Ragatz en Pfeffers - Anoniem - E-Book
SONDERANGEBOT

Ragatz en Pfeffers E-Book

Anoniem

0,0
0,00 €
Niedrigster Preis in 30 Tagen: 0,00 €

oder
-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

Het boek 'Ragatz en Pfeffers' is een intrigerend werk dat zich afspeelt in het idyllische Zwitserse landschap, waar twee vreemdelingen, Ragatz en Pfeffers, onverwacht met elkaar verbonden raken door een reeks onverklaarbare gebeurtenissen. De auteur, die ervoor heeft gekozen om Anoniem te blijven, hanteert een meeslepende vertelstijl die de lezer moeiteloos meeneemt in de mysterieuze wereld die hij heeft gecreëerd. Door de subtiele verwijzingen naar klassieke literatuur en filosofie, weet de auteur een diepgaande en rijke literaire context te creëren die het werk een extra dimensie geeft. De personages zijn complex en intrigerend, waardoor de lezer constant wordt uitgedaagd om verder te graven en de ware betekenis achter hun acties te begrijpen. 'Ragatz en Pfeffers' is een must-read voor liefhebbers van literaire werken die hen uitdagen en intrigeren met onverwachte wendingen en diepzinnige thema's.

Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:

EPUB
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Anoniem

Ragatz en Pfeffers

 
EAN 8596547475293
DigiCat, 2023 Contact: [email protected]

Inhoudsopgave

Omslag
Titelblad
Tekst

DE AARDE EN HAAR VOLKEN.

RAGATZ EN PFEFFERS.

Inhoudsopgave

Een paar houtskoolschetsen uit mijne reisportefeuille.

Hof-Ragatz, Badhôtel te Ragatz.

Al ware het alleen om te kunnen medepraten—als ieder door reislust gekwelde en naar de parijsche tentoonstelling hunkerende, met tijdelijke middelen voorziene zoon van Nederland, had ook ik mijn offer gebracht aan deze modezucht, en rondgeslenterd door de verschillende straten van het tentoonstellingsgebouw, welhaast eene kleine stad te midden van het reusachtige Babel dezer dagen. Ik had genoten—maar toch ook getreurd; genoten bij de opeenstapeling van de wonderen der kunst en nijverheid, aangevoerd uit bijna alle landen der wereld; getreurd om de weinig fraaie figuur door ons vaderland ook hier weder gemaakt, en waarvan wij de oorzaken niet willen opsporen, om niet een al te onvoorzichtigen blaam te werpen op de industriëelen die geroepen, maar niet mede opgekomen waren om in deze de eer onzes volks te helpen ophouden: al moet de bekentenis van het hart, dat onze schilderschool ons in deze voor het maken van nog ongelukkiger figuur heeft bewaard. Zij toch heeft door hare inzendingen getoond, dat onder onze zonen van Apelles, zoo als men vóór vijftig jaar zich zou hebben uitgedrukt, het vuur voor het schoone nog niet is uitgebluscht, en dat zij hart hebben voor hunne kunst, liefde voor den geboortegrond, dien zij, vooral door hunne weergalooze landschappen, hebben recht gedaan en deden bewonderen in den vreemde. Maar overigens?—Och, de klagelijke klachte, door een onzer afgevaardigden ter Tweede Kamer in 1851 aangeheven over onze erbarmelijke houding op de londensche tentoonstelling van dat jaar, kon ook bij deze gelegenheid niet worden gesmoord—en ook [2]in Parijs gold, wat toenmaals omtrent de expositie aan gene zijde van het Kanaal is beweerd, dat iedere bezoeker zich heeft moeten bedroeven over het klein getal voortbrengselen, dat, in een verloren hoek, van Nederland werd aangetroffen; terwijl het verwijt, uit een duitsch tijdschrift in dat zelfde jaar en in dezelfde Kamer door een ander onzer volksvertegenwoordigers medegedeeld, “dat het nu bewezen was dat Nederland zulke rijkdommen niet meer waardig was”, ook nu zou hebben kunnen worden aangevoerd, waar het scheen dat men onze koloniën alleen had willen laten schitteren door de afwezigheid harer voortbrengselen.1 Het is te hopen dat bij een volgende wereldtentoonstelling op de houding, dan door ons vaderland aan te nemen, de woorden van Duitschland’s beurtelings vergooden en verwenschten Dichter niet zullen kunnen worden toegepast:

Es ist eine alte Geschichte,

Doch bleibt sie immer neu.

Na een week aan de wonderen der tentoonstelling, en nog een andere aan het bezichtigen der kunstvoortbrengselen gewijd te hebben, die de stad der kunst bij uitnemendheid in haar midden bevat, was ik meer dan vermoeid van al het drentelen, van al de indrukken en al de aandoeningen, daardoor bij mij op gewekt. Ik gevoelde behoefte mij te gaan ontspannen te midden der vrije natuur en haar onverwelkelijk schoon, dat zich aan tijden noch wisselingen stoort, maar hoe duizendmalen ook genoten, altijd nieuw is voor hem die een hart heeft om het te waardeeren, oogen om het te zien, ooren om de geluiden en stemmen te verstaan; die van berg en dal, van boom en beek tot ons komen. In dit opzicht dweep ik met die trouwhartige bewoners van het Noorden, die in de voortbrengselen der natuur bezielde wezens meenen te zien, en plant en boom maar niet beschouwen als slechts een leven levende zonder eenig bewustzijn van hun bestaan.2

De vraag was nu waarheen? Was het wonder, dat de gedachte aan Zwitserland het eerst in mij opkwam, dat land der bergen en stroomen, vol majestueuzen ernst en tevens idyllische bekoorlijkheid, en waar, over eene kleine uitgestrektheid, de meest verschillende tooneelen; de treffendste contrasten vereenigd zijn? Ik was er door de tegenwoordige middelen van vervoer niet ver van verwijderd. Vooral van de baden van Pfeffers had ik hooren spreken, en van de liefelijke natuur en de “rustige rust” die men er geniet. Er is daar geen speelbank, en de badplaats is dus geen verzameling van den “beau monde” en van dien anderen “monde”, dien men gewoon is “demi” te noemen, en waarvoor de fransche geest weldra weer een anderen naam zal uitvinden à l’improviste. Mijn besluit was spoedig genomen, mijn koffer gepakt, en bij het instappen van den wagen, die mij zou voeren uit de stad des vermaaks, der mode, der beschaving, zoo als de Franschen—des zedelijken vervals, zoo als eenige vrome Schotten zeggen—riep ik haar het vaarwel toe met deze woorden uit Bérangers La Nostalgie:

Adieu, Paris, doux et brillant rivage,

Où l’étranger reste comme enchanté!