze bij zichzelf:

‘Wat, die grapjas denkt dat hij me te snel af kan zijn?’

Ze bleef staan voor het raam van de terminal en zag de piloot, de pet nog op het hoofd, strak in het pak, met een lederen zak haar kant uitkomen.

‘Show off,’ mompelde ze.

Ze zag de piloot hier en daar knikken naar een stewardess en een praatje maken met een collega. Die gozer zag eruit als George Clooney als George Clooney ooit een rol als piloot zou spelen in een nineties flick. Met een zwart ringbaardje. Hij leek niet alleen rechtstreeks van het vliegtuig gestapt, hij leek net uit een tijdmachine te komen uit een tijd waarin George Michael nog hip was. Hij paste in het plaatje. Hij werd een paar keer aangeklampt en had overal een verhaal te vertellen. Het verhaal van de kaping.

‘Wat een grap,’ mompelde Jenny.

Ze zag de piloot naar de uitgang stappen. Hij stond op vijf meter van haar.

‘Ik ben de grap hier,’ dacht ze.

De piloot stapte naar buiten. Jenny zag een paar taxi’s staan. Ze zag de piloot naar een taxi stappen en wachtte tot de chauffeur zijn zak in de koffer had gestopt. Toen stond hij klaar om in te stappen. Dat was het moment waarop Jenny Jàmes naar buiten stapte en aan de andere kant de taxi instapte op de achterbank, net voor de chauffeur plankgas gaf.

‘Oeps, sorry,’ zei ze. ‘Ik wist niet dat deze al bezet was.’

5

‘Waar gaat u heen, als ik mag vragen?’

Ze keek de piloot aan en zag hem denken: net geland na een kaping en nu wordt mijn taxi ook nog gekaapt.

‘Ik ga naar de Holiday Inn.’

‘Perfect, daar moet ik ook heen,’ zei Jenny. ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt om een taxi te delen. We kunnen de meter ook delen.’

Ze gaf de piloot geen kans om te antwoorden.

‘Het is altijd een droom geweest om naast een piloot te zitten.’

‘Dit is geen cockpit,’ zei de piloot.

‘Maakt niet uit waar. In de cockpit, in een taxi, in…’

Ze stopte net op tijd en lachte. De piloot zei tegen de chauffeur:

‘Oké dan maar, twee samen naar de Holiday Inn.’

Hij herpakte zich:

‘Ik bedoel, twee voor de Holiday Inn, maar dan alleen de taxi.’

De taxi kwam op gang. Jenny keek naar buiten, maar kon niet laten om naar de piloot te staren. Strak, statig, stoer. Wat een kaaklijn, blauwe ogen, het soort blauw als van een stralende hemel.

‘Ik heet Jenny,’ zei ze. ‘Jenny Jàmes. Met de klemtoon op de eerste lettergreep.’

De piloot stelde zich niet voor. Jenny zei:

‘Wil je het niet eens proberen?’

‘Wat proberen?’

‘Jàmes. Niet James, maar Jàmes. Je staat ervan versteld hoe weinig mensen die ch-klank uit hun keel krijgen. Komaan, doe maar. Ik zal niet lachen als het niet lukt.’

Hij deed het. Hij sprak haar naam perfect uit.

‘Tien op tien,’ zei ze.

‘Dank je.’

‘Nu is het mijn beurt.’

‘Jouw beurt?’

‘Nu doen we jouw naam. Oké?’

Ze zag dat hij er niet tuk op was. Pas nu zag ze dat de arme man nog onder de indruk was van de kaping die geen kaping was geweest. Maar dat mocht ze niet laten blijken.

‘Komaan, het is eens wat anders dan een stadswandeling. Jij kent L.A. toch al vanbinnen en vanbuiten. Alsjeblief, zo moeilijk kan het toch niet zijn? Je hebt toch geen naam die eindigt op een ch of ov, want dat krijg ík dan weer niet uit mijn bek.’

Geef hem geen kans om tegen te pruttelen, dacht Jenny. Maar de piloot gaf zich niet gewonnen. Hij lachte wel voor het eerst, maar de naam, daar kon ze naar fluiten. Net op dat moment zag ze het naamplaatje op zijn uniform staan.

‘Bryce?’

Een beetje geschrokken keek hij op, alsof hij betrapt was. Jenny kende die blik. De blik van een man die dacht dat hij een vrouw aan het lijntje kon houden, maar erachter kwam dat die vrouw hem twee stappen voor was geweest.

‘Eh, ja.’

‘Bryce. Is dat je voor of achternaam?’

‘Achternaam. Dwayne Bryce,’ zei hij.

‘Dwayne Bryce,’ zei Jenny.

Ze zei het twee keer na elkaar, alsof ze het er moeilijk mee had.

‘Ben ik geslaagd?’

‘Wat mij betreft wel,’ lachte hij.

Jenny zag dat hij het over haar andere kwaliteiten had.

‘Wel veel klinkers,’ zei ze.

‘Een mondvol.’

‘Meneer Dwayne Bryce.’

Nu viel de boel stil. Jenny zag op de meter dat ze al halverwege waren. Ze had nog maar een paar minuten om over de noodlanding te beginnen. Toen trok ze een andere kaart. Ze haalde haar smartphone boven en zei op de toon van een schoolmeisje dat voor het eerst naar de bioscoop mag:

‘Een echte piloot! Je weet toch dat dat een echte meisjesdroom is. Vind je het erg als ik even een selfie neem met jou?’

Ze hield de smartphone voor zich, al had ze nog nooit in haar leven een selfie genomen. Maar de piloot stak zijn hand op en zei:

‘Ik heb liever van niet, miss Jàmes.’

‘Waarom niet?’

‘Ik ben niet echt in de stemming.’

Aha, daar had ze hem. Daar kwam het.

‘Wat is er gebeurd? Een slechte vlucht gehad?’

Hij hapte nog niet.

‘Turbulentie? Ufo’s? Snakes on a plane?’

Ze zag dat de man van zijn stuk was.

‘Het was een kaping als je het wilt weten,’ zei hij.

‘Een kaping? Zoals een aanslag? Zoals op 9/11?’

Ze probeerde zich serieus te houden. Ze hield één oog op de meter. Ze waren bijna aan de Holiday Inn. Ze moest opschieten als ze nog iets meer te weten wilde komen.

‘Het leek er sterk op,’ zei de piloot.

‘Dat is… straf.’

‘Maar het bleek een grap.’

‘Wat een ziekelijke grap.’

‘Wat je zegt. Ik ben er nog altijd niet goed van,’ zei de piloot. ‘Het doet iets met je. Je zal dit wel niet geloven, maar ik weet niet of ik ooit nog in een cockpit ga zitten.’

‘Komaan, dat zeg je nu,’ zei ze.

‘Ik meen het. Ik ben al meer dan tien jaar piloot. Ik heb al meer dan duizend vluchten achter de rug. Ik heb alles meegemaakt. Van kutvluchten in stormweer tot motoren die uitvielen en een noodlanding op de oceaan. Je kan het je zo gek genoeg niet voorstellen wat er allemaal op een vliegtuig kan gebeuren, of ik heb het meegemaakt: sterfgevallen, geboortes, moorden. Wat zeg ik: ik heb het niet alleen meegemaakt, ik heb het ook altijd opgelost. Maar dit… dit heeft iets met me gedaan.’

‘Wat dan? Wat is er gebeurd?’

Hij keek haar aan.

‘Je bent toch niet van de pers, hè?’

‘Komaan, ik wil gewoon met een piloot op de foto.’

Hij hapte naar adem en begon zijn verhaal te vertellen. Opschieten, dacht Jenny. Haar hand lag op zijn arm. Ze waren er. Ze waren bij het punt en ook bij de Holiday Inn. Hij keek op, voor het eerst recht in haar ogen.

‘Ik denk dat ik het kwijt ben.’

‘Wat?’

‘Het.’

‘Wat is hét?’

‘Ik denk niet dat ik ooit nog kan vliegen.’

‘Wel heb je ooit,’ zei Jenny.

Een piloot met vliegangst.

Ze had alles al gehad, maar dat niet.

 

Dwayne betaalde de taxi en stapte uit, dacht dat de dame aan de andere kant was uitgestapt en al was gaan vliegen. Maar nee, hoor, daar stond ze, op de stoep net voor de Holiday Inn, stralend alsof ze stond te wachten tot hij haar zou laten voorgaan. Dwayne wachtte tot de chauffeur zijn tas uit de koffer haalde. Daarna liep hij samen met haar door de draaideur.

‘Wat zou je zeggen van een aperitiefje?’ zei ze. ‘Het is al over vijf.’

Dwayne wist niet wat hij hoorde. De griet, ze zag er niet mis uit, maar hij was op door die stunt in de lucht en hij wilde meteen naar zijn kamer om een douche te nemen.

‘Je bent de drie seconden gepasseerd,’ zei ze.

‘Welke drie seconden?’

‘De drie seconden waarna de stilte te akelig wordt en het duidelijk is dat je er geen zin in hebt.’

‘Ik heb er wel zin in,’ zei hij. ‘Maar…’

‘Maar je wilt rusten na wat er allemaal is gebeurd?’

Ze stonden in de hall van de Holiday Inn en konden twee kanten op. Nog voor Dwayne iets kon doen, legde ze haar hand op zijn pols en zei:

‘Het was maar een idee. Ik heb veel gekke ideeën.’

Dat was wat het hem deed. Dát gebaar. Haar hand op zijn pols. En het feit dat zijn keel zo droog was als de woestijn. Hij kon wel een cocktail gebruiken. Een cocktail die de cockpit kon doen vergeten.

‘Oké. Snel eentje,’ zei hij.

‘Okido,’ zei ze. ‘Je zal zien: je zal het je niet beklagen.’

Ze ging hem voor en zei nog iets dat hij niet verstond. Pas toen ze al aan een tafeltje zaten, hoorde hij het. Ze herhaalde:

‘Ik ben psycholoog. Ik kan je helpen met je vliegprobleem.’

‘Je meent het.’

Ja, ze meende het, al had Dwayne nog geen idee of ze het echt wel was, een psycholoog.

‘Weet je wat? Ik ga even naar het toilet. Waarom bestel je voor mij geen Tequila Sunrise? Ik ben zo terug.’

Dwayne stond op en zag haar naar het toilet stappen. Hij liep haar achterna, maar sloeg af naar de bar. Maar man, hij kon niet níét nog een keer haar kant opkijken. Ze was latina, maar met dat korte zwarte haar en die twenties plooirok zag ze eruit alsof Louise Brooks haar hele leven de salsa had gedanst.

Als piloot zag hij in de lucht meiden heen en weer paraderen, door het middenpad, naar voren en naar achteren, naar het toilet. Hij zag de stewardessen voorover buigen als ze een dienblad brachten of wegnamen. Hij zag ze in die sexy uniformpjes net voor ze opstegen die bewegingen maken om de passagiers te tonen wat ze moesten doen bij een noodsituatie. Alleen: al die grieten waren niet zoals zij. Die grieten waren stewardessen. Hij was de piloot. Hij zat in de cockpit. Hij zat achter de knuppel. Hier was het andersom. La James, wie ze ook was, was méér. Als zij ooit door dat middenpad naar het toilet stapte, zouden ze al snel een noodsituatie hebben, met Dwayne die zijn nek zou breken door alsmaar achter zich te kijken. Crash and burn.