Suikerwolkeneditie - Sabine Reinecke - E-Book

Suikerwolkeneditie E-Book

Sabine Reinecke

0,0

Beschreibung

"Wir müssen endlich wieder unsere Herzen öffnen, unsere Kinder auf den Schoß nehmen, das Märchenbuch aufklappen und zusammen auf Abenteuerreise gehen", schreibt Sabine Reinecke im Vorwort zu ihrem Buch. Und genau dazu sind ihre 7 zauberhaften Geschichten wie gemacht. Sie erzählen von Mut und Freundschaft, von Liebe und Trauer, vom Zusammenhalten und sich gegenseitig unterstützen und ja, auch vom Tod. Denn er ist Teil des Lebenskreislaufs und sollte auch Kindern gegenüber kein Tabu-Thema sein. Gleichzeitig geben die Geschichten Hoffnung und Stärke und zeigen, dass wir unser Schicksal - und damit auch unser Glück - jederzeit selbst in die Hand nehmen können. Sie laden zum Träumen, Wünschen und vor allem zum miteinander Reden ein. Es sind Geschichten für die ganze Familie. Ihre himmlischen Botschaften berühren das Herz und entführen uns für eine Weile in eine andere Welt. Hast auch du Lust, dich verzaubern zu lassen? Dann fühle dich herzlich eingeladen und tauche ein in die Zuckerwolkenedition.

Sie lesen das E-Book in den Legimi-Apps auf:

Android
iOS
von Legimi
zertifizierten E-Readern
Kindle™-E-Readern
(für ausgewählte Pakete)

Seitenzahl: 92

Das E-Book (TTS) können Sie hören im Abo „Legimi Premium” in Legimi-Apps auf:

Android
iOS
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Inhoudsopgave

Voorwoord

De kleine mug »Prikkie Prik«

Paultje, de kleine wimpelkarper

Schuschu, de witte uil

De zwanenfamilie Witte Veder

De toverhut in het bos

Tussen hemel en aarde

Erika, de kleine rode modeltrein

Credits

Mijnbijzonderedankgaat uitnaarIneenRobHinskens voorhetvertalenvande »Suikerwolkeneditie«.

DankjewelSabine

Voorwoord

Ik denk dat het de hoogste tijd is dat wij ons eraan herinneren dat wij sterke mensen met goddelijke mogelijkheden zijn.

Wij mogen dromen, wensen, hopen, moedig zijn – en wel ieder op zijn of haar eigen wijze. Wij moeten weg uit de schemertoestand, waarin we door onze welvaartsmaatschappij terechtkomen. Wij verleren te leven, met ons hart lief te hebben, te durven en te vertrouwen.

Waar zijn nu »gelukkige Hans« en »sterrendaalders« gebleven? Ik vertel het jullie, ze verstoppen zich omdat ze bang zijn voor spot en leedvermaak, omdat ze gewoon anders zijn; niet rijk en niet mooi. Ze jagen niet de Mercedesster en de overheidsbaan na, neen, ze blijven in hun schuilplaats want het is niet cool om geen merkkleding te dragen, te zeggen wat men echt denkt en tegen de stroom in te zwemmen. Zij zijn bang om uitgelachen, uitgescholden of gepest te worden.

Familiebanden brokkelen af onder de last van de winstmaximalisatie. Onze kinderen rest nauwelijks tijd om te spelen, dingen te proberen en de wereld ontdekken. Zij moeten presteren, net als hun ouders.

Een opwarmende, met liefde bereide griesmeelpap wordt vervangen door fastfood. Opa en oma wonen in een andere stad en moeten tot hun 68e werken.

Hoe verbijsterd zijn wij als wij vernemen dat kinderen/jeugdigen zich van het leven beroven omdat ze zo zeer mishandeld, gepest en vernederd zijn, dat ze zich van vertwijfeling zelf doden!?

Wij zien hoe jonge meisjes als diva naar school worden gebracht en dat kunstwimpers en opgevulde bokworstlippen in de samenleving meer aandacht krijgen dan sociaal engagement en natuurlijke nederigheid.

Het is niet meer van deze tijd een ambachtelijk beroep te leren, daarom wordt »normalo« door het eindexamen geduwd want dat handarbeid iets zinvols, bevredigends, kreatiefs en waardevols is, wordt niet meer overgebracht. Ghostwriters worden ingehuurd om maatschappelijk aanzien te verwerven.

Alcohol en drugs staan op plaats 1 op de lijst van verslavende middelen en laten duidelijk zien hoe wij met gevoelens omgaan, namelijk helemaal niet.Wij verdrinken en verdoven ze, want we hebben al lang verleerd ons volledige potentieel te benutten.

Wij hakken onze wortels af, ondersteunen onze vleugels, wij zijn bang voor de dood en spaghetti groeit aan de bomen.

Wij horen geen sneeuwklokjes meer rinkelen en praten niet meer met de boom voor ons huis.

Wij weten niet hoe ons lichaam werkt om nog maar te zwijgen dat wij geest en ziel hebben.

Wij hebben geen besef meer en ontkennen de geestenwereld. Wat niet wetenschappelijk onderbouwd is, wordt afgekeurd, weggehoond en uitgelachen.

Waarom? Omdat wij angst voor onze eigen krachten en vaardigheden hebben.

Stop ermee!

Wij moeten eindelijk weer onze harten openen, onze kinderen op de schoot nemen, het sprookjesboek openklappen en samen weer op avonturenreis gaan.

Wij moeten ons hart verwarmen en hen leren dat er dingen tussen hemel en aarde zijn, die ieder voor zich ontdekken en benutten kan.

Daarom lees samen het verhaal van de mug Prikkie Prik en jullie zullen zien dat zelfs de kleinste mug van de wereld iets groots bewerkstelligen kan.

Duik met »Paultje, de kleine wimpelkarper« door de tuinvijver en laat jullie door de waterleliedames redden. Struin langs de oever van het verscholen bosmeer en tem de witte langhalzen »Eddi en Freddi«, als je hun manpower op het rechte pad voert en begrijp waarom belhamelgedrag en geweld geen toekomst mag hebben. Kijk samen in de »toverhut in het bos« door het raam en vraag aan de toverklok wat daar is gebeurd.

En net zoals de geboorte, hoort ook de dood tot het leven. Praat er eindelijk over! Laten we onze kinderen uitleggen dat de dood een deel is van de kringloop van het leven.

Sluip samen met de beide poesjes »Felix en Irmchen« door het dorp en zoek met de hele familie naar de hemelladder. Of rij bij opa met de kleine modelspoorbaan »Erika« en verwonder je over de gummibeerzakjes. Misschien doet afscheid nemen daarna niet meer zo heel veel pijn.

Blijf verbonden met het universum, wees hemels en geaard. Droom, wens, tover, lach en huil met de hele familie. Laat ons allen weer geloven in sprookjes en wonderen en bedenk er zelf een paar – ook in de 21e eeuw – dat is mijn hartewens.

Blijf eraan denken dat wij sterke mensen met goddelijke mogelijkheden zijn.

Jullie Sabine Reinecke

De kleine mug »Prikkie Prik«

Er was eens, te midden van kleine boerderijtjes en dorpse idylle, op een kleurrijke bloemenweide, een grote, oude appelboom.

In de winter stond hij als een knoestig middelpunt kaal en met sneeuw bedekt, eenzaam op de met sneeuw bedekte weide. In de lente, als de zon scheen en de bijen om hem heen zoemden, duwde hij zijn tere, groene bladeren in het licht en vormde hij rosewitte bloemknoppen. De warme zomerzon en de vele plensbuien zorgden ervoor dat de rosewitte bloemknoppen in rode, dikke appels veranderden.

In een wonderschone rode appel woonden de rupsen Fridolin en Trullala. De twee kleine rupsenkinderen vierden elke dag van hun leven. Ze sponnen lange rupsdraden en kropen met hun dierenvriendjes rond in de bloemenweide.

Zo ging het dag in dag uit.

Maar toen werd de lucht donker, de herfstwind blies over het land, vliegers gingen de lucht in en de reuzen kwamen.

Fridolin en Trullala waren doodsbang voor de reuzen, want ze kwamen met grote ladders en manden om elke appel van de boom te rukken, ook het appelhuis van Fridolin en Trullala.

De twee rupsenkinderen waren verdrietig en vroegen hun dierenvrienden: »Wat kunnen we doen tegen de reuzen?«

De egel trilde onwetend met zijn stekels, de slak kroop ineen »Ik weet het niet« en de kleine mol snoof alleen verlegen.

Toen vloog de oude weidehommel voorbij, hoorde over de angst van de rupsenkinderen en ging bij hen in het hoge gras zitten.

De oude hommel dacht diep na, ze overdacht wat mogelijk was.

»Ik heb het, ik kan jullie helpen«, gromde ze, terwijl ze haar dikke hoofd optilde en sprak: »Hou goede moed, ga naar huis, ik kom morgen terug!« Lachend vloog ze weg.

Fridolin en Trullala waren erg opgewonden en zwaaiden de oude hommel na.

De volgende morgen stond een lange ladder tegen de appelboom. Op de grond stond een grote mand en de reuzen stampten in hun groene, gele en rode rubberlaarzen door de wei.

Fridolin en Trullala trilden van angst over hun hele lichaam want een reus greep al naar hun appelhuisje.

Ze keken verschrikt uit het raam toen ze een luid gebrom en gezoem hoorden. Het was de oude weidehommel, vergezeld van de mug Prikkie Prik.

Plots vlogen Fridolin en Trullala door de lucht, hun hele huisje werd door elkaar geschud. Intussen sprong de reus van de ladder, hield zijn neus dicht, riep »Auw, auw« en rende weg.

Het appelhuis viel hard maar heelhuids op de grond.

De wind, de vrolijke metgezel die alles had gezien, blies snel een paar gekleurde bladeren van de takken en bedekte daarmee de appel.

Zo goed verstopt konden Fridolin en Trullala hun appelhuis houden en gaven ze een groot feest voor de oude weidehommel en de kleine mug Prikkie Prik; alle dierenkinderen vierden mee.

Het moraal van het verhaal:

»Wie denkt dat kleine muggen niets teweeg kunnen brengen, heeft het vreselijk mis!«

Paultje, de kleine wimpelkarper

Ver buiten de grote stad woonde Paultje, de kleine wimpelkarper met zijn 5 broers in een paradijselijke tuinvijver.

De vijver was groot en diep en bood kleine wimpelkarpers genoeg ruimte om op avonturenreis te gaan. Tussen het riet en de waterplanten was het heerlijk zwemmen, duiken en ravotten.

Paultje was de kleinste van de zes wimpelkarpers, een klein, nieuwsgierig ventje. Met zijn lichte en donkere strepen zag hij er heel grappig uit, als een kleine tijger in een glas water. Zijn driehoekige vorm gaf hem zijn naam. Paultje had een lieve vissenneus en tikte er graag overal mee tegen aan.

Hij deelde de grote tuinvijver met een school goudvissen en heel veel groene wateralgen. Hij en zijn broers waren steeds op zoek naar eten; dat was hun dagelijkse doen en laten, hoewel ze ook door Jan gevoerd werden.

Jan woonde met zijn vrouw in dit prachtige tuinparadijs. Hij had er weken over gedaan om de vijver zelf te bouwen en aan te leggen. De vissen hielden van hun Jan en Jan hield van zijn vissen.

Hij was vooral dol op de zes kleine wimpelkarpers, die erg kostbaar en ook erg gevoelig waren. Ze gaven hem en zijn vrouw veel plezier, vooral als ze hun baantjes zwommen onder de grappige fontein en ze zich lieten besproeien door de grote druppels van de fontein.

In de schemering zat Jan graag met zijn vrouw aan de rand van de vijver om naar hun krioelende kleine vrienden te kijken. Dan omarmden ze elkaar tevreden en kusten ze elkaar.

Ook de goudvissen hadden hun favoriete plekje. In de grote, doorzichtige watertoren lagen ze graag in de zon en warmden ze hun vinnen op.

Alleen de grote goudvis was erg opdringerig en duwde iedereen aan de kant die hem in de weg zat.

Hij was ook altijd als eerste bij het eten.

Nog voordat het voedernet met een plons in het water viel, doken de kleine vissenbekjes opgewonden en zenuwachtig uit het donkere water op, totdat ze alle kruimeltjes vonden.

Daardoor werden de drie waterlelies met water besproeid en schudden zij van plezier hun mooie hoofdjes. Ze woonden ook in de tuinvijver en hadden elk een naam. De gele heette Theresa, de roze heette Rosalie en de witte heette Lilli.

Met hun tere wortels hielden ze zich vast in hun plantenkorven en duwden hun dunne steeltjes vlak tot vlak onder de wateroppervlakte, zodat ze in het licht hun wondermooie, grote lelieknoppen op een brede kraag van bladeren konden laten rusten. Als alle drie de waterlelies in bloei stonden, zag het er zo mooi uit dat zelfs de grommende waterval aan de rand van de vijver verbaasd was. Gedurende korte tijd maakte zijn water een helder geluid om daarna weer brommig te klateren.

Gelijktijdig dat de waterlelie bloeide, liet de oude magnolia haar lichtroze bloesem vallen. Als buurvrouw van de stenen waterval stond zij jarenlang bij de tuinvijver en zorgde voor schaduw.