Burmester en de hete vlam: Thriller - Alfred Bekker - E-Book

Burmester en de hete vlam: Thriller E-Book

Alfred Bekker

0,0

Beschreibung

door Alfred Bekker Hij zag de vlammen opkomen, zag ze stukje bij beetje wegvreten. De man pauzeerde even en zette een stap verder. In zijn rechterhand hield hij nog steeds de lege jerrycan vast, die hij nu met een krachtige beweging wegslingerde. Wanneer een papierfabriek in vlammen opgaat, moet privédetective Aldo Burmester een moordenaar tegenhouden . .. Alfred Bekker is een bekende auteur van fantasyromans, thrillers en jeugdboeken. Naast zijn grote boekensuccessen heeft hij talloze romans geschreven voor suspense series zoals Ren Dhark, Jerry Cotton, Cotton Reloaded, Kommissar X, John Sinclair en Jessica Bannister. Hij heeft ook gepubliceerd onder de namen Neal Chadwick, Henry Rohmer, Conny Walden en Janet Farell.

Sie lesen das E-Book in den Legimi-Apps auf:

Android
iOS
von Legimi
zertifizierten E-Readern
Kindle™-E-Readern
(für ausgewählte Pakete)

Seitenzahl: 117

Veröffentlichungsjahr: 2023

Das E-Book (TTS) können Sie hören im Abo „Legimi Premium” in Legimi-Apps auf:

Android
iOS
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Alfred Bekker

Burmester en de hete vlam: Thriller

UUID: 18cce359-5eb2-48ed-abab-129b02236478
Dieses eBook wurde mit StreetLib Write (https://writeapp.io) erstellt.

Inhaltsverzeichnis

Burmester en de hete vlam: Thriller

Copyright

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

Burmester en de hete vlam: Thriller

door Alfred Bekker

Hij zag de vlammen opkomen, zag ze stukje bij beetje wegvreten. De man pauzeerde even en zette een stap verder. In zijn rechterhand hield hij nog steeds de lege jerrycan vast, die hij nu met een krachtige beweging wegslingerde.

Wanneer een papierfabriek in vlammen opgaat, moet privédetective Aldo Burmester een moordenaar tegenhouden ...

Alfred Bekker is een bekende auteur van fantasyromans, thrillers en jeugdboeken. Naast zijn grote boekensuccessen heeft hij talloze romans geschreven voor suspense series zoals Ren Dhark, Jerry Cotton, Cotton Reloaded, Kommissar X, John Sinclair en Jessica Bannister. Hij heeft ook gepubliceerd onder de namen Neal Chadwick, Henry Rohmer, Conny Walden en Janet Farell.

Copyright

Een CassiopeiaPress boek: CASSIOPEIAPRESS, UKSAK E-Books, Alfred Bekker, Alfred Bekker presents, Casssiopeia-XXX-press, Alfredbooks, Uksak Special Edition, Cassiopeiapress Extra Edition, Cassiopeiapress/AlfredBooks en BEKKERpublishing zijn imprints van

Alfred Bekker

© Roman door Auteur

© van deze uitgave 2023 door AlfredBekker/CassiopeiaPress, Lengerich/Westfalen

De verzonnen personen hebben niets te maken met echt levende personen. Overeenkomsten in namen zijn toevallig en niet bedoeld.

Alle rechten voorbehouden.

www.AlfredBekker.de

[email protected]

Volg me op Twitter:

https://twitter.com/BekkerAlfred

Lees het laatste nieuws hier:

https://alfred-bekker-autor.business.site/

Naar de blog van de uitgever!

Blijf op de hoogte van nieuwe publicaties en achtergronden!

https://cassiopeia.press

Alles over fictie!

1

Hamburg in 1991...

Honden blaften vanuit de verte door de duisternis van de nacht, terwijl de gemaskerde man de kraag van zijn leren jack omhoog draaide en even achterom keek. Hij zag de vlammen opkomen, zag ze stukje bij beetje wegvreten. De man pauzeerde even en zette een stap verder. In zijn rechterhand hield hij nog steeds de lege jerrycan vast, die hij nu met een krachtige beweging wegslingerde.

Hij gunde zichzelf een volle seconde om te genieten van de aanblik van de gulzig likkende vlammen, maar toen bereikten stemmen zijn oren en dat betekende dat hij zich nu moest haasten. Het waren niet meer dan een paar onverstaanbare flarden van woorden. Koplampen gingen aan en de gemaskerde man rende naar het hek dat het fabrieksterrein omringde. Hij was maar een middelmatige loper, maar dat was in dit geval genoeg. Hij zou het halen.

Even later vond hij het gat dat hij eerder met behulp van een lange stalen tang had geopend en waardoor hij de compound was binnengekomen. De stemmen in zijn rug werden luider. Hij vloekte toen het uiteinde van een draad zijn jas openscheurde. Toen was hij er eindelijk doorheen en rende de paar meter naar de auto.

De gemaskerde man rukte een deur open en sprong naar binnen. Slechts een fractie van een seconde later startte het voertuig. De banden tolden en toen joeg hij de duisternis in. De gemaskerde man haalde opgelucht adem. De stemmen en het geblaf van honden verdwenen langzaam. Hij nam het kousenmasker van zijn hoofd, wierp een korte blik in de achteruitkijkspiegel en glimlachte.

2

Arthur Jansen voelde zijn hartslag tot in zijn nek kloppen toen hij iets te abrupt zijn Ferrari stopte. Hij zuchtte hoorbaar en ging met zijn vlakke hand over zijn vermoeide gezicht. De dag was al zwaar genoeg voor hem geweest en nu dit!

Gewoon rustig blijven, dacht hij. Je moet er verdomme doorheen!

Ergens in zijn achterhoofd hoorde Jansen vaag de stem van zijn dokter, die hem al jaren minder stress voorschreef. Maar dat was makkelijk gezegd!

Jansen haalde een tube tabletten uit zijn jaszak en nam twee van de ronde dragées die erin zaten. Ongekauwd en gedwongen om ze zonder water naar binnen te werken, hoopte hij dat ze de razende hoofdpijn zouden verdrijven die hem al de hele dag parten speelde. Eigenlijk al sinds de post was aangekomen en hij die brief had ontvangen. Een brief die aan elkaar was geplakt van stukjes krant en die allesbehalve vriendelijke felicitaties bevatte voor zijn aanstaande zestigste verjaardag!

Jansen opende de deur van de Ferrari en zijn blik gleed over het fabrieksterrein. Koplampen hadden op deze locatie de nacht in dag veranderd. Hij zag een patrouillewagen van de politie en een brandweerauto erachter. Een lange, breedgeschouderde man kwam op Jansen afrennen. Het was Hannes Plötz, een van de nachtwakers. Toen hij zijn baas bereikte, hijgde hij eerst.

"Wat is er, Mr. Plötz?"

"Alles is onder controle," hijgde de man.

"Het klonk wel dramatisch aan de telefoon."

Meneer Plötz knikte.

"Het had heel dramatisch kunnen zijn, baas! Maar het is weer goed gekomen. Vooral omdat de rotzooi vroeg genoeg werd ontdekt."

Jansen knikte.

"Het is al goed, mijnheer Plötz ..." mompelde hij.

"Er stond daar een auto te wachten. Het ging allemaal heel snel."

"Heb je toevallig niets anders herkend?"

Plötz schudde zijn hoofd. "Nee."

"Nummerplaat?"

"Was niet aangestoken."

"Verdomme!"

"De man knipte een gat door het hek met een tang. Hij heeft de tang achtergelaten, maar ik betwijfel of we er iets mee kunnen."

Jansen hief zijn armen op.

"Nou, dat is tenminste iets!"

Plötz leek minder zelfverzekerd. Hij maakte een afwijzend gebaar met zijn hand en zei: "Gewone goederen, baas. Je kunt ze in elke bouwmarkt krijgen."

Ja, dacht Jansen. En de politie hoefde waarschijnlijk niet eens naar vingerafdrukken te zoeken. Als die verdomde brandstichter al hersens had, dan had hij handschoenen gedragen.

"Sorry, baas!" zei Hannes Plötz op een toon alsof hij de brand persoonlijk had aangestoken. Jansen kwam naar hem toe en klopte hem bijna vriendelijk op de schouder.

"Het is niet jouw schuld," zei hij en liep langs hem heen.

Hij zag een andere kennis die net in de patrouillewagen was gaan zitten om te telefoneren. Het was een inspecteur van de politie in Hamburg-Mitte. Een lange, slungelige man wiens ruggengraat een gebogen lijn vormde als hij comfortabel stond.

Hij heette Bergmann en Jansen had nog steeds nare herinneringen aan hem toen hij met de eerste dreigbrief op het politiebureau was verschenen. Bergmann was totaal incompetent, althans dat vond Jansen. Een paar extra patrouilles rond de fabriek en voor zijn flatgebouw, meer had deze inspecteur niet geregeld.

Jansen stond met zijn benen wijd uit elkaar voor de open deur van de patrouillewagen, waar Bergmanns lange, dunne benen uitstaken.

"Ik hoop dat je eindelijk de mensen vindt die me willen afmaken!" mopperde hij. "Tot nu toe hebben je onderzoeken niet erg ver geleid."

Bergmann kwam uit de auto en keek op Jansen neer. Het gezicht van de inspecteur vertrok toen hij antwoordde: "Ik hou niet van mensen die denken dat ze alleen op de wereld zijn. Mijn mannen voeren de patrouilles buiten uw huis en fabriek op. Wat wilt u nog meer?" Hij schudde onbegrijpend zijn hoofd. "Ik hou niet van mensen die, alleen omdat ze geld hebben, denken dat ze overal waar ze komen behandeld moeten worden alsof ze alleen op de wereld zijn."

Arthur Jansen keek heel boos. Zijn ogen flitsten agressief en de ader in zijn nek zwol dik op.

"En ik hou niet van mensen die betaald worden met mijn belastinggeld en er niets voor terug doen," gromde hij vervolgens terug.

Bergmann leek even te overwegen of hij in natura moest terugbetalen, maar besloot toen van niet.

"Ik begrijp je woede, maar reageer het alsjeblieft af op iemand anders! Bedenk maar eens wie in je o zo fijne kennissenkring misschien zijn goede manieren is vergeten!"

Er was een flits in Jansens ogen.

"Pah!" zei hij, maar natuurlijk wist hij dat zijn tegenhanger gelijk had. Jansen had al honderd keer zijn hersens gepijnigd over wie er achter de bedreigingen, intimidaties en aanvallen zou kunnen zitten. Iemand had het op hem gemunt.

Jansen verliet de inspecteur en ging naar de fabriek om de schade met eigen ogen te zien. Het leek mee te vallen. Maar wie kon garanderen dat het de volgende keer niet echt ernstig zou zijn?

3

Aldo Burmester, de bekende privédetective, liet de deuren opzij vliegen toen hij zijn kantoor in de Beenckstraße binnenkwam. Jana Marschmann, zijn blonde assistente, begroette hem met haar stralende glimlach.

"Nou, hoe was het hof?"

Aldo gooide zijn jas in een hoek en haalde toen zijn schouders op.

"We zullen zien," zei hij. "Ik heb vandaag mijn verklaring afgelegd, maar uiteindelijk zal alles waarschijnlijk afhangen van hoe de psychiatrische rapporten eruit zien. Maar dat is onze taak niet meer, Jana."

Het was bijna een half jaar geleden dat Aldo een bijzonder gruwelijke moord op een vrouw had onderzocht. Het slachtoffer was in stukken gehakt en in een vriezer bewaard en nu waren ze in de rechtszaal aan het ruziën over de mate waarin de dader geestesziek was.

"Voor ik het vergeet: Iemand heeft voor je gebeld, Aldo!"

"Wie?"

"Een meneer Jansen uit Altenwerder. Het klonk heel dringend ..."

"Zei hij waar het over ging?"

"Nee. Hij wilde alleen persoonlijk met je praten. Ik heb hem gezegd dat je terug zou bellen." Jana plofte weg op haar schoenen met hoge hakken en kwam terug met een stuk papier, dat ze aan Aldo overhandigde. "Dit is het nummer. Ik heb inmiddels wat onderzoek gedaan naar met wie we te maken hebben. Ik bedoel, voor het geval hij onze klant wordt."

"Je bent uniek, Jana!"

"Dat weet ik, Aldo," antwoordde ze. "Maar het is fijn dat mijn baas zich dat ook begint te realiseren."

Aldo glimlachte. "Nou, ga je gang en schiet!"

"Het is de papieren Jansen. Hij heeft verschillende fabrieken en leveranciers in Duitsland. Maar de kern van zijn bedrijf is hier in Hamburg." Ze knipperde met haar onwaarschijnlijk blauwe ogen naar Aldo. "Kan een lucratief contract zijn."

Aldo grijnsde. "Ik wist niet dat je zo materialistisch was."

"Je stopt nooit met leren, Aldo!"

"Ja, daar lijkt het wel op," keerde Aldo terug en ging naar de telefoon.

"Ik zal die Jansen eens bellen..."

4

Het huis had iets schaamteloos ostentatiefs en zou iedere waarnemer van een afstand duidelijk moeten maken dat het niet bewoond werd door arme mensen.

Aldo Burmester parkeerde zijn champagnekleurige Mercedes 500 SL naast een Ferrari en stapte uit. Het was nog maar een paar meter naar het portaal en het leek erop dat Aldo al werd verwacht. Daar stond een man in een donker pak. Een mengeling van majordomo en bodyguard, zo schatte Aldo hem in. De privédetective liep naar het portaal, beklom de trap en gaf de man in het donkere pak toen zijn kaartje.

"Hier," zei hij tegelijkertijd. "Ik wil graag meneer Arthur Jansen spreken."

De man in donker pak keek even op de kaart en knikte.

"Ik weet het, Mr Burmester. Mr Jansen verwacht u al. Als u me wilt volgen."

De man was lang, bijna net zo lang als Aldo. En hij zag er erg stijf en formeel uit, hoewel hij zeker niet ouder dan dertig was. Hij draaide zich om en ging weg terwijl Aldo achter hem liep en zijn ogen een beetje liet afdwalen. Ze liepen door een prachtig ingerichte ontvangstruimte. De foto's aan de muren waren waarschijnlijk originelen en hadden zo te zien dezelfde functie als het hele pand - laten zien dat men behoorde tot degenen die het groot hadden gemaakt.

Nou, dacht Aldo. Arthur Jansen had tenslotte iets van zichzelf gemaakt. En als iemand geld genoeg had om zo'n landgoed op het platteland neer te zetten, dan was er misschien ook wel een royale vergoeding voor de privédetective.

Plotseling draaide de man in het donkere pak zich om.

"Draagt u een wapen, Mr Burmester?"

"Ja."

"Geef ze dan alsjeblieft aan mij!"

"Waarom?"

"Bestelling van meneer Jansen. Begrijp me goed, maar meneer Jansen heeft de laatste tijd veel meegemaakt en is erg achterdochtig geworden."

De jas van de man zat goed en omsloot zijn gespierde torso. De bobbel onder zijn linkerschouder verraadde dat de man ook gewapend was. Aldo haalde zijn schouders op, haalde zijn pistool tevoorschijn en overhandigde het aan zijn tegenhanger. Daarna gingen ze door een gang en uiteindelijk naar een lichte serre waar het behoorlijk warm was. Aldo maakte zijn stropdas los en maakte het bovenste knoopje van zijn overhemd los.

Een gedrongen man van rond de zestig was een paar edele kamerplanten aan het bekijken en leek er helemaal in op te gaan. Dat moest Arthur Jansen zijn. In zijn rechterhand hield hij een koperen pot, die hij neerzette toen hij Aldo opmerkte.

"Mr Burmester?"

"Dat ben ik," knikte Aldo en keek een beetje om zich heen.

Het leek hier wel een broeikas. Door de hoge luchtvochtigheid was het al na enkele ogenblikken zweten geblazen. Maar Arthur Jansen leek zich prettig te voelen in dit klimaat.

De gedrongen man zweeg even en onderwierp Aldo aan een soort onderzoek. Hij was waarschijnlijk een van die mensen die dachten dat ze konden zien of iemand te vertrouwen was. Uiteindelijk had hij blijkbaar een besluit genomen, stapte op Aldo af en stak zijn hand uit naar de privédetective.

"Ik ben Arthur Jansen. We hebben elkaar aan de telefoon gesproken." Jansen draaide zich om naar de man in het donkere pak. "Laat ons alsjeblieft met rust, Kai." De man knikte en verliet de kamer.

Ondertussen wendde Jansen zich weer tot zijn gast: "Mijn zoon heeft je bij mij aanbevolen! Ik wil dat je de beste bent en juist daarom wil ik dat je de zaak aanpakt."

Aldo trok zijn wenkbrauwen op.

"Waar gaat dit over? Je was nogal terughoudend aan de telefoon."

Jansen haalde zijn schouders op.

"Het spijt me, Mr Burmester, maar ik wilde een persoonlijke indruk krijgen voordat ik besluit u te vertrouwen."

"Dat begrijp ik."

"Nou, om een lang verhaal kort te maken: Iemand lijkt het op mij gemunt te hebben. Een paar dagen geleden probeerde iemand mijn papierfabriek weer in brand te steken..."

Aldo fronste zijn wenkbrauwen.

"Alweer?" echode hij.

"Ja, het was de tweede poging. Godzijdank is de schade niet noemenswaardig. Maar dat is nog niet alles. Een auto van mij is gesloopt en ik krijg rare telefoontjes."

"Heb je een van deze gesprekken opgenomen?"

Jansen glimlachte wanhopig.

"Dat is het nou net. Als ik de telefoon opneem, hoor ik iemand ademen. Verder niets. Geen antwoord. Niets. En dan hangt hij - of zij - weer op." Hij hief zijn armen in een bijna bezwerend gebaar. "Iemand is erop uit om mij te terroriseren en te kwellen, als je het mij vraagt." Jansen reikte in zijn broekzak en haalde er een envelop uit, die hij aan Aldo overhandigde. "En dan dit nog!"

Aldo pakte de envelop en haalde de inhoud eruit. Het was een brief die aan elkaar was geplakt van stukjes krant. En de inhoud was allesbehalve vriendelijk.

Er stond: 'We krijgen je nog wel, Jansen! Bedenk eens hoe goed papier brandt...'.

"Dit is niet eens de ergste," legde Jansen uit met een bezette stem.

Het klinkt zeker heel persoonlijk, dacht Aldo. Als de tekst van iemand die niet in de eerste plaats geïnteresseerd was in het in brand steken van een fabriek, maar in het ontmoeten van de eigenaar. De vraag bleef hoe ver de onbekende persoon zou gaan!

"Heb je dit aan de politie laten zien?" vroeg de privédetective.

"De eerste die ik kreeg, ja. Deze niet."

"Dat zou je moeten doen!"

"Ik krijg nu bijna regelmatig een of twee keer per week zoiets in de post. Inmiddels heb ik er een hele verzameling van. Wat mij betreft mag je dat daar houden."

"En wat verwacht je nu van mij?"

"Dat je erachter komt wie erachter zit!"