Het Geldersch Byenboek of pratyk der byen, langs den kant der Maes, Peel en Niers - Petrus Hendrix - E-Book

Het Geldersch Byenboek of pratyk der byen, langs den kant der Maes, Peel en Niers E-Book

Petrus Hendrix

0,0
1,99 €

oder
-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
  • Herausgeber: DigiCat
  • Kategorie: Lebensstil
  • Sprache: Niederländisch
  • Veröffentlichungsjahr: 2023
Beschreibung

Het Geldersch Byenboek of pratyk der byen, langs den kant der Maes, Peel en Niers is een baanbrekend werk geschreven door Petrus Hendrix. Het boek belicht de praktijk van het houden van bijen langs de rivieren Maas, Peel en Niers en biedt uitgebreide informatie over de verschillende aspecten van de bijenteelt. Hendrix heeft een duidelijke en precieze schrijfstijl die zowel boeiend als informatief is, waardoor dit werk een onmisbare bron is voor zowel beginnende imkers als ervaren bijenhouders. Door zijn gedetailleerde beschrijvingen en praktische tips, biedt Het Geldersch Byenboek een waardevolle kijk op de tradities en technieken van de bijenteelt in deze specifieke regio. Petrus Hendrix, een ervaren imker en bijenteelt expert, heeft zijn diepgaande kennis en ervaring gebruikt om dit unieke en verhelderende boek te schrijven. Aan alle liefhebbers van bijen en de bijenteelt, van beginners tot gevorderden, raad ik ten zeerste aan om Het Geldersch Byenboek te lezen en te gebruiken als een onmisbare gids voor het houden van bijen.

Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:

EPUB
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Petrus Hendrix

Het Geldersch Byenboek of pratyk der byen, langs den kant der Maes, Peel en Niers

In het overkwartier van Gelderland
 
EAN 8596547476665
DigiCat, 2023 Contact: [email protected]

Inhoudsopgave

INLEIDING.
Register van de principaelste Saeken.
Het Geldersch Byenboek.
VOORREEDEN TOT DEN LEESER.
Eerste deel.
Capittel I.
Van de natuer der byen.
Capittel II.
Van den arbeyt der byen.
Capittel III.
Van den aert der byen.
Capittel IV.
Eenige observatie om de jaeren te kennen of sy vette ofte maeger syn.
Het tweede deel.
Capittel I.
Van de vyanden der byen.
Capittel II.
Van den wolf der byen.
Capittel III.
Van den inwendigen vyand.
Het derde deel.
Capittel I.
Van het huys der byen.
Capittel II.
Van de byen-hut ofte schop in den winter.
Capittel III.
Van die hut in den somer .
Het vyerde deel.
Capittel I.
Van de vaeselbyen ofte opsetters.
Het vyefde deel.
Capittel I.
Van de ponden der vaeselbyen.
Capittel II.
Wat nog moet geobserveert worden.
Het vyfde deel.
Capittel I.
Van het vuylmaeken der byen.
Het sesde deel.
Capittel I.
Van het reynigen der byen en visitieren der selven naer den wynter.
Het sevende deel.
Capittel I.
Hoe men eene moerloose bye in den lenten helpen kan.
Het aegste deel.
Capittel I.
Van de roovers en vyanden der byen.
Capittel II.
Van de middelen tegen de roovers.
Het negende deel.
Capittel I.
Van het voeren en laeven der byen.
Het tiende deel.
Van het korten in den lenten.
Het elfste deel.
Capittel I.
Van het eerste swaermen en jaegen.
Capittel II.
Van het jaegen der byen.
Capittel III.
Van de swacken byen die op haeren tydt niet konnen gejaegt worden.
Het twaelfde deel.
Capittel I.
Van het swaermen der byen.
Capittel II.
Van de swaermen der gejaegden byen.
Capittel III.
Hoe de naerswaermen moeten staen.
Capittel IV.
Eenige bemerkingen voor de liefhebbers der byen.
Het dertiende deel.
Van het bewaeren der moeren.
Het vyertiende deel.
Van de laemen dolle en onvrugtbaere moeren.
Het vyftynde deel.
Van het korten der byen naer het swaermen.
Het sestynde deel.
Van het verspelen der moeren.
Het seventynde deel.
Van het helpen der moerloosen.
Het achtynde deel.
Van het lappen der byen.
Het negentiende deel.
Van het hanteeren der jaegers.
Het twyntigste deel.
Van het omsetten der byen.
Het een en twyntigste deel.
Van de ongesontheydt en vuyligheydt der byen.
Het twee en twintigste deel.
Hoe een ongesonde bye moet gesondt gemaekt worden.
Het dry en twintigste deel.
Capittel I.
Hoe men voorders de byen moet hantieren.
Het vyer en twintigste deel.
Van het vervoeren der byen naer de Peel enz.
Capittel II.
Van de beste byen om naer den Peel te vaeren.
Capittel III.
Wat men moet doen naer het vervaeren der byen.
Het vyf en twyntigste deel.
Van het terughaelen der byen uit de Peel.
Het zes en twintigste deel.
Van het dooden der byen.
Het seven en twintigste deel.
Van het maeken van den honingh.
Het agt en twintygste deel.
Hoe men den byen uytsteekt en den honingh in de ton doet.
Het negen en twintygste deel.
Hoe men den honingh separeert van het was.
Het dartigste deel.
Van het mey maeken.

INLEIDING.

Inhoudsopgave

De bijenteelt was oudtijds meer dan thans, ook in sommige gewesten van ons Vaderland, een niet onbeduidende tak van nijverheid. In de heidestreken van het tegenwoordige Limburg en Noord-Brabant trof men vele bijenhouders aan, die zich eene noemenswaardige opbrengst wisten te verschaffen uit de vlijt der kleine diertjes, door het verkoopen van honig, het bezorgen en persen van was ter vervaardiging van kaarsen en het distilleeren van een drank genaamd “meede”. Insgelijks werden geneesmiddelen, pleisters, confituren uit honig en was bereid; en wie kent niet de beroemde wassen beelden, groot en klein?

Het beloofde land der Joden, na de slavernij in Egypte, was een gewest overvloeijende van melk en honig en de zoetigheid des honigs wordt door de gansche oudheid geroemd.

Geen wonder dat behalve de Grieken ook reeds de oude Romeinen het bijengewin belangrijk genoeg vonden om hetzelve in prosa en dicht te beschrijven. Virgilius in zijne Georgica, Plinius en Columella verklaren ons op hunne manier den oorsprong en ontsluieren vele geheimen van het naarstig bijenvolkje.

De volgende eeuwen leverden meerdere overzetters dezer Latijnsche schrijvers van het akkerwezen “Rei rusticae scriptores” in verschillende taal en stijl; allen echter bleven min of meer slaafsche navolgers hunner meesters. Zelfs vader Vondel zond eene Nederduitsche vertaling van Virgilius’ Georgica de wereld in.

Meer vakkennis, grondiger onderzoek, dieper doordringen in de natuurkundige wetenschappen, zelfbekwaming door praktijk, een meer stelselmatige indeeling der insektensoorten kenschetsen de latere schrijvers over de Bijen, hare natuur, werkzaamheden, en behandeling in betrekking tot landbouw en koopwaarde.

In de 16de eeuw leefde in de Academiestad Leiden Dirk Outgers Cluijt welke veel bijdroeg tot de bevordering der kruidkunde in Nederland. Ten jare 1598 verscheen van hem een werkje “Van de Biën haeren wonderlycken oorspronck enz.” dat meerdere uitgaven beleefde. Theodorus Clutius, zoo hij zich op zijn Latijnsch betitelde, verdeelde zijn geschrift in 3 boeken: “I van de Biën inhoudende, van de nature, eygentschap ende hare ordentlycke regeringe, die sy met haren coninck onder malkanderen onderhouden; II van de regeeringhe der Biën, leerende hoe men die op ’t profytelyckste voeden ende regeren sal; III van den Honich, tracterende wat nuttigheydt ende profyten dat men daer uyt can cryghen, ende wat men daer van can maken”. Deze boeken zijn wederom in kapittels onderverdeeld en het geheele werk is gesteld in den vorm van samenspraken, die besloten worden met de volgende ontboezeming van zijn ondervrager: “Het is my gewest een genuchte om te hooren, verstaen hebbende al, dese wonderlyke werken die God hier boven in dese cleyne creaturkens geschapen heeft: En wel te recht mach David in syn Psalmen seggen dat Godt wonderlyc is in Syn doen en werken, en dat se ooc onbegrypelyc syn want men vint in dese creaturkens veel ongelooflyck en ongehoorde dingen, noch langs so meerder, dan men oyt te voren geweten heeft: wille daerom deur dese cleyn dierkens bemerken Godts wonderwerken! Hem lovende en danckende dat hy ons so veel na gelaten heeft, dat wy (alwaert dat wy willens blint wilde syn) moeten bekennen dat hy al regeert en bewaert tot ons besten, welcken sy gelooft, gepresen inder eeuwicheijt. Amen”.

Het werkje van Cluijt is op een wetenschappelijken voet geschreven, nogthans met bijbehoud der oude schrijvers.

In volgende tijden verschenen meerdere Hollandsche, Vlaamsche, Fransche en Duitsche verhandelingen over de bijenteelt, waarvan men eene beknopte opgave vindt in: Heckmeijer’s Handboek over de Bijen, Zwolle 1866 pag. IV.

Het voormalige land van Kessel onder het Geldersch Overkwartier behoorende, bezat onmeetbare heidevelden zeer geëigend voor de bijencultuur, die dan ook van oudsher een voorname tak van winst vooral voor de Peellanders was. In de oude Gerichtsprotocollen en andere stukken komen herhaalde gevallen voor, betrekking hebbende op het standgeld der bijenkorven, opvangen van zwermen, verpachting van den bijenstand, belasting op de “opsetters” enz. dat alles de groote honig- en wasproductie aanduidt. Van de Maasstreken bragt men in bepaalde jaargetijden de bijen naar de ruimere Peelheiden en zoo behoorde in de vorige eeuw in de heerlijkheid ter Horst, de helft dezer opbrengst tot de inkomsten der kerk. (Steffens, Geschied. der aloude heerl. Horst, pag. 165 seq.). Te Venraij had de vicarie van Sint Theunisaltaar een derde gedeelte van den bijenstand en het Schepenzegel van dit dorp had, behalven de sleutels van Sint Pieter, een bijenkorf in zijn wapenschild. (Zie Maasgouw 3de jaargang 1881 pag. 422 seq.).

De Eerwaarde heer Petrus Hendrix, kapelaan te Lottum, die gelijk meerdere zijner Kessellandsche ambtsvoorgangers een nijvere bijenhouder was, en jarenlang liefhebber en beoefenaar dier teelt is geweest, heeft tot gemak van eigen bewerking en tot gerief van anderen, die zich op deze kennis toeleggen, de vruchten zijner “ondervinding en pratijk” zooals hij zegt, in schrift gebracht en te boek gesteld, waaraan hij den 11 December 1786 de laatste hand legde en zoo dien geestesarbeid voltooide.

De schrijver die eene groote opmerkingsgave bezat, heeft hoofdzakelijk de bewoners van den Peel, Maas, Niers en hunne omstreken op het oog, waarom hij dan ook vooral met plaatselijke omstandigheden, grond, weersgesteldheid en gebruiken rekening houdt. In groote wetenschappelijke natuuronderzoekingen verdiept de schrijver zich geenszins, trekt de gevolgtrekking welke de ouderen uit den stand der planeten op vruchtbare of onvruchtbare bijenjaren maakten in twijfel en zet slechts nauwkeurig te boek wat hij zelf van de bijen gezien, van hare vijanden weet, en van de behandeling, gereedschappen en hutten des bijenmans kent en ondervonden heeft. De taal waarin de schrijver zijn werk opstelde is de Nederlandsche, zooals ze in boeken op het laatst der vorige eeuw in het Roermondsch Kwartier gedrukt, voorkomt. Het geheel is doormengd met plaatselijke of platte uitdrukkingen en woorden die ontegenzeggelijk den Maaslandsch-Kleefschen tongval verraden1.

Ongetwijfeld heeft de Kapelaan-bijenman, behalve anderen ook, het boek van den Leijdschen botanicus Cluijt voor oogen gehad, daar hij gelijksoortige zegswijzen bezigt en ook de catechetische vorm in vragen en antwoorden gebruikt, doch veel wijdloopiger en meer geregeld dan deze de verrichtingen en werkzaamheden aangeeft.

De titel van het werk luidt:

“Byen boeck ofte Pratyk der byen dat is, hoe de byen langhs den kandt van de Maes, Peel, Niers en naebuerige Platsen moeten gehantert en bearbeydt woorden, opgestelt by maniere van saemenspraeck door Peeter Hendrix à Meerloo”.

En het slot:

“Finis ofte eynde van dit byenboeck gemaeckt door het pratyk en ondervinding van den eerwaarden Peter Hendrix, Capelaen tot Lottum, hac die 11ma Decembris anno 1786”.