Triade - Margot ten Pas - E-Book

Triade E-Book

Margot ten Pas

0,0
17,99 €

-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

Leven met het feit dat je een kind, je eigen vlees en bloed, hebt afgestaan en niet weet waar het is noch hoe het ermee gaat. Leven met het feit dat je bent afgestaan door je eigen moeder en vervolgens aangenomen door mensen die volstrekte vreemden voor je zijn. Leven met het feit dat je niet de enige moeder van je kind bent, maar eigenlijk het kind van een ander grootbrengt. Triade is het persoonlijke levensverhaal van Margot ten Pas. Op een open en eerlijke wijze beschrijft ze de emotionele reis onder de huid van zowel de biologische moeder, het adoptiekind als de adoptiemoeder. Het geïdealiseerde beeld dat we over het algemeen van adoptie hebben, wordt onomstotelijk verworpen. Adoptie is namelijk geen sprookje. Adoptie betekent doorgaans leven met verborgen verdriet en stille pijn.

Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:

EPUB
MOBI

Seitenzahl: 461

Veröffentlichungsjahr: 2025

Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Colofon

Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.

© 2025 novum publishing gmbh

Rathausgasse 73, A-7311 Neckenmarkt

[email protected]

ISBN drukuitgave: 978-3-7116-0493-4

ISBN e-book: 978-3-7116-0494-1

Lectoraat: Ine van Gerwe

Omslagafbeeldingen: Margot ten Pas, Oscar Rhemrev

Ontwerp omslag, lay-out & typografie: novum publishing

www.novumpublishing.nl

Toewijding

voor mijzelf

voor mijn moeder

voor mijn vader

voor mijn ouders

Inleiding

De adoptieroman Triade is grotendeels gebaseerd op ware gebeurtenissen. Ter bescherming van de privacy zijn alle namen, behalve de namen gerelateerd aan het Koninklijk Huis, gefingeerd.

Proloog

‘Een paar maanden geleden had nog niemand van haar gehoord. Vandaag ligt haar boek in alle boekhandels. Happinez, LINDA, Libelle, Margriet, JAN… We kunnen geen blad meer openslaan of er is een artikel aan haar boek gewijd. Ik heb het uiteraard over Mijn bloed – Onze tranen. Een aangrijpende roman die het thema adoptie opnieuw onder de aandacht brengt. Dames en heren, vandaag is ze te gast bij ons. Ik vraag u een warm applaus te geven voor Mia Vermehr!’

Terwijl het applaus door de tv-studio van 55 Minuten met Raaf davert, wordt het licht van de felle spot op mijn gezicht gericht. O mijn god, schiet het in paniek door mijn hoofd, mijn snufferd is nu in alle Nederlandse huiskamers te zien. Er zit toch geen sla tussen mijn tanden? Schijnt mijn blouse niet te veel door? En die ene haar op mijn kin, dat kreng dat al jaren dapper zijn eigen leven leidt, zou die in beeld zijn?

‘Mia Vermehr, goedenavond en hartelijk dank voor je komst. Het verheugt me dat je je allereerste tv-interview hier bij ons komt geven.’

De stem van Raphaël de Groot haalt me ruw uit mijn gedachten. Ik hou mijn hoofd stil, en draai mijn ogen zo onopvallend mogelijk naar het publiek.

Mijn hemel, wat een boel mensen.

Zijn uitnodiging had me een paar dagen geleden nog best leuk geleken. Spannend ook. Het was in ieder geval een buitengewoon fantastische erkenning voor het resultaat van mijn maandenlange gezwoeg om mijn woorden op papier te krijgen.

Maar nu ik tegenover Raaf – dé Raaf van 55 Minuten met Raaf – op het fameuze rafelige praatbankje zit en er meerdere camera’s op me gericht zijn, vind ik het helemaal niet meer leuk, of spannend. Ik vind het alleen nog maar eng. Doodeng. Peinzend vraag ik me af wie dit dwaze idee in godesnaam heeft bedacht. En ik kan het me nauwelijks voorstellen dat ik zelf degene geweest ben die hiermee ingestemd heeft. Dat moet in een vlaag van verstandsverbijstering gebeurd zijn. Een andere verklaring kan ik er niet zo snel voor vinden.

‘Goedenavond, Raphaël,’ reageer ik nerveus.

‘Mia,’ begint hij het gesprek. ‘Je bent helemaal geen schrijfster van beroep, en toch heb ik hier een boek voor me liggen met jouw naam erop.’

Ik kijk hem afwachtend aan. Verwacht hij nou dat ik hierop inhaak?

‘Wat een verhaal,’ gaat hij gelukkig zelf verder. ‘Hoe ben je ertoe gekomen om dit te schrijven?’

Uit pure zenuwen trek ik een paar rafeltjes van het gebloemde bankje los. Ik rol ze tussen mijn duim en wijsvinger tot een klein balletje en haal diep adem.

‘Het was eigenlijk mijn man die op een gegeven moment met de opmerking kwam dat ik wel een boek over mijn adoptie zou kunnen schrijven.’

Raphaël zet grote ogen op.

‘Dat zette me aan het denken,’ vertel ik verder. ‘Het zou geheid alle gevoelens, die ik tot dan toe zorgvuldig diep verborgen had gehouden, naar de oppervlakte halen. Maar het zou misschien wel een manier zijn om eindelijk de confrontatie met die gevoelens aan te gaan. Niet langer verdringen, maar verwerken. Hoe is het mogelijk, hè? Dat je de vijftig gepasseerd moet zijn om tot die conclusie te komen.’

Wauw, dat was er zomaar uit.

‘Tsja.’ Raphaël glimlacht begripvol. ‘Sommige dingen hebben nu eenmaal tijd nodig om te rijpen.’

Ik knik instemmend.

Vervolgens kijkt hij me indringend aan. ‘Je bent geadopteerd.’

‘Ja, dat klopt.’

‘Je roman is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Ik neem aan dat het jouw persoonlijke gebeurtenissen betreffen en dat het boek autobiografisch is,’ zegt Raphaël terwijl hij zijn hoofd iets schuin houdt en zijn voorhoofd fronst.

Ik voel gewoon dat de camera’s op mij inzoomen. Mijn tranen zoeken een weg naar buiten.

‘Eh… eh, de verhaallijn van het geadopteerde meisje is… eh… inderdaad autobiografisch,’ hakkel ik.

Shit, verdomde klotetranen. Ik wil niet huilen. Ik adem in en uit, en nog eens, in en uit… Een vriendje heeft me ooit gezegd dat hij zich altijd op het woord ‘patat’ concentreert als hij zijn emoties de baas wil blijven. Patat, patat, patat… Patat, patat… Verdomd, het helpt.

‘Het boek beschrijft mijn eigen adoptie,’ hervat ik, op het oog zelfverzekerd. Vanbinnen ben ik inmiddels niet veel meer dan een zielig hoopje mens.

‘Vandaar dat de verhaallijn van het meisje in de eerste persoon is geschreven, en de rest in de derde persoon,’ concludeert Raphaël.

Ik glimlach. ‘Dat zou inderdaad een logische verklaring zijn, maar er zit een meer symbolische gedachte achter het gebruik van de eerste persoon.’

‘Ik ben benieuwd. Vertel.’

‘In tegenstelling tot beide moeders, die wel inspraak in het hele adoptiegebeuren hebben gehad, heeft het kind alles moeten ondergaan, zonder ook maar ergens enige invloed op te hebben gehad. Als revanche is het geadopteerde meisje in mijn boek de eerste persoon. Letterlijk.’

‘Wat een mooie gedachte, Mia.’ Raphaël lijkt even na te denken. ‘Als ik het goed begrijp, beschrijven de andere twee verhaallijnen dus de ervaringen van zowel je biologische moeder als die van je adoptiemoeder?’ vraagt hij ter bevestiging.

‘Ja, inderdaad.’

‘Eén adoptie, beschreven vanuit drie belevingen… Dat is volgens mij vrij uniek.’

‘Vanuit wetenschappelijk oogpunt is er over alle drie de partijen van de adoptietriade al veel geschreven. Maar de adoptieromans – althans de romans die ik tot nu toe tegen ben gekomen – schrijven stuk voor stuk vanuit het perspectief van óf de geadopteerde óf de adoptieouders. En romans die geschreven zijn vanuit het perspectief van de biologische moeder bestaan eigenlijk maar heel weinig.’

Raphaël knikt.

‘Het leek mij interessant om alle drie de perspectieven door elkaar heen te vlechten om een totaalbeeld van een en dezelfde adoptie te creëren,’ vervolg ik. Het komt er vloeiend uit. Al mijn zenuwen zijn inmiddels verdwenen.

Raphaël kijkt nog eens naar het boek in zijn handen. ‘Volgens mij komt dat totaalbeeld nog eens extra tot uiting omdat je verhaal qua tijdspanne veel verder gaat dan de adoptie zelf.’

‘Adoptie is natuurlijk ook geen proces dat pas begint op het moment dat aspirant-adoptieouders hun aanvraag indienen en weer stopt zodra ze met hun kind door de voordeur wandelen,’ licht ik toe. ‘Van zowel het kind als van de biologische moeder, wordt niet voor niets gezegd dat ze “levenslang” krijgen. Bloedbanden blijven uiteraard bestaan. Maar ook emotioneel blíjven ze met elkaar verbonden.’

‘Daar heb ik eigenlijk nooit bij stilgestaan,’ merkt Raphaël op. ‘Voor mijn gevoel verdween de biologische moeder gewoon van… eh… het adoptietoneel, om het zo maar uit te drukken.’

Hij neemt even een grote slok uit het glas dat voor hem op tafel staat. Automatisch boots ik zijn gebaar na en neem ook een slok. Water…

Eigenlijk ben ik wel aan wat sterkers toe.

‘Wat mij in je boek erg getroffen heeft,’ vervolgt Raphaël, ‘zijn de passages waarin je het kind vanaf de geboorte, of eigenlijk al vanaf vóór de geboorte, zijn gevoelens laat verwoorden. Dat vond ik heel bijzonder. Bijzonder heftig ook.’

‘Een kind is bij zijn geboorte geen onbeschreven blad, zoals vaak gedacht wordt. Zowel in de baarmoeder als na de geboorte krijgen baby’s veel van hun omgeving mee, veel meer dan we denken. Alles wordt opgeslagen. Het is dan ook van groot belang te beseffen dat ieder adoptiekind de scheiding van zijn moeder, evenals het feit toevertrouwd te zijn aan vreemden, als traumatische ervaringen in zijn onderbewuste met zich meedraagt.’

‘Hier was ik me helemaal niet van bewust,’ geeft Raphaël toe. ‘Jouw boek heeft mijn denkbeeld over adoptie echt flink omvergeworpen.’

‘Een kindje van een ander ras wordt door een vermogend, blank stel opgehaald, en ze leefden nog lang en gelukkig.’ Ik glimlach om het cliché dat ik hem voorspiegel.

‘Ja,’ beaamt Raphaël. ‘Zoiets dacht ik inderdaad.’

Ik knik. ‘Maar zoals je aan mij kan zien, zijn lang niet alle adopties interraciaal. En “ze leefden nog lang en gelukkig” is over het algemeen een illusie. Achter het rooskleurige plaatje dat binnen onze samenleving van adoptie geschetst wordt, schuilt in werkelijkheid vaak de nodige pijn en verdriet. Maar er heerst een taboe om dat te onderkennen. Het ideaalbeeld moet coûte que coûte in stand gehouden worden, in ieder geval voor de buitenwereld.

‘Voor de buitenwereld?’ echoot Raphaël met een frons.

‘Ja,’ bevestig ik zijn vraag. ‘Immers het kind wordt verondersteld dankbaar te zijn dat het zo goed is terechtgekomen. Adoptieouders horen zich gelukkig te voelen omdat hun langverwachte kinderwens eindelijk in vervulling is gegaan. En van de biologische moeder wordt verwacht dat ze haar leven weer “gewoon” op zal pakken.’

Ik werp een blik op het publiek, waar ik inmiddels gewend aan ben geraakt. Mijn blik vindt enkele paar ogen die me vol interesse aankijken en dat geeft me moed om verder te gaan.

‘Maar de werkelijkheid is beduidend complexer,’ ga ik verder. ‘Mijn eigen ervaring is dat het erkennen dat het allemaal niet zo prachtig is een beetje van de pijn en het verdriet wegneemt. Het bespreekbaar maken van de duistere kanten van adoptie zorgt in ieder geval voor wat emotionele rust. Daarom zou ik ook graag een wat realistischer beeld van adoptie willen schetsen.’

‘Dat lijkt me een mooi streven. En met dit boek ben je al een heel eind op weg.’

‘Dat hoop ik.’

‘De drie belevingen en het onderscheid tussen de eerste en de derde persoon, de tijdspanne, de gevoelens van het hele kleine, en zelfs ongeboren kind… Het klinkt alsof het allemaal weloverwogen keuzes zijn. Wist je voor het schrijven al dat dit precies zo moest worden?’

‘O, nee, helemaal niet!’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ik wist totaal niet waar ik aan begon. Maar dan ook totáál niet. En, áls ik het had geweten, dan was ik er waarschijnlijk nooit aan begonnen. Het heeft me heel wat slapeloze nachten gekost. Want de ideeën, die kwamen natuurlijk niet als ik er eens goed voor ging zitten. Die kwamen ’s nachts.’

Raphaël grinnikt. ‘Uiteraard.’

‘Ik werd niet gehinderd door enige kennis van schrijftechniek toen ik begon. Maar heel langzaam kreeg het verhaal steeds meer vorm. En uiteindelijk is het gegroeid tot wat het nu is. Weliswaar geen literair hoogstandje, maar dat was mijn doel ook niet.’

‘Hoogstandje of niet, ik heb het in één adem uitgelezen. En veel belangrijker, het heeft me over adoptie aan het nadenken gezet.’ Raphaël houdt nogmaals het boek in de lucht. ‘Ik kan iedereen alleen maar aanraden Mijn bloed – Onze tranen te lezen.’

Betere publiciteit kan ik me niet wensen.

‘Mia, wil je nog iets toevoegen?’

‘Ik zou alleen nog kwijt willen dat ik hoop dat mijn boek bij mag dragen om het bewustzijn over de realiteit van adoptie te vergroten. Dit is echter het verhaal van mijn eigen adoptie. Elke adoptie is anders en iedere geadopteerde, iedere adoptiemoeder en iedere geboortemoeder heeft uiteraard een eigen verhaal, een eigen realiteit.’

‘Dat lijkt me een mooie afsluiting, Mia. Ik wil je heel hartelijk bedanken voor je komst.’

‘Ik dank jou, Raaf.’

‘Dames en heren, applaus voor Mia Vermehr!’

Hoofdstuk 1

Op zaterdagochtend, 27 februari 1960, werd Joanna van der Laan vroeg wakker en ze voelde zich anders dan anders. Ze liet zich langzaam uit bed glijden en sloop naar de badkamer. Toen ze zichzelf geconcentreerd in de spiegel opnam, zag ze dat haar borsten duidelijk voller dan anders waren. Dat kon maar één ding betekenen.

Opgewonden liep ze terug naar de slaapkamer en ging op haar knieën naast Gerrit op bed zitten. Hij werd brommend wakker. Ze knoopte haar pyjamajasje open en wreef sensueel met haar handen over haar borsten. Gerrits gebrom maakte al snel plaats voor een goedkeurend gehum.

‘Mmm, zo mag je me iedere dag wel wakker maken,’ merkte hij met een ondeugende blik in zijn ogen op.

Joanna pakte zijn handen en leidde ze naar haar borsten. ‘Kijk dan. Voel dan. Zie je niks? Voel je niks?’

Gerrit keek aandachtig naar de borsten van zijn vrouw. Hij kneep er zachtjes in met beide handen en trok haar vervolgens liefdevol tegen zich aan. Maar toen hij merkte dat ze tegenstribbelde, besefte hij dat deze ochtend toch niet de wending zou nemen zoals hij enkele seconden geleden nog had gedacht.

‘Ik merk er niks bijzonders aan,’ zei hij twijfelend.

‘Kijk dan, kíjk dan toch, Gerrit. Ze zijn gróter! Hoe kan je dat nou niet zien? En ze zijn hartstikke gevoelig.’

Hij voelde nog eens terwijl hij haar borsten met fronsende wenkbrauwen bestudeerde.

‘Ik weet het zeker. Ik voel het gewoon. Ik ben zwanger! Eindelijk, Gerrit. Eíndelijk!’

Met een blik vol verbijstering, keek Gerrit zijn vrouw aan.

‘Komen jullie twee nog maar even terug in bed,’ zei hij na een tijdje, waarna hij met een brede glimlach de dekens uitnodigend opensloeg.

‘Ik ga maandag meteen een afspraak maken bij dokter Lobeek,’ zei Joanna terwijl ze weer onder de dekens kroop. ‘Hopelijk heeft hij donderdagochtend nog een plekje vrij.’

Gerrit nam zijn overgelukkige vrouw in zijn armen en tilde de deken een stukje op. ‘Doe jij even je ogen dicht?’ fluisterde hij tegen Joanna’s buik.

‘De beelden die papa en mama nu gaan uitzenden zijn niet geschikt voor jeugdige kijkers.’

Joanna werkte als lerares Duits op een middelbare school in een populaire volkswijk in Almelo. Normaal gesproken begeleidde ze iedere donderdagochtend kinderen die wat extra aandacht nodig hadden, maar deze ochtend had maar één kind haar aandacht nodig. Haar eígen.

Toen de wekker afging, was Joanna meteen klaarwakker. Om kwart over negen werd ze bij dokter Lobeek verwacht. Gerrit opende slaperig een oog en toen hij zich nog een keer om wilde draaien, kreeg hij meteen de wind van voren.

‘Wakker worden! Hoe kan je nou verder willen slapen? Opstaan. Ik moet zo naar Lobeek. Ik ga vast douchen.’

‘Nou, dan kan ik toch nog even blijven liggen totdat jij klaar bent?’

Joanna wist dat hij gelijk had, maar het irriteerde haar dat hij zo rustig was terwijl zijzelf stijf stond van de zenuwen en de opwinding. Na vier keer van kleding gewisseld te hebben, koos ze uiteindelijk een losvallend jurkje. Toen ze aangekleed en opgetut beneden kwam, stond het ontbijt al klaar. Gerrit had thee gezet en twee sneetjes brood voor haar geroosterd, die hij belegd had met kaas en jam.

‘Lief van je.’ Ze keek haar man dankbaar aan.

‘Sorry dat ik zo tegen je uitviel.’

‘Geeft niet, schat.’ Hij schonk haar een geruststellende blik.

Joanna kreeg deze ochtend nauwelijks een hap door haar keel en ineens werd ze bevangen door onzekerheid. ‘Wat als ik het me allemaal gewoon verbeeld heb?’

‘Dan weet je straks in ieder geval of je bloeddruk in orde is,’ merkte Gerrit droog op.

Een klein lachje ontsnapte tegen haar wil. Samen ruimden ze de ontbijtrommel op en Joanna zwaaide Gerrit uit toen hij naar zijn werk vertrok. Hij was bedrijfsleider bij een grondboorbedrijf in Almelo.

‘Ik kom tussen de middag naar huis, oké? Dan kan je me vertellen wat Lobeek heeft gezegd.’

‘Ja, dat is fijn, Gerrit. Tot straks.’

Joanna meldde zich keurig netjes op tijd bij de assistente van dokter Lobeek, die nog enkele ontbrekende gegevens van haar noteerde. Daarna nam ze plaats in de wachtkamer.

‘Ik ga je zo voorstellen aan de dokter,’ fluisterde ze met een glimlach, terwijl ze liefdevol met haar hand over haar buik streek. Ze sloot haar ogen en luisterde naar het getik van de klok die aan de muur boven de deur hing.

Om half tien riep dokter Lobeek haar binnen. De urinetest bevestigde Joanna’s vermoeden en na een paar routineonderzoeken stond ze alweer buiten. Opgelucht fietste ze vrolijk fluitend terug naar huis.

De klok in de woonkamer had nog maar net twaalf uur geslagen toen Joanna een autodeur dicht hoorde slaan. Ze holde naar de voordeur.

‘Joehoe, zwanger!’ riep ze bijna hysterisch vanuit de deuropening terwijl ze stralend op haar man afliep en hem in zijn armen viel.

Gerrit maakte zich los uit haar omhelzing en liep snel terug naar de auto. Joanna snapte er niets van, maar ze kreeg geen tijd om boos te worden, want ze zag dat hij een enorme bos bloemen uit de achterbak haalde en deze triomfantelijk in de lucht hield. Toen ze hem voor de tweede keer in zijn armen viel, stroomden de tranen van geluk over haar wangen.

‘Ik durfde ze niet meteen mee te nemen,’ legde Gerrit tussen haar gesnik door uit.

Ze bleven nog een tijdje in elkaars armen staan. Na negen jaar verkering en drie jaar huwelijk was de bezegeling van hun liefde eindelijk een feit.

Hoofdstuk 2

Hoewel Joanna het gevoel had dat iedereen aan haar kon zien dat ze in verwachting was, vond ze het nog veel te vroeg om het grote nieuws te vertellen. Eerst wilde ze samen met Gerrit genieten van het kleine kindje in haar buik. Ze was wel wat gevoeliger voor bepaalde geuren, maar de misselijkheid waar veel vrouwen in de eerste maanden mee te kampen krijgen, mocht bij haar geen naam hebben. Op zo nu en dan een wat stekende pijn aan de linkerkant van de buik na, voelde ze zich over het algemeen buitengewoon goed.

Op vrijdagochtend, 18 maart, belde dokter Lobeek al vroeg op om te vertellen dat hij de uitslag van het bloedonderzoek binnen had gekregen. Ze was zo’n zeven weken zwanger. Joanna maakte van zijn telefoontje gebruik om te melden dat ze soms een klein beetje bloedverlies had. Lobeek stelde haar gerust. In de eerste twaalf weken van de zwangerschap kwam dat vaak voor. Hij verzocht haar om contact op te nemen zodra het niet meer om een ‘klein beetje’ zou gaan.

‘Wat denk jij ervan om het toch alvast aan onze familie te vertellen?’ vroeg Joanna die avond tijdens het eten. ‘Na de verdrietige tijd sinds het overlijden van mijn vader zou het voor moeder fijn zijn om weer eens vrolijk nieuws te krijgen.’

‘Dat vind ik een heel goed idee, lieverd. We kunnen zondag wel een rondje Achterhoek doen,’ zei Gerrit enthousiast. ‘Dan gaan we eerst naar jouw moeder en rijden we daarna door naar mijn ouders.’

Terwijl Joanna de voordeur afsloot, zette Gerrit het gebak dat ze speciaal voor de gelegenheid gekocht hadden in de achterbak van zijn grijze Simca die voor het huis geparkeerd stond. Hij zwaaide opgewekt naar de buren, die in hun voortuintje bezig waren onkruid te wieden.

‘Valt er wat te vieren?’ riep Nanda nieuwsgierig, gebarend naar de witte gebaksdoos.

‘Ja! Eh, nee. Voor het geval we bij onze ouders niks te eten krijgen.’ Gerrit lachte om zijn eigen grap en deed de achterbak dicht. ‘Fijne zondag.’

Joanna grinnikte toen ze de straat uitreden. ‘Volgens mij praatte je daarnet je mond al zowat voorbij.’

‘Bijna.’

Er was nooit veel verkeer op zondag en de rit verliep soepel. Gerrit neuriede uitbundig met de radio mee en draaide zijn raampje een beetje open zodat de wind zijn haren uit fatsoen wapperde. Hij trok er een gek gezicht bij, waardoor het er al helemaal idioot uitzag. Joanna trok ook een grimas.

‘Arm kind. Ik hoop maar dat het niet al te veel op zijn ouders lijkt,’ schaterde Gerrit.

‘O, hou op, Gerrit!’ gierde Joanna. ‘Als ik zo hard lach moet ik mijn buik gewoon vasthouden.’

Ze merkte nu al dat haar lichaam door de zwangerschap veranderde. De lange autorit zorgde voor een wat zeurderig gevoel in haar onderbuik. Ze was dan ook blij toen ze eindelijk uit kon stappen.

Gerrit parkeerde de auto voor het huis van Joanna’s moeder, die hen zwaaiend tegemoet kwam lopen.

‘Goedemiddag, moeder,’ riep Joanna.

‘Dag, Anna,’ zei Gerrit tegelijkertijd.

‘Brr, hier in de wind is het fris. Kom snel binnen, jongens. Jaap is er ook.’

Gerrit overhandigde haar de doos met het gebak en hij liep samen met Joanna de woonkamer in.

‘Hé, broertje van me, zou je me niet eens een zoen geven?’

Jaap schrok op uit zijn boek en sprong lachend in de benen. Hij omhelsde zijn zus met twee dikke klapzoenen op haar wangen.

‘Ik hoef geen zoen, hoor,’ stelde Gerrit zijn zwager gekscherend gerust.

De mannen schudden elkaar hartelijk de hand waarna het hele gezelschap plaatsnam in de gezellige voorkamer. Beide zwagers dronken zoals gewoonlijk een glaasje citroenjenever. Vanwege de alcohol wilde Joanna het gebruikelijke glaasje advocaat eigenlijk afslaan, maar dan zou haar moeder waarschijnlijk direct al iets vermoeden. Ze wilde de verrassing niet verpesten. Ach, één klein advocaatje kan geen kwaad, dacht ze terwijl ze gemoedelijk in haar glaasje lepelde.

‘Kom, we kunnen aan tafel, jongelui,’ zei Anna nadat ze de laatste nieuwtjes uit het dorp besproken hadden. ‘Ik wil niet dat het eten verpietert.’

Tijdens het eten werd Joanna steeds ongeduriger om het nieuws te vertellen.

‘Kan jij koffiezetten, moeder?’ vroeg ze zodra iedereen nog maar nauwelijks de laatste hap had doorgeslikt. ‘Dan zal ik taart afsnijden en kunnen we dat buiten opeten.’

Jaap sleepte een klein tafeltje en vier stoelen onder de grote appelboom, die midden in de achtertuin stond.

In de zomer hielden de bladeren het zonlicht tegen en was het een heerlijke, koele plek om buiten te zitten. Daarentegen scheen de zon in deze tijd van het jaar nog door de takken heen en was het er in de middag juist behaaglijk warm.

Toen iedereen zich geïnstalleerd had en een kopje koffie met gebak voor zich had staan, trok Joanna een wenkbrauw op naar Gerrit. Ze hadden absoluut niet nagedacht wie van hen het grote nieuws zou vertellen. Op het moment dat Jaap een hap van zijn taart wilde nemen, hield Joanna hem tegen.

‘Wacht even, Jaap, dit is niet zomaar een stuk taart.’

Verbaasd hield hij zijn schoteltje in de lucht en bekeek zijn stuk van alle kanten. ‘Ik zie er anders niets bijzonders aan.’ Hij maakte opnieuw aanstalten om een hap te nemen.

Zijn moeder tikte hem op de vingers. ‘Joh, kan je nou niet even wachten, lummel? Je ziet toch dat je zus iets wil zeggen.’

Met een frons keek Jaap van zijn moeder naar zijn zus.

‘Ja, eh… We willen jullie… eh… wat vertellen,’ hakkelde Joanna blozend.

Anna keek haar dochter met grote ogen aan. ‘Is het waar?’

‘Wat is waar, moeder?’ Joanna glimlachte. ‘Ik heb nog helemaal niets gezegd.’

‘Ben je in verwachting?’ vroeg ze voorzichtig.

‘Ja, mam, ik ben zwanger.’

Anna stond meteen op en nam haar dochter stevig in haar armen. Tranen van blijdschap rolden over haar gezicht. ‘O, lieverds, wat ben ik blij voor jullie.’ Daarna omhelsde ze Gerrit.

‘Gefeliciteerd, zus,’ riep Jaap enthousiast. Hij gaf haar voor de tweede keer deze dag twee dikke klapzoenen. ‘Jij ook, Gerrit.’ Hij schudde opnieuw de hand van zijn zwager en gaf hem deze keer ook twee broederlijke klappen op zijn rug.

Toen iedereen weer een beetje was bijgekomen van de emoties, aten ze eindelijk van het heerlijke gebak. Jaap vond dat hij als toekomstig oom wel recht had op een tweede stuk.

‘Ho!’ riep Joanna hem tot orde. ‘Laat je nog wel wat over voor Gerrits ouders? Daar gaan we dadelijk naartoe.’

Nadat ze de koffiekopjes naar de keuken hadden gebracht, namen Joanna en Gerrit afscheid van Joanna’s familie.

Een half uurtje later stopten ze in Winterswijk voor het huis van Lidia en Jan van der Laan.

‘Ik heb toch weer zo’n last van mijn buik,’ verzuchtte Joanna toen ze de auto uitstapte. ‘Die rottige steken de hele tijd.’ Ze rolde hoofdschuddend met haar ogen.

‘Dat hoort er vast bij,’ stelde Gerrit haar gerust. ‘Doe het maar rustig aan. Ik help moeder zo wel met alles.’

Gerrits moeder had de voordeur al opengedaan en zijn vader snelde ook naar buiten. Na een hartelijke begroeting gingen ze met z’n allen achter het huis op het terras in het zonnetje zitten. Het was een heerlijk beschut plekje op het zuiden waar je in het voorjaar al snel van de warmte van de eerste zonnestralen kon genieten.

Lidia bracht een grote pot vers gezette thee en schonk de kopjes vol terwijl Gerrit het gebak sneed en over de schoteltjes verdeelde.

‘Wat een verwennerij. Heb je soms promotie gemaakt, Gerrit?’ vroeg Jan aan zijn zoon.

‘Binnenkort maak ik de mooiste promotie die ik me kan wensen, vader.’

‘Vertel,’ riep Lidia nieuwsgierig. ‘Heb je toch die baan in Appingedam gekregen waar je het laatst over had?’

‘Nee. Het gaat niet om een nieuwe baan, maar ik krijg er wel een belangrijke taak bij.’

‘Een taak erbij?’ vroeg Lidia verwonderd.

‘Hij gaat over een tijdje ook in de avonduren werken,’ viel Joanna spontaan bij.

Lidia keek bedenkelijk van haar schoondochter via haar zoon naar haar man.

‘En in de weekenden en hoogstwaarschijnlijk zelfs ’s nachts,’ voegde Joanna er nog grijnzend aan toe.

‘Ben jij ergens van op de hoogte, Jan?’ vroeg Lidia met een opgetrokken wenkbrauw.

‘Ik weet van niks, Lidia. Je gaat toch geen veldwerk erbij doen, Gerrit?’

‘Nee. Geen veldwerk. Ik word papa,’ kondigde Gerrit zichtbaar geëmotioneerd aan. ‘En deze prachtige vrouw hier naast me wordt mama,’ voegde hij er trots aan toe, waarna hij zijn hand op die van Joanna legde. ‘En jullie worden opa en oma, maar dat hadden jullie vast al wel begrepen.’

‘Wat een geweldig nieuws, kinderen,’ zei Jan terwijl hij een brok wegslikte.

‘Een kleinkind,’ riep Lidia verrukt uit. ‘Laat me je buik eens bekijken, Joanna. Kan je al wat zien?’

‘Nee, nog niet, moeder, kijk maar.’ Joanna stond op en trok haar jurk strak tegen haar lichaam. ‘Je ziet nog helemaal niets, maar daar is het ook nog een beetje vroeg voor. Ik ben nog geen twee maanden in verwachting. Maar we waren zó blij dat we het nieuws onmogelijk nog langer voor onszelf konden houden. Onze vrienden weten echter nog van niets en op het werk hebben we ook nog niks verteld. Daar willen we nog een paar weken mee wachten. Jullie moeten voorlopig ook nog niets vertellen, hoor.’

‘Dat zullen we niet doen,’ verzekerde Lidia hen.

‘Jullie mogen geen bedje kopen,’ zei Jan beslist. ‘Dat wil ik voor mijn allereerste kleinkind zelf maken.’

Gerrit lachte. ‘Daar heb je nog meer dan een half jaar de tijd voor, pap.’

‘Kom, Gerrit. Zullen we maar eens gaan?’ stelde Joanna aan het eind van de middag voor. ‘Het was een vermoeiende en emotionele dag. We moeten nog een dik uur terugrijden.’

‘Ja, jongens, het was een lange dag,’ zei Lidia meteen. ‘Bovendien moeten jullie morgen weer vroeg op. Ga lekker naar huis. Ik geef jullie eten mee zodat je straks niet meer hoeft te koken, lieverd.’

Zodra Joanna de pakketjes met eten van haar schoonmoeder aannam, schaterde ze van het lachen. ‘Nou, moeder, ik geloof dat ik de hele week niet meer hoef te koken.’

Tijdens de terugrit beseften Joanna en Gerrit dat hun kindje meer dan welkom was in de familie.

Hoofdstuk 3

‘Ik wil er voor de zekerheid toch even naar laten kijken, Gerrit,’ verzuchtte Joanna de zondag erop.

‘Zoveel last heb je toch niet? Het is vast niets om je zorgen over te maken. Maar als het je geruststelt, doe je er verstandig aan om een afspraak met Lobeek te maken.’

‘Morgenochtend bel ik de assistente.’

Joanna kreeg een afspraak voor woensdagmiddag, 30 maart. Tot haar grote verbazing verliep de hele maandag zonder ook maar één steek in haar buik. Het leek wel alsof met de afspraak de buikpijn verdwenen was.

‘Zou het dan toch tussen mijn oren zitten, Gerrit?’ vroeg ze toen ze zich ’s avonds klaarmaakten om naar bed te gaan.

‘Volgens mij probeert je lichaam je gewoon duidelijk te maken dat je wat gas terug moet nemen.’

Op dinsdagen begon Joanna pas om tien uur met haar lessen. Ze had haar fiets al uit het schuurtje achter in de tuin gehaald en liep nog even snel naar binnen om haar jas en haar tas te pakken. Op het moment dat ze haar jas aanschoot, kromp ze in elkaar van de pijn. Ze probeerde steun te zoeken tegen de muren van het smalle halletje, maar haar benen konden haar gewicht niet meer dragen. Langzaam zakte ze op de grond en het zweet brak haar uit. Ze wilde opstaan om bij de telefoon te komen, maar dat was onmogelijk.

Ineens zag Joanna dat haar jurk onder het bloed zat.

‘O, mijn god. Mijn kind. Help, hélp!’ gilde ze, waarna ze in huilen uitbarstte.

Nanda, de buurvrouw, kwam de achterdeur binnen stormen. ‘Jezus, Joanna, wat is hier in godsnaam aan de hand?’ riep ze verschrikt uit terwijl ze naast Joanna ging zitten en haar in haar armen nam.

‘Mijn kind, mijn kind,’ snikte Joanna met grote snikken.

Zonder verdere vragen te stellen greep Nanda de telefoon en belde in paniek het noodnummer. Daarna belde ze Gerrit. ‘Naar huis Gerrit. Je moet nu thuiskomen. Nu! Joanna… Ze… Ze bloedt. Kom snel. Kom!’

Op het moment dat Joanna op een brancard de ambulance ingedragen werd, zag ze Gerrit aan komen rijden.

‘Mijn man, daar is mijn man,’ kon ze er nog net met veel moeite uitbrengen.

‘Uw man rijdt wel achter ons aan, mevrouw,’ probeerde een van de broeders haar gerust te stellen, waarna de ambulance met gillende sirenes naar het ziekenhuis reed.

‘Wat is er precies gebeurd?’ vroeg Gerrit de verpleger, die met een vermoeid gezicht de operatiekamer uitkwam. ‘Kan iemand mij eindelijk vertellen wat er aan de hand is?’

‘Daar kan ik u niets over zeggen, meneer. De chirurg zal u zo meteen meer informatie geven. Uw vrouw is net naar de recovery gebracht.’

‘En de baby?’

‘De chirurg komt zo bij u,’ verontschuldigde de verpleger zich, waarna hij Gerrit vertwijfeld achterliet.

Bezorgd nam hij weer plaats op een van de stoeltjes die in de gang tegen de muur geplaatst waren.

‘Meneer Van der Laan?’ klonk ineens een vriendelijke stem vlak naast hem.

Gerrit sprong op.

‘Lenselink,’ stelde de chirurg zich voor. ‘Ik heb uw vrouw geopereerd. Ze is door het oog van de naald gekropen. Ze had geen vijf minuten later moeten komen.’

Gerrit trok bleek weg.

‘We hebben heel wat kunst- en vliegwerk moeten verrichten om haar leven te redden. Maar het gevaar lijkt nu geweken.’

‘Maar wat… Wat is er dan toch gebeurd?’

‘Uw vrouw heeft helaas een buitenbaarmoederlijke zwangerschap gehad. Eén van haar eileiders was geknapt en dat veroorzaakte hevige bloedingen in de buik. Gelukkig hebben we de andere eileider kunnen sparen. Dus een eventuele toekomstige zwangerschap is nog mogelijk.’

‘Meisje, meisje toch. Je zorgen waren dus niet voor niets,’ zei Gerrit toen Joanna ’s middags naar haar kamer werd gebracht. Hij streelde haar teder over haar handen.

Heel even keek ze hem met een uitgeputte blik aan, maar haar ogen vielen meteen weer dicht.

‘Slaap jij eerst je roes maar verder uit. Ik ga nu naar huis. Morgenochtend kom ik bij je terug.’ Hij boog zich over Joanna heen en gaf haar een zachte kus op haar lippen.

Ze glimlachte met gesloten ogen.

Rillend door de koele avondlucht dwaalde Gerrit minutenlang over de parkeerplaats van het ziekenhuis. Toen hij eindelijk zijn auto gevonden had, legde hij zijn hoofd voorovergebogen op het stuur en liet zijn tranen de vrije loop. Hij huilde geruisloos totdat er geen tranen meer kwamen.

Een week geleden was iedereen nog zo blij, en nu… Nu was alles voorbij.

Hoewel de operatie zwaar was geweest, herstelde Joanna zich lichamelijk snel. Geestelijk had ze aanzienlijk meer tijd nodig om te verwerken dat ze haar kindje was kwijtgeraakt. Naast haar verdriet, voelde ze zich vooral schuldig dat ze haar kind met haar lichaam geen veilige plek had kunnen bieden.

In haar omgeving kregen vriendinnen ‘zomaar’ kinderen. Het ging ze makkelijk af. Joanna was dan wel niet jaloers, ze gunde zichzelf dit babygeluk echter ook. Maar ondanks dat ze weer vlijtig aan het ‘werk’ waren, gebeurde er niks.

In de jaren na de operatie zag Joanna de binnenkant van het ziekenhuis regelmatig. Tot drie keer toe werd haar overgebleven eileider doorgeblazen. De tijd verstreek. Een zwangerschap bleef uit, maar de hoop bleef …

Tijdens een kijkoperatie in 1964 bleek dat er veel vergroeiingen aan de eileider zaten. Hoogstwaarschijnlijk waren deze veroorzaakt door het achtergebleven bloed in de buikholte tijdens de levensreddende operatie. De kans om zwanger te worden, al was het maar met één eileider, was dus lang niet zo groot als ze in eerste instantie gedacht hadden.

De gynaecoloog stelde Joanna voor de anticonceptiepil te slikken. Het was algemeen bekend dat als een vrouw hier na een maand of zes mee stopte, ze vatbaarder was voor een zwangerschap. Joanna kreeg Lyndiol 10, een sterke pil met alle bijverschijnselen van dien. Maar de wetenschap dat dit tijdelijk was en de kans om zwanger te worden aanzienlijk zou verhogen hield haar op de been.

Zoals gepland stopte Joanna na een half jaar met de pil en vervolgens hield ze temperatuurlijsten bij om haar meest vruchtbare periode te weten te komen. Samen met Gerrit gingen ze weer vol goede moed ‘aan de slag’.

Toch dacht Joanna de laatste tijd steeds vaker na over adoptie. Ze was ervan overtuigd dat je niet per se het kind zelf op de wereld hoefde te zetten om ervan te kunnen houden. Als lerares had ze tijdens haar hele loopbaan eigenlijk nog niet één keer van een kind gedacht: dat had ik zelf niet moeten hebben.

‘Ik weet niet hoelang we dit zo nog kunnen volhouden, Gerrit,’ zei ze toen ze hem weer eens had gebeld om naar huis te komen, omdat het ‘een goed moment’ was.

‘Ik vind het anders helemaal niet erg om mijn lunchpauze op deze manier door te brengen, hoor,’ grapte Gerrit.

Het ontging Joanna echter niet dat zijn ogen niet meelachten. Het zwanger moéten worden begon een ware aanslag op hun spontane liefdesleven te worden.

‘Heb jij wel eens nagedacht over adoptie?’ vroeg ze voorzichtig. ‘Daar zouden we ons misschien eens in kunnen verdiepen.’

‘Hm, hm.’

‘Of niet?’

‘Hmm.’

Joanna besloot het onderwerp voorlopig maar te laten rusten.

Hoofdstuk 4

De zomermaanden van 1966 waren uitzonderlijk warm. Er verbleven veel gasten in het prestigieuze Golfhotel aan de Wörthersee. Het prachtige L-vormige hotel, gebouwd in de karakteristieke Oostenrijkse stijl met zijn witte muren, het houtwerk in de nok en de weelderige geraniums op de balkons, was al jaren erg in trek bij vermogende toeristen.

Voor Martha Riewald was het voor het eerst dat ze een tijdelijke baan als kamermeisje in het luxueuze hotel had weten te bemachtigen. Haar zussen Paula en Rosa werkten er al jaren. Het schoonhouden van de kamers en vooral het opmaken van de grote hoeveelheid bedden viel haar echter zwaar. Bovendien begon de warmte zijn tol te eisen.

Om bij te komen van de lange dag was Martha aan het eind van de middag even in het koele gras gaan zitten. Starend over het meer was ze in gedachten bij haar zoontje, Bernd. Voordat ze naar huis ging, wilde ze nog even naar het kindertehuis. Sinds ze hem daar in januari achter had gelaten, bracht ze zo vaak mogelijk een paar uurtjes met hem door. Het stemde haar somber dat ze haar zoon geen beter thuis had kunnen bieden. Ze had zich het moederschap beslist heel anders voorgesteld.

Bernds vader, met wie ze trouwplannen had, was vier maanden voor de geboorte bij een auto-ongeluk om het leven gekomen. Toen ze na haar ouderschapsverlof weer aan het werk moest, had haar moeder aangeboden om de zorg voor het knulletje op zich te nemen, maar na de kerstdagen, toen hij begon te kruipen en een stuk zwaarder was geworden, werd de dagelijkse zorg haar moeder toch te veel.

Martha kon het zich niet permitteren om zonder inkomsten te blijven en zag geen andere keus dan haar zoontje onder te brengen in een kindertehuis. Gelukkig was haar moeder bereid om hem zo nu en dan een middag op te halen. Het was zeker geen ideale situatie, noch voor Martha noch voor Bernd, maar het jochie bracht in ieder geval nog regelmatig tijd door met zijn familie. Tot zich een andere oplossing voor zou doen, kon Martha zich bij deze situatie neerleggen.

Ze schrok op uit haar gedachten toen ze merkte dat haar baas, Walter Burghof, naast haar in het gras was komen zitten. Ze schatte hem begin vijftig, bijna dertig jaar ouder dan zij was. Hij zag er indrukwekkend uit met zijn imposante postuur, zijn donkerbruine, stijlvolle haar, zijn goed onderhouden snor en zijn strenge maar toch vriendelijke donkere ogen. Vanuit haar ooghoeken probeerde Martha hem zo onopvallend mogelijk te bekijken. Deze man was zoveel meer voor haar, zoveel te veel voor haar. Verschrikt dat ze hem schaamteloos zat te bestuderen, draaide ze snel haar ogen terug.

Ze wist niet goed wat ze met de situatie aan moest. Tussen haar wimpers door gluurde ze naar zijn handen, die vlak naast haar op het gras steunden. Het waren verzorgde handen en uit zijn ring maakte ze op dat hij getrouwd moest zijn. Hierdoor voelde het nog ongemakkelijker dat hij zo dicht naast haar zat.

‘Wat een prachtige plek, nietwaar?’ onderbrak haar baas de ongemakkelijk stilte.

Martha knikte. Om ieder oogcontact te vermijden, hield ze haar hoofd lichtjes naar beneden gebogen.

‘Wacht je op je zussen?’

Deze keer schudde ze haar hoofd.

‘Nou, zo te zien heb je geen behoefte aan mijn gezelschap. Dan ga ik ga maar weer verder met de boekhouding. Wat een pokkenklus. Ik geloof dat ik nog liever de bedden verschoon.’ Grinnikend stond hij op. ‘Fijne zondag, Martha. Ik kijk ernaar uit om je maandag weer te zien.’

Martha bleef beduusd achter. Haar baas was zomaar naast haar komen zitten voor een praatje. Naast háár, het meisje dat kamers schoonmaakt, het meisje dat bedden opmaakt, het meisje dat lakens mangelt, het meisje dat niets voorstelt, het meisje dat niets is…

Ze keek over haar schouder en zag hem nog net het hotel binnenlopen. Nee, ze had het niet gedroomd. Ik zie deze man toch echt geen bedden verschonen, grinnikte ze in zichzelf.

Met een brede glimlach liep ze naar de bus.

Toen Martha de maandag erop het hotel binnenliep, was ze van plan om haar baas met een krachtig grüß Gott te begroeten. Maar tot haar teleurstelling trof ze Wolfgang aan. Ze begroette de vervanger van haar baas beleefd en ging snel aan het werk. Vandaag hoefde ze alleen in de waskamer te zijn voor het mangelen van alle lakens en het vouwen van de handdoeken.

Ze ging helemaal op in haar werk en vergat zelfs pauze te nemen. Pas toen ze haar maag voelde knorren, keek ze op de klok. Het was al bijna twee uur.

Snel liep ze naar de kleedruimte waar haar tas stond en ging met haar broodtrommetje naar buiten om een plekje in de schaduw te zoeken. Kauwend op haar Leberkässemmel werd haar blik naar de zeilboten op het meer getrokken. Ze probeerde zich het leven van de mensen voor te stellen, die zich de luxe konden permitteren om zich op zo’n mooie boot door de kracht van de wind over het water te laten glijden.

Toen ze Walter Burghof opnieuw haar kant op zag komen, verslikte ze zich pardoes in een hap brood. In plaats van haar voorgenomen ferme groet, liet ze slechts benauwd gehoest horen. Hij versnelde zijn pas en klopte haar stevig op de rug. Tranen stroomden over Martha’s wangen. Ze wist niet of het kwam omdat ze bijna stikte, of omdat haar baas weer voor haar stond.

‘Zie ik er zo schrikbarend uit?’ vroeg hij lachend.

Ze moest zelf ook lachen en keek hem ineens recht in zijn ogen. ‘Goedemiddag, meneer Burghof,’ wist ze hoestend en blozend uit te brengen terwijl ze haar ogen droog probeerde te deppen. ‘Ik had u niet verwacht. Ik dacht dat u vandaag vrij was.’

Martha schrok. Zat ze nou zomaar met haar baas te praten?

‘Ik ben vandaag eigenlijk ook vrij, maar ik had de boekhouding pas aan het eind van de ochtend af. Gelukkig was de directeur er nog niet toen ik het op zijn bureau legde. Maar genoeg over mij. Vertel me eens, Martha, hoe was jouw weekend?’

‘Ik heb niet veel bijzonders gedaan, meneer Burghof,’ reageerde ze schouderophalend.

Walter trok zijn wenkbrauwen op. ‘Je hebt toch vast wel iets te vertellen?’

Martha vroeg zich af of hij misschien doelde op haar bezoekjes aan het tehuis. Zou hij van haar zoontje op de hoogte zijn?

‘Ik heb mijn moeder geholpen met wat huishoudelijke klusjes,’ zei ze snel.

‘Met zoveel vrouwenhanden in huis moet dat toch snel gedaan zijn?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Rosa en Paula waren met vrienden naar het meer, en Helga en Gerda, mijn twee oudste zussen, wonen niet meer thuis. Zij zijn al getrouwd. En Jutta, mijn jongste zusje, die hoeft eigenlijk nooit wat te doen. Ik weet ook niet waarom.’ Martha slaakte een zucht.

Walter keek haar zwijgend aan.

‘Weet u, onze vader is nooit uit de oorlog teruggekomen. Jutta heeft een andere vader. Misschien dat mijn moeder haar daarom anders behandelt dan ons,’ vertrouwde ze hem toe. Martha verwonderde zich opnieuw dat ze vrijuit tegen haar baas aanpraatte. Waarom vertelde ze dit zomaar aan deze man die ze nauwelijks kende?

‘Het spijt me te horen van je vader,’ zei Walter oprecht. ‘In die tijd zijn er veel vaders nooit meer thuisgekomen. De oorlog heeft veel gezinnen verwoest. Mijn vader heeft het wel overleefd, maar hij is niet lang daarna overleden aan een zware longontsteking en een paar weken later is mijn moeder ook gestorven. Binnen drie maanden was ik mijn beide ouders kwijt.’

Martha zag dat hij een brok in zijn keel probeerde weg te slikken.

‘Maar laten we het niet over zulke sombere dingen hebben,’ ging hij verder. ‘Waarom ben je niet met Rosa en Paula meegegaan naar het meer? Met dit mooie weer moet je van het water genieten. Nog een dikke maand, en dan is het alweer snel te koud.’

Martha durfde niet goed te vertellen dat haar zussen haar dom vonden en haar meestal buitensloten. Ze durfde ook niet te vertellen dat ze in haar vrije tijd altijd naar haar zoontje ging. Een ongehuwde moeder, wat zou hij wel niet van haar denken…

‘Ik kan niet zo goed zwemmen,’ draaide ze om de waarheid heen, terwijl ze op haar horloge keek. ‘O, mijn hemel, ik zal vanavond wat langer doorwerken.’ Ze sprong snel op en streek haar schort glad.

‘Maak je niet druk om de tijd, Martha. Met al die keren dat je te vroeg begint en pas veel later dan de planning stopt, mag je best een keer wat langer pauze nemen.’

‘Dank u wel, meneer Burghof, maar daar wil ik geen misbruik van maken.’

‘Maak je nou maar geen zorgen. Je doet je werk goed. Ik hoor van onze gasten alleen maar positieve dingen over je. Hopelijk kom je hier volgende zomer ook weer werken.’

Martha bloosde, verbijsterd door dit compliment.

‘En trouwens, ik heet Walter, hoor. Je hoeft echt geen “meneer” en “u” tegen me te zeggen. Liever niet zelfs. Dan voel ik me zo oud.’

‘Dag, meneer Burg… Dag, Walter,’ zei Martha ongemakkelijk.

‘Dag, Martha.’

Met een opgewekt gevoel ging Martha weer aan het werk. Wat was haar baas toch een aardige man. Toen ze alle lakens neuriënd door de mangel had gehaald, begon ze met het vouwen van de handdoeken. Ze werkte snel door en nog voordat het vijf uur was, was ze klaar met haar werk. Tevreden deed ze haar schort af, stopte haar spullen in haar tas en maakte zich klaar om naar huis te gaan. Deze dag was voorbijgevlogen.

Toen ze naar de uitgang van het hotel liep, zag ze Walter nergens meer. Hij was waarschijnlijk al naar huis. Ze wenste Wolfgang een fijne avond toe en liep snel naar de bushalte om de bus van half zes nog te kunnen nemen.

Hoofdstuk 5

De afgelopen weken had Martha haar pauzes regelmatig met Walter doorgebracht. Door de oprechte belangstelling die hij tijdens hun gesprekken voor haar toonde, leefde ze helemaal naar deze momenten toe. Zijn aandacht gaf haar kracht. Tegenover haar zussen, die nooit een kans voorbij lieten gaan om haar te vernederen, deed het haar goed dat juist zij een bevoorrechte plaats bij haar baas had weten te krijgen.

Vanaf midden augustus kwam het hoogseizoen langzaam ten einde. Het was inmiddels een stuk rustiger in het hotel en de eerste seizoenkrachten waren al vertrokken. Dinsdag 23 augustus was Martha’s laatste werkdag in het Golfhotel. Toen ze die middag met haar werk klaar was, pakte ze vol weemoed haar tas in. Ze had Walter de hele dag niet gezien en het idee te vertrekken zonder afscheid van hem te nemen, stemde haar bedroefd. Ze keek op haar horloge. Het was al vijf uur geweest. Ze moest opschieten als ze de bus van half zes niet wilde missen.

‘O, gelukkig, je bent er nog,’ hoorde ze achter zich op het moment dat ze de deur uitliep. Walter kwam aangesneld. ‘Ik was al bang dat ik je niet meer zou treffen,’ vervolgde hij buiten adem. ‘De directeur riep me vanmiddag bij zich. Hij wilde de planning voor het naseizoen alvast doorspreken. Ik dacht dat hij me nooit meer zou laten gaan.’

Martha knikte en wierp nogmaals een blik op haar horloge.

‘Ik was ervan overtuigd dat je er tot het eind van de maand nog zou zijn,’ ging Walter verder. ‘Maar ik zag zojuist dat het vandaag jouw laatste dag was.’

‘Ja, dat klopt.’ Martha glimlachte. ‘In september begin ik bij Cap Wörth. Maar ik moet nu echt hollen om de bus niet te missen. Ik heb daar om zes uur een afspraak om mijn werkkleding op te halen.’

Walter keek op zijn beurt op zijn horloge. ‘Die haal je nooit meer. Ik breng je wel even met mijn auto.’

In die kleine ruimte van de auto, voelde Martha zich ineens een beetje ongemakkelijk. Zwijgend reden ze in de richting van Velden. Cap Wörth lag iets voorbij Auen, nog net voor de bocht aan de zuidoever van de Wörthersee.

‘Ik wacht hier wel even op je,’ zei Walter toen hij zijn auto op de parkeerplaats van de jeugdherberg parkeerde. Galant hielp hij Martha met uitstappen. Heel even raakten hun armen elkaar aan. Het gaf Martha een vreemde kriebel in haar onderbuik.

‘We kunnen zo meteen misschien ergens wat gaan drinken om je laatste dag in het Golfhotel met een feestelijk tintje af te sluiten. Ik trakteer.’

Zonder zijn vraag te beantwoorden liep ze confuus naar de ingang van Cap Wörth en nog geen tien minuten later kwam ze terug met een volle tas kleding over haar schouder geslagen.

‘En? Gaan we wat drinken, of heb je liever dat ik je naar huis breng?’

‘Ik moet eigenlijk naar huis. Mijn moeder wil altijd dat ik meteen na mijn werk thuiskom.’ Martha keek even bedenkelijk, maar haalde toen haar schouders op. ‘Ach, het was vandaag mijn laatste dag. Ze zal het vast begrijpen als ik vanavond wat later ben. Ik zeg gewoon dat ik met de andere meisjes nog iets op mijn afscheid gedronken heb.’

In Auen sloeg Walter rechtsaf, richting Schiefling. Het was een vrij steile en kronkelige weg die steeds smaller werd. Op een gegeven moment hadden ze tussen de bomen door een prachtig uitzicht over de Wörthersee. Walter parkeerde de auto en stapte uit. Vervolgens hielp hij Martha de auto uit en in stilte keken ze een lange tijd naar het adembenemende uitzicht over het meer.

Plotseling sloeg Walter een arm over Martha’s schouders. ‘Het is eigenlijk helemaal niet gepast om jouw laatste dag feestelijk af te sluiten,’ zei hij zacht. Hij trok haar verder naar zich toe. ‘Zo feestelijk vind ik het helemaal niet dat je er vanaf morgen niet meer bent. Ik zal je missen.’ Hij trok haar nu helemaal tegen zich aan en drukte voorzichtig een kus op haar lippen.

Martha ontspande in zijn armen. Het was lang geleden dat iemand haar zo omhelsd had. De sterke armen van Walter om haar heen voelden veilig. Ze wilde dat hij haar nooit meer los zou laten. Maar ineens werd ze zich ervan bewust dat ze in de armen van haar baas stond. Ze verstijfde onmiddellijk.

‘Ontspan je, Martha. Ik ben al bijna een uur je baas niet meer,’ zei hij met een brede grijns.

Ze liet een gesmoord lachje ontsnappen.

‘Je moet jezelf niet zo onderschatten, meisje. Je kan veel. Je werkt hard. Je bent attent. Je bent aardig. Je bent lief en niet te vergeten, je bent verschrikkelijk mooi. Hoe is het toch mogelijk dat je zo aan jezelf twijfelt?’

Martha merkte dat ze tranen in haar ogen kreeg en ze knipperde verwoed. Hij kon niet weten wat zijn woorden voor haar betekenden, wat het haar deed dat hij in haar geloofde.

‘Ik wilde je niet aan het huilen maken,’ verontschuldigde Walter zich.

Opnieuw kuste hij haar, nu innig en lang. Ze kon niet anders dan zijn kus beantwoorden. Met een week gevoel in haar knieën kreeg ze het gevoel dat ze zweefde. Van het mooie uitzicht zagen ze niets meer. Ze hadden alleen nog maar oog voor elkaar.

Verstrengeld in elkaars armen liepen ze half struikelend naar een beschutte plek, een stukje verderop onder de bomen en uit het zicht van de weg. Zorgvuldig spreidde Walter zijn colbertje voor hen op de grond uit en ging erop zitten. Hij trok Martha naar zich toe en liet zijn handen langzaam over haar lichaam glijden. Happend naar adem bewoog ze zich naar hem toe. Hij keek haar diep in de ogen en speelde zacht met zijn vingers over haar lippen. Het had niet meer moeten zijn dan een aanraking, een liefkozing, maar als vanzelf werd het meer.

In zijn donkere ogen zag Martha begeerte, maar ook tederheid en aanbidding. Verbijsterd dat deze man zo verlangend naar haar keek, verloor ze alle gevoel voor realiteit. Langzaam boog hij zich over haar heen en een ogenblik lang bewogen ze niet. Intens genietend van het moment sloeg ze uiteindelijk haar benen om hem heen om hem nog dichterbij te trekken. Hij was diep in haar gedrongen. Ze hield hem stevig vast, hopend dat er nooit een einde aan dit moment zou komen. Toen ze voelde dat de spieren van zijn lichaam zich spanden, werd ook zij overspoeld door een golf van genot. De spanning die zich de afgelopen weken langzaam tussen hen had opgebouwd, ontlaadde zich eindelijk. Wat voelde dit goed.

Maar wat was dit fout…

Toen ze weer langzaam terug in de werkelijkheid gleed, besefte Martha pas goed wat er gebeurd was. Hoe had dit kunnen gebeuren? Hoe had ze dit kunnen laten gebeuren? Ze wist zich geen houding te geven en ze zag aan zijn ontwijkende blik dat Walter zich evenmin op zijn gemak voelde.

‘Godsamme,’ gromde hij hijgend met een stem die nog hees was van de opwinding. ‘Dit had nooit mogen gebeuren. Hier mag je met niemand over praten, Martha. Dit mag niemand te weten komen. Niemand. Nooit. Beloof je me dat?’

‘Ja, eh… Dat begrijp ik,’ stamelde Martha. Ze zocht Walters blik.

Hij keek haar slechts zwijgend aan, verwijtend bijna.

In gedachten verzonken keerden ze terug naar de auto, terwijl ze ondertussen hun kledingstukken zo goed mogelijk weer glad probeerden te strijken.

‘Je praat hier met niemand over, Martha,’ herhaalde Walter nog een keer. Hij ging zachtjes met zijn hand over haar gezicht en liet zijn wijsvinger demonstratief op haar lippen rusten.

Toen Martha thuiskwam zat iedereen op zijn vaste plek aan de keukentafel. Ze waren net met het avondeten begonnen. Haar moeder legde haar bestek demonstratief op tafel neer en ze keek Martha misprijzend aan. Haar zusjes stopten ook met eten, maar haar stiefvader at onverstoorbaar door. Martha’s blik ging naar haar lege stoel, maar ze durfde niet zomaar te gaan zitten.

‘Waar kom jij zo laat vandaan?’ blafte Josefa Riewald. ‘Je bent nooit zo laat. Ik had wel een beetje hulp kunnen gebruiken bij het koken.’

‘Rosa en Paula kunnen toch ook wel eens hun handjes laten wapperen,’ reageerde Martha brutaal. ‘Waarom moet ík hier thuis altijd alles doen? En waarom hoeft Jutta nooit te helpen?’ Ze was nu echt op dreef en het verbaasde haar dat ze zo van zich af durfde te bijten. ‘Het was vandaag mijn laatste dag in het Golfhotel, maar dat waren jullie natuurlijk vergeten. Na het werk heb ik mijn kleding opgehaald bij Cap Wörth, en daarna heb ik in Velden nog wat gedronken.’

‘In Velden nog wat gedronken,’ herhaalde Paula de woorden van haar zusje met een sarrig stemmetje. ‘Wat gedronken met de baas, zal je bedoelen. Ik heb jullie wel samen weg zien gaan, hoor. Wat haal jij je eigenlijk in je hoofd?’

Martha keek haar zus woedend aan.

‘Ja, inderdaad, Martha, waar ben jij mee bezig?’ deed Rosa een duit in het zakje. ‘Ik heb jullie de laatste tijd ook regelmatig samen gezien.’

‘Wát?’ riep Josefa verschrikt terwijl ze grote ogen opzette. ‘Martha, je gaat me toch niet vertellen dat je samen met je baas in Velden wat gedronken hebt? Hoe heet die man ook alweer? Burmann, Burfeld, Bur…’

‘Burghof. Walter Burghof uit Pörtschach,’ riep Paula kattig. Ze kneep haar ogen tot spleetjes en keek haar zusje vals aan.

Martha voelde zich, zoals gewoonlijk, door haar zusjes in het nauw gedreven. ‘Jullie zijn gewoon jaloers,’ kaatste ze nijdig terug.

‘Is het waar wat je zussen over je vertellen, Martha?’ vroeg haar moeder vol ongeloof.

Martha knikte.

‘Is het je soms naar je hoofd gestegen? Meisjes als jij praten niet met hun baas. Hoor je me?’

Ze knikte opnieuw.

Haar zussen leken te genieten van dit moment. Martha voelde zich diep gekwetst. Ze had dan misschien wel een beetje tegen haar moeder gelogen, maar waarom konden ze dit niet gewoon voor zich houden, vroeg Martha zich verdrietig af.

‘En jullie twee, jullie zitten daar wel zo te gniffelen, maar dat geldt ook voor jou, Rosa, én voor jou, Paula.’ Josefa wees met opgeheven vinger naar haar dochters.

Martha putte kracht uit Walters opbeurende woorden die nog in haar achterhoofd gonsden. Vastbesloten om zich deze keer niet van de wijs te laten brengen, ging ze in de aanval.

‘Ik had de bus gemist, moeder. Walter heeft me naar Cap Wörth gebracht zodat ik nog op tijd was om mijn kleding op te halen. Hij is echt heel aardig, en hij is heel tevreden over me. Volgende zomer kan ik weer in het Golfhotel werken. En omdat het mijn laatste werkdag was, heeft Walter aangeboden om ergens wat te dri…’

‘Walter, Walter, Walter,’ onderbrak Martha’s moeder haar. ‘Schaam je! Hij is je baas, Martha. Voor jou is het altijd nog “meneer Burghof”, jongedame. En Rudi! Rudiger, zeg jij nou toch ook eens wat. Jij vindt toch ook dat dit niet kan?’

Rudiger keek verschrikt op toen zijn vrouw zijn mening wilde. Hij knikte afwezig. ‘Je hebt helemaal gelijk, Josefa.’

Hij was een paar jaar na de oorlog in het leven van Josefa Riewald gekomen, toen zij als weduwe alleen voor de opvoeding van vijf dochters had gestaan. Thuis hield hij zich het liefst overal buiten. Zelfs met Jutta, hun beider dochter, bemoeide hij zich zo weinig mogelijk. Kinderen opvoeden was vrouwenwerk.