De koppige advocate - Sarah Noffke - E-Book

De koppige advocate E-Book

Sarah Noffke

0,0
5,99 €

-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

De ontembare Liv Beaufont # 6

Sie lesen das E-Book in den Legimi-Apps auf:

Android
iOS
von Legimi
zertifizierten E-Readern

Seitenzahl: 292

Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.


Ähnliche


Sarah Noffke

Michael T. Anderle

De koppige advocate

De ontembare Liv Beaufont Serie Boek # 6

Inhoudsopgave

Impressum

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

Hoofdstuk 10

Hoofdstuk 11

Hoofdstuk 12

Hoofdstuk 13

Hoofdstuk 14

Hoofdstuk 15

Hoofdstuk 16

Hoofdstuk 17

Hoofdstuk 18

Hoofdstuk 19

Hoofdstuk 20

Hoofdstuk 21

Hoofdstuk 22

Hoofdstuk 23

Hoofdstuk 24

Hoofdstuk 25

Hoofdstuk 26

Hoofdstuk 27

Hoofdstuk 28

Hoofdstuk 29

Hoofdstuk 30

Hoofdstuk 31

Hoofdstuk 32

Hoofdstuk 33

Hoofdstuk 34

Hoofdstuk 35

Hoofdstuk 36

Hoofdstuk 37

De onverbiddelijke jager

Sarah’s auteursnotities (4 mei 2019)

Michael’s Auteursnotities (9 mei 2019)

Dankwoord Sarah Noffke

Voor Trudy. De eerste dag dat we elkaar ontmoetten, noemde je me een tijger. Nog steeds mijn favoriete college klas ooit. En de klas waar mijn vuur om te schrijven werd aangewakkerd.

— SarahAan familie, vrienden en iedereen die graag leest. Dat we allemaal de kans mogen krijgen om het leven te leiden dat voor ons is bestemd. — Michael

Impressum

Oorspronkelijke titel

The Stubborn Advocate

Copyright © 2019 LMBPN® Publishing

Cover copyright © LMBPN® Publishing, www.lmbpn.com

Eerste editie (USA), februari 2019.

De koppige advocate

Nederlandse vertaling:

Femke Meinema, maart 2022, www.transfiction.nl

© LMBPN® International FZC

Dit boek is een werk van fictie.

Alle personages, organisaties en gebeurtenissen die in deze roman worden beschreven, zijn bedacht door de auteurs of zijn fictief gebruikt. Soms allebei.

De Liv Beaufont serie (en wat er binnen personages / situaties / werelden gebeurt) zijn copyright © 2019-2020, Sarah Noffke & Michael T. Anderle.

Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verspreiding van dit boek zonder voorafgaande toestemming is diefstal van het intellectueel eigendom (Intellectual Property) van de auteur. Voor toestemming om materiaal uit dit boek te gebruiken (uitgezonderd boekbeschrijvingen / reviews), kunt u contact opnemen met [email protected]. Bedankt voor uw steun aan de auteursrechten.

LMBPN® International FZC

Business Center, Sharjah,

Publishing City Free Zone,

Sharjah, United Emirates

www.lmbpn.com/nl

ISBN:

978-1-64971-497-8 print

978-1-64971-498-5 ebook

NUR 333

NL22-0006-00023 – Versie 1.01

Hoofdstuk 1

Adler Sinclair stapte de Zwarte Leegte binnen. Het rook er naar roest en roet. Dat kwam door de magie die gebruikt werd om die Ene in leven te houden. Het was een eeuwenoude betovering die alleen werkte vanwege de vele offers die de Opper-magiër had gebracht.  

Sinds die Ene wakker was, maakte het niet uit hoe vaak Adler hem bezocht. Hij raakte maar niet gewend aan die geur, of aan hoe de alleroudste magiër ter wereld eruit zag. Daarom nam hij elke keer zijn meest trouwe metgezel mee, Indikos. De kleine draak vloog met Adler mee terwijl hij de Opper-magiër naderde. 

‘Vader,’ begon Adler, terwijl hij knielde. ‘Hoe voel je je?’  

De ogen van Talon Sinclair verblindde Adler bijna toen hij opkeek. Er kwam een felle lichtstraal uit zijn holle oogkassen. Naarmate de Opper-magiër sterker werd, werd het licht ook feller. Het werd zelfs zo fel, dat de huid van Adler begon te verschroeien. 

De laatste keer dat Adler zijn betovergrootvader had gezien, was zijn huid flinterdun en doorschijnend. Hij zag er nu al wat beter en minder kwetsbaar uit, en had een voller gezicht. 

Indikos landde op de grond en bekeek de botten die verspreid over de vloer lagen. Het waren de overblijfselen van het voedsel dat de Opper-magiër werd gebracht. Dankzij dat voedsel kwam hij weer tot leven.  

‘Adler, we hebben een probleem,’ zei Talon. Zijn stem deed de vloer en de muren trillen, zo hard galmde zijn stem door de duistere ruimte. 

De anderen in het Huis van Zeven kregen vermoedens. Althans, dat was wat er de laatste keer gebeurde toen Talon ontwaakte. Het was onmogelijk om de kracht die hij uitstraalde in bedwang te houden, en het was ontzettend moeilijk om het verborgen te houden. Adler wilde het dit keer anders aanpakken. Hij wilde het beter doen. Maar de Opper-magiër kwam sneller op kracht dan hij had verwacht. 

‘Mijn God,’ zei Adler, terwijl hij opstond. ‘Wat is het probleem?’

‘Het meisje. Ik geloof dat ze iets weet.’

Adler schudde zijn hoofd. ‘Nee, dat kan niet. Dat is onmogelijk. Ik heb haar goed in de gaten gehouden. Elke keer als ik even polshoogte nam, was ze bezig aan haar zaak of aan het werk in die reparatiewinkel.’ 

‘Ze moet je hebben geblokkeerd met een spreuk,’ zei Talon. ‘Ik heb het gevoel dat ze iets heeft ontdekt over de Sterfelijke Zeven.’

Adler probeerde zijn lach in te houden. ‘Dat kan echt niet, Vader. Misschien maak je je zorgen omdat haar ouders en haar broer en zus iets op het spoor waren. Sindsdien heb ik al mijn sporen zorgvuldig gewist. Ze kan niets weten.’ 

De Opper-magiër stak zijn nagels in de troon waar hij eeuwenlang in duisternis op had gezeten. ‘Heb je ooit het zwaard van de reuzen gevonden?’ 

Adler schudde zijn hoofd. ‘Ik weet zeker dat het origineel lang geleden verdwenen is. Die in het Natuurhistorisch Museum moet nep zijn geweest. Ik vermoed dat…’ 

‘Door jouw vermoedens heb je wel vaker dingen verpest in het verleden!’ De weerkaatsing van de stem van de Opper-magiër deed Adler wankelen. Hij draaide zich om en keek naar de opening die naar het Huis van Zeven leidde. Hij was bang dat iemand het harde geluid had gehoord. Niemand kon de Zwarte Leegte zien, maar als ze iets vreemds zouden horen, konden ze op onderzoek uit gaan. Adler durfde het alleen niet meer tegen de Opper-magiër te zeggen, omdat hij dat vroeger wel eens had gedaan. Dat viel niet in goede aarde. De Opper-magiër wilde zich niet verstoppen. Hij dacht dat het tijd werd om naar buiten te treden en zijn plaats in de Raad in te nemen. Hij wilde dat alleen wel op zijn eigen voorwaarden doen, het liefst nog voordat iemand erachter zou komen dat hij nog leefde.   

Adler wist niet hoe hij die Ene moest uitleggen dat dat problemen zou veroorzaken waar Adler geen oplossingen voor had. En dan was daar ook nog de vraag wat er met Adler zou gebeuren. De Opper-magiër zou hem gaan vervangen, waardoor Adler uit de Raad zou worden gezet - de enige plek die hij kende en waar hij thuis hoorde. 

‘Het spijt me, Meester,’ zei Adler. Indikos keek op van de botten en keek hem bedenkelijk aan. De draak wilde die dag niet mee naar de Opper-magiër. Misschien kwam dat door zijn toenemende krachten, of door de sterke geur die hij bij zich droeg. Hoe dan ook, de draak wilde gewoon niet mee en leek niet op zijn gemak. Adler begreep het. Die Ene maakte hem bang, maar dat kwam alleen door zijn enorme kracht. 

‘Er is nog iets,’ zei Talon, terwijl zijn lichtgevende ogen de kamer rond keken. Er waren helemaal geen muren, het enige wat er was, was duisternis. 

‘Ja, mijn Heer?’ zei Adler met hangende schouders. Hij keek tussen zijn wimper door omhoog. 

‘Iemand heeft iets in het Huis van Zeven gebracht dat hier niet hoort.’

‘Wat bedoel je precies, Vader? Kun je iets specifieker zijn?’ vroeg Adler.

‘Dat kan ik niet!’ brulde hij. ‘Het kan iets te maken hebben met het verslag van de voorspelling die ik lang geleden heb vernietigd. Het enige wat ik weet is dat ik een nieuwe aanwezigheid voel - iets dat niet thuishoort in het Huis van Zeven. Een soort wezen. Je moet dit ding vinden en het uit de weg ruimen.’ 

‘Zal ik doen,’ zei Adler. Hij knikte en liep achteruit. Hij hoopte dat ze klaar waren.

‘Adler,’ zei Talon, met een grom in zijn stem die de jongere tovenaar deed huiveren. ‘Dat meisje - ik vertrouw haar niet. In tegenstelling tot de andere Royals, die je hebt geleerd binnen de lijntjes te kleuren, lukt dat bij haar niet.’ 

‘Dat komt omdat ze al zo lang het Huis uit is,’ legde Adler uit. ‘Wil je dat ik haar dwing hier te komen wonen?’ 

Talon schudde zijn hoofd. Zijn lange, witte haar woei achter hem aan en veegde alle overgebleven botten op. ‘Nee, dat heb je al verpest. Toen je dacht dat je haar plek in kon ruilen voor het zwaard van de reuzen - wat overigens een vervalsing bleek te zijn. Ik wil het meisje hier eigenlijk nog minder hebben. Ik heb het idee dat ze mijn aanwezigheid kan voelen, en ik wil dat niemand deze plek ontdekt totdat ik sterk genoeg ben om de kamer te verlaten.’ 

Adler voelde zijn maag omdraaien. Hij kon het zich bijna niet voorstellen dat de Opper-magiër nog sterker zou worden, en hij wist dat hij deze keer ook echt op volle krachten zou komen. Hij zou in feite sterker zijn dan ooit. De verjaardag van het Huis van Zeven was al bijna, en dat zou hem alleen nog maar meer energie geven. Doordat de Opper-magiër om de zoveel tijd ritueel wakker gemaakt werd, bleef de echte geschiedenis van het Huis van Zeven verborgen. 

‘Weet je het zeker?’ vroeg Adler. ‘Ze zou de Zwarte Leegte niet moeten kunnen zien. Ik heb het afgeschermd.’ 

‘Die afscherming werkt misschien niet goed, althans, niet voor haar,’ zei Talon. ‘Zoals je zelf zei, is ze al een poos het Huis uit. Zij ziet de wereld zoals die is, alle anderen zijn nog steeds onder invloed van jou en zien dingen zoals jij wilt dat ze ze zien. Alhoewel, ook dat heb je niet goed uitgevoerd.’ 

Adler beet op zijn tanden. ‘Ik heb Olivia Beaufont zaken gegeven die haar voor lange tijd bezig zouden moeten houden, of zaken die ze misschien niet eens zou overleven.’ 

Adler had overwogen haar zelf te vermoorden, zoals hij ook met haar familieleden had gedaan, maar dat zou te veel argwaan opwekken. Het was beter als Olivia zou sterven tijdens een van haar missies, maar dat stond zeker op de planning als ze tegenover deze monsters kwam te staan.  

‘Je hebt niet hard genoeg je best gedaan,’ viel Talon in.

‘Ze heeft steun van anderen,’ legde Adler uit. ‘Dat heeft het lastig gemaakt. Ik kan de Raad ook niet compleet beïnvloeden, omdat de kracht verdeeld moet worden over de leden.’  

‘Ja. Trouwens, nu we het toch over zaken hebben die je dat meisje kunt toewijzen, ik wil dat je een oud kwaad terugbrengt. Een soort kwaad dat lang geleden door de Krijgers zelf is opgeruimd,’ beval Talon. 

‘Je bedoelt toch niet…’ Adler kon het nauwelijks geloven. Het had heel veel Krijgers jaren gekost om die verschrikkelijke wezens uit de weg te ruimen. Het Huis van Zeven zou het kwaad juist moeten bestrijden, dus als Adler het terug zou brengen, ging hij dan tegen die regel in? Die regel die hem juist zo dierbaar was? 

‘Je weet precies wat ik bedoel,’ zei de Opper-magiër, terwijl hij zijn hand uitstak. In zijn hand verscheen een klein flesje bloed. 

Met trillende vingers pakte Adler het flesje aan. ‘Wil je dat ik…’ 

‘Ja,’ zei Talon direct. ‘Breng ze terug en wijs het meisje de zaak toe. Waar het je voorheen niet lukte om haar bezig te houden, zal dit de oplossing zijn. Ze kan deze monsters onmogelijk verslaan.’ 

Adler voelde het maagzuur opborrelen terwijl hij naar het flesje in zijn hand keek. Hij kon het zich eigenlijk niet voorstellen, maar hij had toch een soort medelijden met haar. Ja, hij wilde haar inderdaad uit de weg hebben, en haar dood zou de oplossing zijn. Maar het lot dat op haar zou wachten wanneer ze deze monsters onder ogen zou komen, zou nog erger zijn dan de dood. 

Dan had ze zich maar met haar eigen zaken moeten bemoeien. Ze had blijkbaar, net zoals haar ouders, een doodswens.  

Hoofdstuk 2

Liv Beaufont gaapte. Het geluid van stromend water afkomstig van de fonteinen in de tuin van Chateau de Versailles troostte haar niet. Eigenlijk maakte het haar juist nog neerslachtiger. 

‘Verveelt het jagen op demonen je?’ vroeg Stefan Ludwig haar. Hij stond naast haar en schonk haar een grijns. 

‘Ja, eigenlijk wel. De spanning is er een beetje af wanneer jij elke demon al onthoofd hebt voordat ik er ben,’ zei ze. Ze legde haar hand op Bellator terwijl ze door de Orangerie liepen - de plek waar ‘s winters de planten werden bewaard. Liv rook de geur van zoete sinaasappelbloesem, wat haar een beetje wakker schudde. 

‘Ik kan er ook niets aan doen dat je zo sloom bent en mij niet bij kunt houden,’ merkte Stefan op. 

‘En met sloom bedoel je dat ik net iets sneller beweeg dan een normale magiër,’ verbeterde Liv. ‘We zijn niet allemaal zo snel als jij. Ook hebben we niet zulke scherpe zintuigen, Demon Boy.’ 

‘Noem me liever Demon Man,’ zei Stefan.  

Liv moest toegeven: zelfs na een bijna dodelijke demonenbeet kon hij er nog grapjes over maken. Er waren maar twee mensen die wisten dat hij de krachten van een demon had, en daar was zij er eentje van. 

‘Cool,’ zei Liv terwijl ze het terrein afspeurde. Het werd al donker buiten. ‘Ik kort het wel af naar De-Man.’  

‘Ha-ha,’ zei Stefan droog. ‘En misschien moet je eens wat meer slapen. Je gaapt de hele tijd.’ 

Liv schudde haar hoofd. ‘Slapen is voor watjes.’ 

‘Daar ben ik het mee eens,’ begon Stefan. ‘Maar je moet jezelf wel wat rust gunnen. De Raad heeft je een soort vakantie gegeven, en wat doe jij? Jij helpt mij met demonen uitroeien.’  

‘Ten eerste, het is geen vakantie,’ zei Liv. ‘Het zou een vakantie kunnen zijn als de Raad me op een all-inclusive reis naar de Bahama’s zou sturen. Ze weten gewoon niet wat ze met me aan moeten na die weerwolvenzaak, die ik volgens Bianca ook nog eens niet goed heb uitgevoerd omdat ik zo snel klaar was.’ 

‘Je hebt gewoon een paar weerwolven onder het tapijt geveegd en vond het wel welletjes zo, toch?’ 

‘Je weet hoe ik ben,’ zei Liv. ‘En ten tweede, ik help je niet. Ik denk dat we het er beide over eens zijn dat jij mijn hulp niet nodig hebt. Ik houd je gewoon gezelschap en geniet ondertussen van de Franse lucht.’ 

‘Je spendeert je vrije tijd op een vreemde manier,’ merkte Stefan op. 

Liv haalde haar schouders op. Stefan had gelijk, maar dat ging ze hem niet vertellen. Liv had een slaapprobleem. Het getik in haar borst werd alsmaar harder. Ze had het gevoel dat het elk moment kon ontploffen. Ze bleef maar denken dat ze bezig moest blijven, dat ze iets moest doen. Ze moest onderzoek doen, maar ze moest ook voorzichtig zijn. Ze moest niet teveel opvallen, zodat de Raad haar niet op zou merken. Gelukkig had ze de bezige bijen speld van Bermuda nog, die hield bemoeials op afstand. Het hield de verkeerde personen op afstand terwijl Liv erachter probeerde te komen wat het Huis van Veertien precies inhield. Liv wist alleen niet voor hoe lang dat idee zou werken. 

‘Kijk even naar jezelf,’ wierp Liv tegen. ‘Hoeveel demonen dood je per nacht?’ 

Stefans blauwe ogen gleden over het terrein en voelde dat er naar hem werd gekeken. Sinds hij was veranderd, waren zijn gelaatstrekken hoekiger, zijn zwarte haar zat wilder en zijn spieren waren beter zichtbaar. Eigenlijk vond Liv hem best knap zo, maar dat ging ze hem niet aan zijn neus hangen. Liv zag heus wel hoe andere vrouwen naar hem keken als ze samen naar de kroeg gingen na een lange nacht vol moorden. Hij was het waarschijnlijk wel gewend om nagekeken te worden, maar nu werd hij elke keer zowat door ze besprongen. 

‘Dat hangt van de nacht af,’ antwoordde hij. ‘En we weten allebei dat ik dit werk moet doen. Maar eigenlijk, als ik het mag zeggen, lijkt mijn situatie erg veel op die van jou. Ik weet niet precies wat je zoekt, maar ik zie een bepaald soort obsessie in je ogen. Misschien denk je dat ik het niet zie, maar ik zie het wel.’  

‘Het is niets bijzonders,’ zei Liv. Ze had gewild dat hij die opmerking niet had gemaakt. Ze kon hem namelijk niet vertellen waar ze mee bezig was, en ze kon het niet hebben dat hij zo makkelijk door haar heen kon kijken. 

‘Dat dacht ik al, Liv.’ 

‘Ik vind het steeds leuker om Dungeons and Dragons te spelen,’ loog Liv. ‘Het is de enige manier om mezelf een beetje af te leiden.’  

‘Natuurlijk,’ zei Stefan knikkend. ‘De Krijger die constant moet vechten tegen echte elfen en gremlins, speelt ook nog eens een bordspelletje met dezelfde intentie.’  

Liv stak een vinger op. ‘En is er absoluut verslaafd aan.’

‘Klinkt logisch,’ zei Stefan twijfelachtig. ‘Over draken gesproken.’ Hij trok één wenkbrauw op en keek haar nieuwsgierig aan. ‘Dat ei op tafel was niet toevallig een drakenei, toch? Toen ik je redde van dat hele Koningin Visa-incidentje?’ 

Liv versnelde haar pas terwijl haar angst zich bijna een weg naar buiten baande. ‘Ten eerste, je hebt me niet gered, tenzij het aanbieden van koude nacho’s meetelt.’  

‘Dat telt zeker mee,’ beweerde hij. 

‘Dankzij Hester leef ik nog, omdat zij ervoor zorgde dat Rudolf niet teveel krachten onttrok. Maar ik waardeer het echt dat je er was voor de morele steun.’ 

‘Ik kon je toch niet aan je lot overlaten nadat ik over je benarde situatie had gehoord?’ 

‘En ten tweede,’ vervolgde Liv. ‘Ik heb geen enkel idee wat je bedoelt met een drakenei. Was je misschien aan het hallucineren toen je bij me langs kwam en me probeerde te redden?’ 

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, ik hallucineer meestal ‘s avonds pas. Ik kwam halverwege de middag bij je langs.’ 

Liv haalde haar schouders op. ‘Nou, ik weet het niet. Je zou er met iemand over moeten praten. Je ziet dingen die er niet zijn.’ 

Stefan sneed Liv snel af en kwam voor haar staan. ‘Je kunt dan wel bezig zijn met je eigen, stiekeme zaken, maar je hoeft niet alles voor mij geheim te houden. Ik zag duidelijk een drakenei en ik weet dat het van jou is. Hester zag het ook, maar zoals je weet, houdt zij haar mond.’ 

Liv stapte om Stefan heen en liep verder. Ze probeerde te doen alsof haar adem niet stokte door zijn plotselinge, snelle beweging. ‘Het ei is eigenlijk niet van mij, dus feitelijk weet je nog niets.’ 

‘Oh?’ vroeg Stefan.

Liv dacht even na. Ze wist dat Stefan te vertrouwen was. Dat had hij bewezen. Ze was niet van plan hem over de Stervelingen of het Huis van Veertien te vertellen, en dat was eigenlijk alleen maar om hem te beschermen. Maar wat het drakenei betrof, was het misschien wel beter om maar gewoon eerlijk te zijn. 

‘Het is van Sophia,’ legde ze uit. ‘Rory heeft het voor haar gekocht. Ze trok er eentje aan, dat is…’ 

‘Heel, heel zeldzaam,’ viel Stefan in.

Liv knikte. ‘Nu wachten we gewoon af of en wanneer het zal uitkomen.’

Stefan floot terwijl hij uitademde. ‘Sophia Beaufont is een ongelooflijk kind.’

Liv knikte. ‘Ja, vertel mij wat. Als ze een drakenrijder wordt, kan ze dat combineren met Krijger zijn.’  

‘Oh, ben je van plan ermee te stoppen?’ grapte Stefan. 

‘Ik ga met pensioen als zij oud genoeg is, om precies te zijn over elf jaar, drie maanden en twee dagen,’ zei Liv. 

‘Oh, dus je telt de dagen niet af?’ 

‘En zestien uur,’ vervolgde Liv.

Stefan lachte. ‘Ik dacht dat je je rol als Krijger wel leuk vond.’ 

Liv keek hem voorzichtig aan. ‘Ik haat het niet, maar het was nooit de bedoeling dat ik dit voor altijd ging doen. Ik doe het alleen totdat Sophia oud genoeg is om het over te nemen.’ 

‘Want je wilt eigenlijk in de weekenden vrij zijn om Dungeons and Dragons te spelen, toch?’ 

Liv glimlachte. ‘Waarom zou ik mijn handen vuil willen maken met het doden van minotauriërs of harige centauren, als ik het na kan bootsen in mijn stoffige kelder?’ 

‘Je bent een heel vreemd persoon,’ zei Stefan hoofdschuddend. ‘En je meent het toch niet serieus, dat pensioen?’ 

‘Natuurlijk wel,’ zei Liv. ‘Zoals ik zei, het was nooit de bedoeling dat ik dit voor altijd zou doen. Alleen totdat Sophia oud genoeg is.’

‘Maar je bent er goed in,’ wierp Stefan tegen. ‘Al is dat niet eens het juiste woord. Je bent ervoor gemaakt.’ 

Liv wuifde het weg en rolde haar ogen. ‘En Sophia zal er nog beter in zijn. Dat weten we allebei.’

‘Niet als dat ei uitkomt en ze een drakenrijder wordt,’ wierp Stefan tegen. ‘We weten allebei dat dat een fulltime baan is, wat haar weg zal houden uit het Huis en alles wat ermee te maken heeft.’

Liv voelde spijt. Waarom moest Stefan dat zeggen? Ja, ze wist het zelf eigenlijk ook wel toen Sophia het ei kreeg. Het was inderdaad mogelijk, maar Liv probeerde er niet aan te denken. Ze had haar zusje nog maar net terug. Het idee dat Sophia een drakenrijder zou worden en kwaad zou bestrijden waar ze nog geen idee van had, kon Liv niet aan. Krijgers kregen veel voor hun kiezen, maar er waren dingen waar zelfs Krijgers niets vanaf wisten. Dingen waar enkel drakenrijders mee te maken zouden krijgen.  

‘Het is te vroeg om daarover na te denken,’ zei Liv.

Stefan keek haar meelevend maar ook gepijnigd aan. Die blik had Liv eerder gezien. Ze merkte op hoe zijn ogen heen en weer schoten alsof hij de aanwezigheid van iets gevaarlijks voelde. 

‘Wat is er?’ vroeg Liv. ‘Is er een demon in de buurt?’

Hij antwoordde niet. Hij sprintte weg en vloog als een waas over het terrein van Chateau de Versailles. Liv ging achter hem aan, maar hij lag zo ver voor dat ze bang was hem kwijt te raken. 

Hij vloog tussen de bosjes door. Een schreeuw vulde de koude avondlucht. Liv had het niet eens gemerkt dat de zon al onder was gegaan. Ze hadden nu alleen nog de sterren boven hun hoofd en het licht van het paleis om hun de weg te wijzen. Maar Stefan had geen licht nodig om alles helder te kunnen zien - dat was nog een van zijn nieuwe voordelen. 

Liv rende de hoek om. Haar hart bonsde, ze zat vol adrenaline en haar haren sloegen voor haar gezicht. Het was plotseling steenkoud buiten. De koude wind blies in haar gezicht, het voelde alsof ze tegenover een ijskoude vriezer stond. Ze volgde het geluid van Stefans voetstappen en draaide zich weer om. Ze volgde hem puur op het geluid. Hij hapte naar adem, en dat geluid deed haar vermoeden dat hij in de buurt was. 

Liv stopte met rennen toen ze opnieuw de hoek om kwam, en Stefan gehurkt zag zitten boven het lichaam van een vrouw. Haar nek zat onder het bloed. 

Stefan tilde haar hoofd op toen Liv dichterbij kwam. ‘Ze is dood.’ 

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Liv. Ze kwam langzaam dichterbij. 

Hij wees naar twee wonden in haar nek. ‘Vampiers.’

‘Wacht. Wat?’ vroeg Liv, nadat ze er onlangs over had gelezen in Mysterious Creatures. Het verbaasde haar niets dat het boek was opengeslagen op die specifieke pagina die nacht. Ze had kunnen weten dat dit ging gebeuren. Ze had het alleen nooit verwacht, omdat Bermuda schreef: ‘Vampiers zijn al tientallen jaren uitgestorven dankzij de offers van alle Krijgers van het Huis van Zeven.’ Het was de eerste en de enige keer dat Liv Bermuda een magiër, of het Huis, had zien complimenteren. 

‘Maar ik dacht…,’ ging Liv verder.

Stefan keek om zich heen, snuffelde in de lucht en ontspande zich. ‘Hij is weg.’ 

‘Die vampier die de vrouw heeft gebeten?’ vroeg Liv.

Hij knikte. ‘En ja, vampiers zijn al een hele tijd weg, maar het lijkt erop dat ze terug zijn. Er is in elk geval één hele sterke terug. Hij moet geweten hebben dat we in de buurt waren, en toch heeft hij toegeslagen.’ 

‘Hoe dan?’ vroeg Liv.

‘Ze kunnen heel goed horen,’ legde hij uit. ‘Nou ja, eigenlijk staan al hun zintuigen op scherp.’ 

‘Net zoals bij jou,’ zei ze. 

Hij grijnsde. ‘Hoe bedoel je? Hoe dan ook, bedankt, Krijger Beaufont.’ 

Ze tuitte haar lippen. ‘Je weet wel wat ik bedoel.’

Hij knikte. ‘Ik denk het. En ja, ze moeten hebben geweten dat we hier waren. En toch beet hij.’ 

‘Ben ik de enige die nu al weet wat mijn volgende zaak zal zijn?’ vroeg Liv. 

Stefan trok een grimas. ‘Je denkt toch niet…’ 

‘Absoluut,’ bevestigde ze. ‘Ik denk het wel. De vampiers zijn terug en iemand moet ze zien uit te roeien, al kost het die persoon zijn of haar leven. Voor wie zou Adler stemmen denk je?’ 

Stefan zuchtte diep. ‘Ik zou graag met je meegaan als je deze zaak op je krijgt.’ 

Liv schudde haar hoofd. ‘We weten allebei dat dat niet kan. Dit soort kwaad breekt je op.’ 

Stefan zei niets. Hij keek naar de halve maan in de lucht. ‘Ik vind het maar niks dat je al deze zaken krijgt. Raina probeert er verandering in te brengen, maar Adler drukt zijn zin door.’ 

Liv stak haar handen in haar kontzakken en rolde haar schouders. ‘Adler probeert me de dood in te jagen, zoals hij ook bij jou probeerde. Of ik trek gewoon telkens aan het kortste eind. Het maakt niet uit, ik moet het gewoon onder ogen komen.’  

Stefan keek weer naar de dode vrouw en schudde zijn hoofd. ‘Wat betreft dit kwaad, zou zelfs ik voor jou stemmen. Sorry, maar jouw bekwaamheid maakt je gewoon de beste persoon voor deze zaak.’  

Liv lachte. ‘Ik denk dat ik maar eens minder hard mijn best moet gaan doen.’ 

Stefan grijnsde. Zijn blauwe ogen schitterden. ‘Tja, voor iemand die graag als een sukkeltje over wil komen, overtref je elke keer alle verwachtingen.’  

Hoofdstuk 3

Toen Liv bij Rory’s huis aankwam, stond daar een vreemde vrouw met twee kinderen op de stoep. Ze droeg een heuptasje en hield haar telefoon tegen haar oor gedrukt. 

‘Scotty, leg die stok neer!’ schreeuwde ze tegen het vervelende joch dat tegen de bomen in Rory’s voortuin aan het slaan was. 

‘Ik doe niks pijn,’ antwoordde de jongen. Hij draaide zich om naar zijn kleine zusje, die een spelletje op haar telefoontje speelde alsof haar leven er vanaf hing. 

Rory stond in de deuropening van zijn huis en bekeek het hele tafereeltje met samengeknepen ogen.

‘Het kan me niet schelen wat je nog moet doen,’ schreeuwde de vrouw in de telefoon. ‘Ik heb die tapijtmonsters meteen nodig. Weet je hoe lang we die renovatie van de gastenvleugel al hebben uitgesteld? Mijn ouders sliepen tijdens hun bezoek in het huisje bij het zwembad. Mijn vader moest ‘s ochtends de hele tuin door lopen om koffie te halen. Het is gewoon onaanvaardbaar.’

Liv bleef voor de gammele veranda staan en keek Rory aan. Hij keek zuur en had Liv al aan zien komen lopen. 

Scotty prikte met de stok in zijn zusje, maar ze merkte het niet eens. Al zou er vlak naast haar een meteoor inslaan, zou ze het nog niet zien.   

‘Het kan me niet schelen of je te laat bent om je kind op te halen van de voetbaltraining,’ vervolgde de vrouw. ‘Mij die monsters bezorgen heeft prioriteit.’ 

Ze zweeg even en knikte toen. ‘Goed, ik verwacht ze binnen een uur bij mij thuis, ook al ben ik er nog niet. Ik ben later. Ik moet Sandy naar lacrosse brengen.’ 

De vrouw verbrak de verbinding en wierp een blik op Rory terwijl ze haar ogen rolde. ‘Sommige mensen kunnen helemaal niks.’ 

‘Alle kittens zijn al vergeven,’ vertelde Rory de vrouw. 

Ze knipperde ongeduldig met haar ogen. ‘Ja hoor, natuurlijk. Je zei net nog dat we de keuze hadden tussen negen kittens, voordat ik mijn telefoon opnam.’ 

‘Blijkbaar had ik het mis,’ zei Rory.

‘Mam!’ schreeuwde Scotty, en gooide de stok over het erf. ‘Ik dacht dat je zei dat we een kat kregen? Ik wil een kat!’ 

‘Ik ga twee kittens halen, schat,’ zei de vrouw tegen haar zoon. ‘Eentje voor jou, en eentje voor je zus.’

‘De kittens zijn niet meer beschikbaar,’ zei Rory resoluut.

De vrouw gluurde om hem heen het huis in. ‘Maar ik zie ze daar. Waarom mag ik ze niet adopteren?’ 

‘Daarom,’ antwoordde Rory, terwijl hij zijn armen voor zijn borst kruiste.

De vrouw zuchtte luid. ‘Maar ik betaal ervoor. Mijn kinderen hebben zich er zo op verheugd. Elk dierenasiel heeft een wachtlijst. Ik eis gewoon dat je me een kitten laat adopteren.’ 

Rory schudde ijzig zijn hoofd. ‘Ik denk niet dat je de juiste persoon bent.’ 

‘Ik wil nu kittens voor mijn kinderen!’ brulde de vrouw.

Liv wist dat Rory geen kans maakte tegenover de vrouw. Deze vreselijke vrouw had geen behoefte aan een dier. Ja, Liv stond op het punt dingen in haar voordeel te gaan veranderen, maar dat was voor iedereen het beste. Het zou de kittens beschermen, Rory helpen en hopelijk dit disfunctionele gezin herstellen. Dat was tenslotte haar taak als Krijger, nietwaar? Het was de bedoeling dat ze andere mensen hielp, toch? Om ze te beschermen, desnoods tegen zichzelf? 

Liv stapte de veranda op en gleed tussen de vrouw en Rory in. ‘Je wilt geen kittens voor je kinderen,’ zei ze. Ze had haar woorden een magisch tintje gegeven. 

De ogen van de vrouw werden glazig en ze knikte. ‘Geen kittens voor de kinderen.’ 

‘Maar mam! Je zei dat ik een kat mocht! Ik wil er eentje! Ik wil dingen aan het katje vastbinden als hij in de tuin loopt,’ schreeuwde Scotty terwijl hij herhaaldelijk tegen de boom schopte waar hij eerder met een stok tegen sloeg. 

‘Wat je wel wilt, is Scotty een vechtsport laten beoefenen, zodat hij leert wat respect is,’ zei Liv, opnieuw met magische woorden. ‘Sandy moet stoppen met het spelletje op haar telefoon en jij gaat de persoon van daarnet terugbellen om te zeggen dat de gastenvleugel niet verbouwd hoeft te worden. Het geld wat je daarmee bespaart, schenk je aan de school van zijn of haar kind, onder zijn of haar naam.’ 

De vrouw knikte robotachtig. ‘Ja, klinkt goed.’ Ze draaide zich om en liep de veranda af, terwijl ze het telefoontje uit de handen van Sandy trok. 

Het meisje gilde alsof ze zojuist een mep had gekregen. ‘Mam! Geef terug!’ 

De vrouw schudde haar hoofd. ‘Nee, en Scotty, laat die boom met rust. Je gaat op karate.’ 

‘Maar dat wil ik niet!’ schreeuwde Scotty. 

‘Jammer dan,’ antwoordde de vrouw, terwijl ze haar telefoon pakte en begon te bellen terwijl ze vlug over de stoep wegliep, met haar verwende kinderen in haar kielzog. 

Liv draaide zich om en keek Rory aan, die nog steeds een ijzige uitdrukking op zijn gezicht had. 

‘Je maakte misbruik van je krachten,’ zei hij kritisch. 

‘Oh ja? Wat heb ik aan mijn krachten als ik ze niet mag gebruiken voor iets goeds? Ik gebruik ze niet voor eigen gewin, zoals Adler. Ik heb net twee kittens gered van misbruik en verwaarlozing. Ik heb jou gered van hartzeer en hopelijk heb ik ook iets goeds gedaan voor het gezin,’ zei Liv, terwijl ze langs Rory liep en zijn huis betrad. De kittens zaten overal. Ze hingen in de gordijnen en speelden met Rory’s sokken. ‘Die vrouw manipuleerde haar aannemer en probeerde macht over hem uit te oefenen. Ik heb gezorgd voor gerechtigheid. Dat is mijn taak en dat is wat ik daarnet deed. Als wat ik deed onjuist was, dan doet de politie ook onjuiste dingen door slechte mensen ervan te weerhouden slechte dingen te doen.’ 

Rory deed de deur dicht. Liv’s openhartige verklaring deed hem niets. 

Liv plofte neer op de grond en pakte Junebug op. Junebug probeerde naar haar haren te grijpen alsof het een stel slangen waren. ‘Ik kan niet geloven dat je de kittens weg doet.’ 

‘Ik doe ze niet weg,’ zei Rory botweg. ‘Ik zorg dat ze een goed huisje krijgen. Het is tijd. Ze zijn oud genoeg.’ 

Liv fronste. ‘Ik ga ze missen. Maar goed, die vrouw was afschuwelijk. Zij had de kittens nooit een goed onderkomen kunnen bieden.’ 

‘Junebug blijft,’ zuchtte Rory. Hij ging kreunend zitten in zijn stoel. 

Liv hield Junebug boven haar hoofd, net zoals in een scène uit De Leeuwenkoning. ‘Jippie! Je mag blijven! Jij bent de uitverkorene!’ 

Rory rolde zijn ogen. ‘Je kunt mensen niet veranderen, weet je?’

‘Ik wel,’ zei ze. 

‘Die vrouw zal doen wat je hebt gezegd, maar over een poosje wordt ze weer haar oude zelf,’ legde Rory uit. 

‘Nou, ik geloof dat sommige dingen die ik heb gezegd blijvend zullen zijn,’ zei Liv. ‘Misschien vindt ze het wel leuk om goede dingen te doen, zoals een donatie. Misschien vindt ze het wel zo leuk, en doet ze het opnieuw.’ 

Rory schudde zijn hoofd. ‘Magie kan jouw problemen niet oplossen.’  

‘Dat deed het ook niet,’ wierp ze tegen. ‘Het heeft de jouwe opgelost. Graag gedaan, trouwens.’ 

Rory draaide zijn hoofd om toen er op de deur werd geklopt. ‘Niet nog meer potentiële kopers. Ik ben het zat. Wil jij open doen en zeggen dat ze morgen terug kunnen komen?’ 

Liv stond op en drukte Junebug tegen haar borst. ‘Goh, hoeveel mensen heb je vandaag al afgewezen?’

‘Je wilt het niet weten,’ gromde Rory, terwijl hij zijn ogen sloot alsof hij probeerde te ontspannen.  

Rory vroeg eigenlijk nooit of Liv iets voor hem wilde doen, dus ze greep haar kans om deze mensen weg te sturen. 

Toen Liv de deur opende, stonden daar geen potentiële kopers. Maar goed, Liv had een opdracht gekregen, dus ze zou ook deze persoon wegsturen. 

‘Sorry, kom morgen maar terug,’ zong Liv. ‘Aldus Rory.’ 

Bermuda Laurens duwde zichzelf langs Liv met een stoffen tas in haar armen gedrukt. Ze droeg een grote hoed met bloemen.  

‘Mamma!’ riep Rory uit, terwijl hij overeind sprong. ‘Je bent terug.’

‘En je wilt me weg hebben,’ zei Bermuda, terwijl ze met getuite lippen haar handschoenen uittrok.

Rory keek Liv vernietigend aan. ‘Ik wil je niet weg hebben.’ Hij richtte zijn aandacht op Bermuda. ‘Ik vroeg Liv iedereen weg te sturen die naar de kittens kwam kijken. Maar goed, Liv heeft soms moeite met het opvolgen van orders.’ 

Bermuda zuchtte. ‘Dat had ik je ook wel kunnen vertellen, schat.’ 

Liv trok Junebug tegen haar gezicht en fluisterde: ‘Stank voor dank.’ 

Bermuda wees autoritair naar de bank. ‘Ga zitten, magiër. Luister goed, ik heb nieuws.’ 

‘Oh, heb je ontdekt hoe de geschiedenis is gewist? Of ben je achter andere informatie gekomen waar niemand iets vanaf weet wat betreft stervelingen en magiërs?’ vroeg Liv. Ondertussen klom Junebug over haar schouders en gebruikte Liv als een soort krabpaal. 

Bermuda schudde haar hoofd en keek naar Rory. ‘Ze werkt ook niet mee, hè?’ 

‘Ik denk niet dat ze weet hoe dat moet,’ antwoordde hij, terwijl hij naar voren stapte en Junebug van Liv’s schouder plukte.