De triomfantelijke dochter - Sarah Noffke - E-Book

De triomfantelijke dochter E-Book

Sarah Noffke

0,0
5,99 €

-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

Liv Beaufont serie Boek # 4

Sie lesen das E-Book in den Legimi-Apps auf:

Android
iOS
von Legimi
zertifizierten E-Readern

Seitenzahl: 340

Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.


Ähnliche


Sarah Noffke

Michael T. Anderle

De triomfantelijke dochter

De ontembare Liv Beaufont Serie Boek # 4

Inhoudsopgave

Impressum

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

Hoofdstuk 10

Hoofdstuk 11

Hoofdstuk 12

Hoofdstuk 13

Hoofdstuk 14

Hoofdstuk 15

Hoofdstuk 16

Hoofdstuk 17

Hoofdstuk 18

Hoofdstuk 19

Hoofdstuk 20

Hoofdstuk 21

Hoofdstuk 22

Hoofdstuk 23

Hoofdstuk 24

Hoofdstuk 25

Hoofdstuk 26

Hoofdstuk 27

Hoofdstuk 28

Hoofdstuk 29

Hoofdstuk 30

Hoofdstuk 31

Hoofdstuk 32

Hoofdstuk 33

Hoofdstuk 34

Hoofdstuk 35

Hoofdstuk 36

Hoofdstuk 37

Hoofdstuk 38

Hoofdstuk 39

De loyale vriendin

Sarah’s auteursnotities (24 maart, 2019)

Michael’s Auteursnotities (Maart 25, 2019)

Dankwoord Sarah Noffke

Voor Kathy.Bedankt dat je me mijn eerste Fantasy boek hebt gegeven.Sindsdien is de wereld een betere plek geweest.

Impressum

Oorspronkelijke titel

The Triumphant Daughter

Copyright © 2019 Sarah Noffke & Michael T. Anderle

Cover copyright © LMBPN Publishing, www.lmbpn.com

Eerste editie (USA), februari 2019.

De triomfantelijke dochter

Nederlandse vertaling:

Femke Meinema, november 2021, www.transfiction.nl

© LMBPN Publishing International

Dit boek is een werk van fictie.

Alle personages, organisaties en gebeurtenissen die in deze roman worden beschreven, zijn bedacht door de auteurs of zijn fictief gebruikt. Soms allebei.

De Liv Beaufont serie (en wat er binnen personages / situaties / werelden gebeurt) zijn copyright © 2019-2020, Sarah Noffke & Michael T. Anderle.

Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verspreiding van dit boek zonder voorafgaande toestemming is diefstal van het intellectueel eigendom (Intellectual Property) van de auteur. Voor toestemming om materiaal uit dit boek te gebruiken (uitgezonderd boekbeschrijvingen / reviews), kunt u contact opnemen met [email protected]. Bedankt voor uw steun aan de auteursrechten.

LMBPN-Publishing

PMB 196, 2540 South Maryland Pkwy

Las Vegas, NV 89109

USA

www.lmbpn.com/nl

ISBN:

978-1-64971-493-0 print

978-1-64971-494-7 ebook

NUR 333

NL21-0016-00016 – Versie 1.01

Hoofdstuk 1

Terwijl Wayne Grimson slikte, droop de dikke substantie van het drankje uit zijn mondhoeken. Hij hield de fles met beide handen en trillende armen beet.

‘Goed zo,’ moedigde Adler Sinclair aan. ‘Nog een paar slokken.’

De advocaat deed wat hem werd opgedragen en dronk het drankje zo goed als op, er bleef enkel een klein beetje aan de binnenkant van de fles vastkleven. Hij had bloeddoorlopen en betraande ogen toen hij de fles op zijn mooi gepoetste bureau neerzette.

‘Onthoud goed, je gaat nooit vertellen voor wie je werkt,’ begon Adler, terwijl hij de spreuk uitsprak die hij al zo vaak had uitgesproken over de advocaat. Het drankje raakte telkens opnieuw uitgewerkt, maar het was de moeite waard het hem te blijven geven. Wayne Grimson had bewezen dat hij te vertrouwen was. Hij deed wat Adler wilde en haalde de aandacht van hem af. 

‘Al bedreigen ze me met de dood of word ik gemarteld, ik zal mijn belofte niet verbreken,’ zei Wayne met een robotstem. ‘Wat er ook gebeurt, ik zeg niets.’

Adler knikte. ‘En je kunt door niemand anders worden bestuurd. Niemand anders kan je dwingen iets te doen, alleen ik.’

Wayne veegde zijn mond schoon, rechtte zijn rug en begon steeds meer op zijn oude zelf te lijken, al was een deel van zijn oude zelf waarschijnlijk al voor een langere tijd verloren. Hij zou zich nooit meer echt kunnen herinneren wie hij was. Dat was de consequentie van het vormende toverdrankje, en voor Adler Sinclair was het het absoluut waard.

Stervelingen waren vervangbaar. Sommigen zagen dat niet zo, maar die begrepen wel meer dingen niet - zoals het feit dat als hij en zijn voorouders er niet waren geweest, magie allang verloren zou zijn gegaan. 

‘Ik antwoord alleen jou,’ zei Wayne, terwijl hij met zijn ogen knipperde en zijn kantoor rondkeek. Het leek alsof hij zich plotseling herinnerde waar hij was.

Adler streek met zijn vinger over het mes van het zwaard terwijl hij tegenover hem aan het bureau zat, en verwonderde zich over het vakmanschap - het vakmanschap dat Wayne had teruggevonden. Adler kon de brute reuzen niet waarderen, maar het werk wat ze leverden wel. Hij wilde al zo lang een zwaard gesmeed door reuzen in handen krijgen, maar dat was nooit gelukt. Er waren er maar weinig van in de wereld. En de zwaarden die er waren, werden goed beschermd op het hele kleine stukje land wat aan de reuzen was ‘toegewezen’. Maar een persoonlijk wapen stelde lang niet zoveel voor als het wapen dat voor hem lag. Deze hield herinneringen vast waar niemand vanaf zou mogen weten. Daarom lag het al bijna een eeuw lang opgesloten in het Natuurhistorisch Museum.

Tot Liv Beaufont alles verpestte.

Adler herinnerde zichzelf eraan dat ze gewoon een dom meisje was. In het begin was hij bang dat ze ongekende krachten had of een probleem zou vormen, net zoals haar ouders, broer en zus. Haar vermogensniveau was hoger dan die van de meesten… nou ja, hoger dan die van iedereen, maar hij was er zeker van dat dat zou normaliseren met de tijd. Het enige wat hem opviel was dat ze telkens overal op bleef duiken. Altijd op de verkeerde plaats en het verkeerde moment. Dom geluk. Het jagen op demonen was perfect voor haar. Het kon haar dood worden of haar een toontje lager laten zingen, het kon hem niet heel veel schelen welke van de twee opties. ›Ik wil dat je ervoor zorgt dat jouw mensen mevrouw Beaufont in de gaten blijven houden,‹ beval Adler.

De advocaat knikte als een voorgeprogrammeerde machine.

Adler dacht dat als hij Liv zou dwingen in het Huis van Zeven te komen wonen, dat de beste manier was om haar in de gaten te houden. Hij had het zwaard echter nodig, en de invloed die hij op haar had was genoeg om haar ertoe te brengen het los te laten. Na lang beraad realiseerde hij zich dat de onervaren Krijger nog meer problemen zou opleveren als ze in het Huis zou wonen. Het was beter als ze gewoon haar leven riskeerde door elke dag op demonen te jagen en zoveel mogelijk buiten het Huis bleef.

Hij liet zijn handen opnieuw langs het zwaard glijden, mompelde een reeks spreuken en vermomde het zwaard zodat het leek op een grote poster, opgerold in karton. Het was nog steeds onwijs zwaar toen hij het oppakte en over zijn schouder zwiepte. Hij dacht dat het vermommen van het zwaard de beste manier was om het weg te houden van de reuzen. Zij konden de geschiedenis van het zwaard namelijk voelen, en zich het verleden herinneren. Die fout wilde hij niet nog een keer maken. Turbinger zou verdwijnen, om nooit meer gezien te worden. Er waren plekken die alleen hij wist te vinden, met name in het Huis van Zeven, waar het zwaard prima verstopt kon worden. 

Adler verstopte dingen altijd in het zicht, omdat de meesten toch niet wisten waar ze moesten kijken. De meesten werden zo overspoeld met de gedachten in hun hoofd of hun eigen egoïstische verlangens, dat ze niet zagen wat er recht voor hun neus lag. En zelfs als ze dat deden, waren de betoveringen in het Huis sterk genoeg om het ze te laten vergeten. Dat was ook de reden waarom niemand de grote, zwarte leegte kon zien of herinneren tussen de Kamer van de Boom en de gangen van het Huis van Zeven. Zelfs als iemand de grote, zwarte leegte zou zien, zouden ze niet weten hoe ze het moesten betreden. Sterker nog, ze zouden het niet eens durven.

Het zwaard zou de grote, zwarte leegte in gaan en voor altijd veilig zijn. Adler verheugde zich erop de Opper-magiër gerust te stellen en hem te melden dat alles weer volgens plan liep. Al moest hij hem wel eerst wakker zien te maken. Dat was spannend en maakte hem ongerust. Alles was onvoorspelbaar als de Opper-magiër in beweging kwam, zijn macht was onwijs groot en duivels. Adler had geen controle meer als de Opper-magiër wakker was. Hij werkte daar overigens wel aan. Hij geloofde in het in balans houden van het evenwicht. Dat was ook de reden waarom hij er alles voor over had te behouden wat zijn voorouders begonnen waren. Hij geloofde dat hij verantwoordelijk was voor alles in het Huis van Zeven.

Ja, hij zou de Opper-magiër wakker maken wanneer de tijd rijp was. Gelukkig zou het even duren voordat de Opper-magiër geacclimatiseerd was, waardoor Adler de kans zou hebben om de problemen die zich de vorige keer voordeden te voorkomen. Daarmee had hij wantrouwen gewekt. 

Hij haalde opgelucht adem en herinnerde zichzelf eraan dat alles nu anders was. Het Huis was anders. Hij had de Raadsleden en Krijgers die het opgebouwd hadden zorgvuldig geselecteerd, hij had lemmingen en een stel simpele soldaten die deden wat er van ze werd gevraagd, en niemand zag wat hij verborgen wilde houden.

Hoofdstuk 2

De sneeuw kraakte onder Liv’s laarzen, die enkele centimeters in de sneeuw wegzakten. Ze liep verder in de sneeuw en dacht dat de witte deken haar zou verblinden. 

Stefan had haar opgedragen weg te blijven en zich achter een berg sneeuw te verstoppen totdat hij haar zou roepen. Liv keek naar Plato en trok een grimas.

‘Waarom Wyoming, waarom al die andere ijskoude plekken? Waarom kunnen demonen zich niet verstoppen in Cabo San Lucas naast een zwembad en een strandhuisje?’ mijmerde ze, terwijl ze haar gevoerde cape strakker om zich heen trok en rilde van de kou.

Plato, die totaal geen last leek te hebben van de kou, gaf haar een meelevende blik. ‘Het is in elk geval beter dan het noorden van Alaska.’

‘Dat is het niet,’ antwoordde Liv. ‘Verdomme, ik wil niet meer jagen op demonen in de kou. Als ze dan toch hier op aarde moeten zijn, laat ze dan alsjeblieft plaatsen kiezen die qua temperatuur meer op de hel lijken. Of wacht, zou dat het zijn? Is dat de reden waarom ze zich op ijskoude plekken bevinden? Is dit de echte hel?’

‘Ik denk dat ze hier voor de mensen komen, en niet per definitie de temperatuur,’ legde Plato uit terwijl hij om zich heen snuffelde. 

‘Zijn mensen in koude klimaten makkelijker te pakken te krijgen, denk je?’ vroeg Liv.

‘Ik denk dat dat aan de demon zelf ligt, aan wie ze waren toen ze nog menselijk waren,’ vertelde Plato. ‘Sommigen willen de onschuldigen te pakken krijgen en het kwaad verspreiden. En sommigen willen het kwaad gewoon in stand houden.’

‘Hoe weet je dat? Ach, laat ook maar. Je gaat het me toch niet vertellen, en ik heb liever dat je je geheimzinnigheid behoudt.’

Plato‹s oren spitsten zich een beetje. ‘In dit geval was ik misschien wel bereid geweest je te vertellen hoe ik aan die informatie kom.’

‘Oh, echt?’ vroeg Liv terwijl ze Bellator, haar zwaard, stevig in beide handen hield. 

‘Nee, niet echt,’ antwoordde Plato sluw.

Liv tuitte haar lippen. ‘Pestkop.’

‘Over pesten gesproken.’ Plato hief zijn kin op en keek over zijn schouder. ‘Het lijkt erop dat het aas heeft gewerkt.’

Liv glimlachte opgelucht. ‘En dat betekent dat het tijd is om te gaan.’ Hoewel ze de geluiden kon horen waarnaar Plato verwees, wachtte ze op het signaal. Timing was alles, zoals Stefan en zij hadden besproken, waarbij ze hun strategie keer op keer hadden herzien.

Het geblaat van de bange geit brak Liv haar hart bijna, maar ze herinnerde zichzelf eraan dat het geen echte geit was. Het was slechts een geestverschijning die Stefan als lokaas had gebruikt.

De geit sprong over Liv en Plato heen. Ze zaten samen tegen een berg sneeuw aan gedrukt, die deels in elkaar stortte. De geit bleef maar omhoog kruipen na zijn onhandige landing in de sneeuw. Zijn hoeven gleden telkens weg en hij bleef maar wanhopig gillen. 

Een laag fluitsignaal was hoorbaar en maakte Liv nerveus. Dat was het - het signaal. Ze pakte Bellator erbij en merkte dat Plato inmiddels was verdwenen. 

De eerste demon zweefde boven haar hoofd, hij greep in de lucht en trappelde met zijn benen alsof hij op een onzichtbare fiets zat. Hij landde met luid gekraak in de ongerepte sneeuw, zijn hand graaide naar beneden met de focus op de geit. De geit kwam net op tijd weg. Het beest, een bijzonder lelijk schepsel met rode schubben op zijn hoofd en een gevorkte tong, gromde van woede.

‘Hé, Kaalkop, waarom kies je niet iemand van je eigen formaat?’ riep Liv naar het monster, en trok meteen zijn aandacht.

Hij draaide zich naar haar toe en gromde gemeen. De demon was groter en breder dan zij, en vooral sneller. Liv was echter voorbereid en zwaaide Bellator richting hem toen hij naar haar toe kwam. Het mes sneed recht door zijn borst. Pikzwart bloed verpestte de spierwitte sneeuw.

‘Oh, verdorie, ik wilde net een sneeuwpop gaan maken,’ mopperde Liv terwijl het beest naar zijn borst greep. Hij kronkelde van de pijn door de verwonding van Bellator. ‘Jij hebt alles verpest met je bloed. En oh, je verpest sowieso alles. Omdat je een smerige demon bent.’

Liv stond op het punt Bellator er opnieuw bij te pakken en de demon af te maken, toen er plotseling een andere demon tevoorschijn kwam en vlak naast de ander landde. Hij draaide zich om en zag Liv meteen. Dus, de jacht op de geit was voorbij, dacht ze, terwijl haar ogen van de ene naar de andere demon schoten.

De nieuwe, ongedeerde demon haalde naar haar uit en krijste hard. Liv begon met haar voeten te schoppen en probeerde hem weg te duwen. In plaats daarvan greep hij haar voet beet en trok het naar rechts. Liv rolde met haar gezicht in de sneeuw, haar huid werd doorboord van de kou.

Voordat het beest op haar rug kon springen, rolde Liv opzij en sprong overeind. Ze had het zwaard tijdens haar val losgelaten, waardoor het nu half verstopt lag onder de sneeuw. 

Liv tilde haar hand op en richtte het op de niet-gewonde demon. Ze viel hem aan met een stormachtige wind. Hij vloog een paar meter achteruit, wat haar de tijd gaf richting Bellator te kruipen en hem te pakken. De gewonde demon kroop terug in haar richting, maar daar maakte ze zich geen zorgen om. Hij was er steeds slechter aan toe. De tweede demon zou ze makkelijk af kunnen maken als de eerste dood was. Bellator maakte het jagen op demonen een makkie omdat het mes dodelijk was voor demonen. Haar vertrouwen verdween toen er een derde demon verscheen en zich met een plof op de grond liet zakken. De grond onder Liv schudde heftig.

Deze was enorm.

‘Nou, het lijkt erop dat het feest officieel is begonnen,’ zei Liv, terwijl ze achteruit liep en het vlezige beest zijn rug rechtte. Het keek haar aan met diep gewortelde haat. Haat die demonen voelden voor alle stervelingen.

‘Het punt is, ik heb niet genoeg feesthoedjes meegebracht, dus iemand zit zonder en zal zich vast gekwetst voelen.’ 

De drie demonen hadden haar in het nauw gedreven en sloten haar langzaam in met hun hangende schouders en ontblote tanden. De geur was overweldigend. Liv haalde diep adem door haar mond en probeerde zich haar training te herinneren. 

Wij zijn samen één, dacht ze, terwijl ze Bellator stevig vastgreep. Er veranderde iets in haar. Ze was geen Krijger meer met een zwaard. Ze waren samen één. Zoals waterdruppels bij een waterval. Apart, maar toch samen. Zacht en onverbiddelijk. 

Toen de demonen uit elkaar kwamen, tilde Liv Bellator boven haar hoofd zonder dat ze precies wist wat ze ging doen. Het mes sneed door twee demonen heen en deed ze omvallen. Ze tilde haar been op en schopte de eerste demon, waardoor hij in een berg met verse sneeuw landde.

De andere twee waren alweer op de been, hoewel ze wel last hadden van hun verwondingen. De snee van Bellator zou ze uiteindelijk fataal worden, maar voor nu vertraagde het ze alleen nog maar. Terwijl ze in haar richting kwamen rennen, zwiepte Liv Bellator boven haar hoofd en gooide hem richting de kleinste demon, recht in zijn borstkas. De demon strompelde achteruit en greep het mes vast terwijl hij onverstaanbare taal mompelde. 

Zonder wapen en met de grotere demon die in haar richting strompelde, wachtte Liv tot hij bijna bij haar was. Ze bewoog zich zoals Akio haar had geleerd - met een verblindende snelheid vloog ze door de sneeuw, weg van de klauwen van het beest. Ze wist dat die truc haar magische reserves niet ten goede kwam, maar het was de moeite waard als alles volgens plan liep. Het vechten met drie demonen tegelijk was overigens niet het plan, maar niets viel te voorspellen als het op demonen aankwam.

Het beest besefte te laat dat Liv rond hem cirkelde, en viel bijna omver tegen de berg met sneeuw. Als dat was gebeurd had het haar wel wat moeite bespaard, maar zo moest het ook lukken Ze hield haar hand omhoog en mompelde een spreuk. De grond rommelde onder hun voeten, de berg met sneeuw stortte in en begroef de demon.

Liv stapte achteruit en probeerde bij de mini-lawine uit de buurt te blijven, die ze zelf had veroorzaakt. Om de een of andere reden herinnerde dit haar aan de dood van haar ouders. Ze was er niet bij geweest toen ze zogenaamd van de Matterhorn vielen, maar ze had er vaak over gedroomd. Ze had haar ouders zien vechten tegen sneeuwstormen en gezien hoe ze elkaar probeerden te helpen overleven totdat iets hen beiden op de grond deed belanden - een val die geen van beiden overleefde.

Het gegrom van het beest achter haar bracht haar terug naar de realiteit. De aanblik van de demon die Bellator uit zijn borstkas probeerde te trekken was griezelig en vreemd. Liv schudde haar hoofd en besefte dat het tijd was om hier een einde aan te maken.

Ze bewoog zich richting de dodelijke demon waar ze ooit zo bang van was geweest. Ze was er echter achter gekomen dat er ergere dingen bestonden dan het kwaad verkleed als monster. Erger was het kwaad dat je niet kon zien. Geheimen. Een mysterie gekoppeld aan vergeten geschiedenis. Met een demon wist ze tenminste waar ze aan toe was. Ze voelde geen berouw en ruimde ze met liefde uit de weg. Met demonen had ze in elk geval nog het gevoel dat ze er een verloren ziel mee kon redden. En in werkelijkheid was dat ook precies wat een demonenjager deed. Ze deden het op de juiste manier indien mogelijk.

Liv greep haar zwaard beet en genoot van het moment dat haar hand het metaal raakte, het moment waarop ze weer contact maakte met haar wederhelft. Met een ruk bevrijdde ze Bellator uit de borstkas van de demon, terwijl zwart bloed opnieuw over de ongerepte, witte sneeuw spoot.

›Metuendas Dcemonis violentias,‹ begon Liv. Ze herhaalde de oude woorden die de ziel gevangen in de demon zouden bevrijden. Tegelijkertijd zwaaide ze Bellator boven haar hoofd en stak de demon neer die op het punt stond haar te besluipen. De meesten konden zo’n verwonding wel overleven, maar niet als de verwonding met Bellator was gemaakt. Liv draaide het zwaard en keek naar hoe de demon bloed ophoestte.

Ze tilde haar voet op en trapte de demon van haar zwaard af, zodat Bellator haar de weg kon wijzen. ‘Dimittere unam animam de amicae tuae involasti, permittens eos tandem requiem,’  vervolgde ze. Tot haar verbazing kwam het zwaard recht omhoog en sloeg in een perfecte boog naar beneden. Alsof ze een grand slam sloeg. Het gleed dwars door de demon achter haar en sneed een deel van zijn bovenlichaam af. Liv had niet de kans om te bepalen welk deel van zijn bovenlichaam. Dat was nummer twee. Nog een te gaan.

Onder de gevallen sneeuw lag de laatste demon. Hij was in beweging gekomen en schreeuwde steeds luider.

Liv ging voor hem zitten, en greep het bloederige mes met woede in haar ogen. Ze haalde diep adem. ‘Ad infernum, a quo factum est tibi in sempiternum in ipse comburetis,’ schreeuwde ze bijna toen de demon uit de sneeuw tevoorschijn kwam. Voordat hij volledig onder de sneeuw vandaan was gekomen, zwiepte Liv Bellator rond en sneed zijn hoofd af. Ze bleef achter in stilte. Ze keek om zich heen naar het bloedbad in de sneeuw voordat ze naar een van haar meest vertrouwde metgezellen keek: Bellator.

Hoofdstuk 3

Dus je had mijn hulp niet nodig?’ vroeg Stefan. Hij stond majestueus bovenop de berg sneeuw. Hij hield zijn zwaard vast en ademde zwaar. Zijn voorhoofd was bedekt met zweet.

Liv staarde naar het afgehakte hoofd van de grootste demon die in de sneeuw lag, en bewoog haar schouders op en neer. ‘Nee, blijkbaar niet.’ Ze wees naar de deken van zwarte sneeuw. ‘Je mag me wel helpen opruimen.’

Hij lachte, zijn stem galmde over de heuvels. ‘Oh, nee. Ik ga jouw bloedbad niet opruimen. Demonenbloed krijg je bijna niet meer uit je kleding.’

Liv probeerde te lachen, maar het was te geforceerd. Hoewel Stefan zich sterk hield, kon ze de vermoeidheid op zijn gezicht makkelijk zien. Zijn rimpels werden elke dag wat dieper, waardoor hij er steeds grimmiger uitzag - zijn menselijke trekjes verdwenen. Elke dag leek hij minder op zichzelf, maar ze negeerden het; ze hielden vol dat hem dit niet zou gebeuren. Dat dit hen niet zou overkomen. Dat er nog heel lang niets zou veranderen.

Op een dag zou ze op hem jagen.

De pijn van de werkelijkheid was teveel voor Liv om te kunnen verwerken. Ze zette het van zich af en hield zichzelf voor dat hij altijd al zwaar ademde en altijd een bleke teint en holle ogen had. Diep vanbinnen herinnerde ze zich Stefan Ludwig zoals hij was voordat de verwonding van de beet erger werd. Ze herinnerde zich hem als een sterke man die haar altijd voorbij streefde. Ze herinnerde zich hem als een behendige man, die altijd zorgde voor hout voor hun kampvuur. Nu had hij niet eens meer de kracht om water te halen voor bij het avondeten. Zijn borstkas ging versneld op en neer bij enkel ademhalen.

Maar nu probeerde hij net te doen alsof hij sterk was, en haar ervan te overtuigen dat ze zijn hulp had kunnen gebruiken. Liv glimlachte naar hem. 

‘Waren ze dat allemaal?’ vroeg Liv.

Stefan staarde om zich heen naar de besneeuwde helling. ‘Ja, dat waren ze.’

Dat was waar Stefan goed in was. Ze vormden het perfecte team. Het demonenbloed dat door zijn aderen stroomde, stelde hem in staat ze op te sporen en te volgen. Hij wist precies waar ze heen moesten, wat enorm veel tijd bespaarde. Nooit hadden ze Sabatore gevonden. Nee, het vinden van de demon die Stefan had gebeten, maakte hier geen deel van uit. Ze hadden echter wel veel andere demonen vermoord. Althans, Liv vermoordde ze. Stefan bracht haar elke keer naar de juiste locatie, en Liv gebruikte Bellator om het klusje makkelijker te maken. Ze waren een geweldig team, al werd het wel steeds lastiger.

Stefan kon haar vertellen waar ze heen moest, maar daarna bleef hij liever op de achtergrond. Het werd steeds moeilijker voor hem om demonen te doden, omdat hij ze steeds meer zag als zijn soortgenoten. Hij vertelde Liv bij het kampvuur ‘s avonds dat hij zich tegenwoordig meer met hen verwant voelde dan met magiërs. Ze schudde haar hoofd, vulde zijn water bij en zei hem dat ze Sabatore zouden vinden. Dat ze Stefan zou redden. Daar geloofde ze nu niet meer in. Wat ze nodig hadden, was een strategie die ze nog niet eerder hadden geprobeerd. Het opsporen van demonen en hen ondervragen werkte niet meer. Ze moesten iets anders verzinnen, iets vernieuwends. Stefan had niet veel tijd meer en dat wisten ze allebei, ook al sprak geen van hen dat hardop uit.

›We zijn nog steeds niet dichter bij het vinden van Sabatore,‹ zei Liv na een tijdje, toen ze plotseling de kou voelde na de intense strijd.

›Nou, dan gaan we morgen weer verder,‹ zei Stefan terwijl hij snoof alsof hij iets rook. ‘Er zijn meer demonen in het oosten.’

Liv schudde haar hoofd. ‘Nee, ik denk dat we een extra paar ogen nodig hebben.’ Ze voelde Stefans tegenzin aan en corrigeerde zichzelf. ‘Ik bedoel, we moeten gebruik maken van onze contacten. Je hebt zelf gezegd dat je geblokkeerd bent van Sabatore, dus hem zelf opsporen zal niet werken. We hebben een deskundige op dit gebied nodig. Iemand die er verstand van heeft.’

‘Waar zat je aan te denken, Beaufont?’ vroeg Stefan, terwijl hij van de berg sneeuw af kwam en naast haar kwam staan.

›Nou, de brownies hebben mij al eens eerder geholpen,‹ begon Liv. ‘Ze hebben overal ogen. Misschien kunnen ze ons helpen. Ik heb daar een vriend zitten.’

‘Natuurlijk,‹ zei Stefan lachend, waardoor hij moest hoesten en een klodder bloed ophoestte. Ze deden beide alsof er niets aan de hand was, en Liv schopte wat sneeuw rond met haar voet.

›Ja, ik denk dat ze misschien wel weten waar Sabatore is,‹ vervolgde Liv haastig en probeerde haar nervositeit te verbergen. Ze wist maar al te goed dat Stefan ieder moment in een demon kon veranderen. Ze maakte zich geen zorgen meer om zichzelf als dat zou gebeuren. Ze sliep met Bellator aan haar zijde, en daarnaast sliep ze toch al amper. Ze maakte zich vooral zorgen om Stefan. Als hij zou veranderen, wist ze wat haar te doen stond. Ze had bevelen die ze niet zou negeren. En hetgeen vermoorden waar Stefan Ludwig in zou veranderen? Daar zou ze mee moeten leren leven. Hoe dan ook, dat was de afspraak die ze samen hadden gemaakt tijdens late gesprekken rond hun kampvuur. Ze had een belofte gemaakt, en die zou ze nakomen. Ze geloofde in haar beloftes. Ze hoopte alleen dat het nooit zover zou komen.

›Oké, prima,‹ beaamde Stefan, zijn stem vermoeid. ›Vraag om hulp bij je brownies. Maar doe dat dan pas nadat je de Raad hebt geïnformeerd.’

Liv keek plotseling naar hem op. ‘We jagen op demonen, zoals ze vroegen. Waarom moeten we ze een update geven?’

Stefan schudde zijn hoofd en keek weg van het enorme bloedbad. Hij was niet in staat ernaar te kijken. ‘Het is beter als je regelmatig iets van je laat horen. Adler wordt vervelend als je te lang wegblijft.’

‘Nou, oké, maar waarom moet ik die update geven?’ vroeg Liv, terwijl ze het antwoord eigenlijk al wist.

Stefan was niet in staat om voor de Raad te verschijnen. Ze zouden onmiddellijk weten dat er iets aan de hand was met hem. Ze moesten wat meer tijd zien te kopen. Zorgen dat de Raad geen argwaan zou krijgen. Ze moesten een andere strategie zien te vinden. Het enige wat ze nodig hadden was tijd - en een wonder. Dat zou ook geen kwaad kunnen.

›Goed dan, prima,‹ zei Liv. ›Ik zal je indekken. Maar dit is de laatste keer.’

Hij knipoogde naar haar en probeerde zijn piepende ademhaling te verbergen. ‘Bedankt. Laatste keer, dat beloof ik.’

Hoofdstuk 4

Hoewel Liv wist dat ze bijna te laat was voor de bijeenkomst met de Zeven, kon ze haar ogen toch niet van de zwarte leegte af houden.

›Zwarte Leegte,‹ mompelde ze tegen zichzelf. Waarom klonk dat zo vanzelfsprekend? Voorheen wist ze niet hoe ze het moest noemen. Niemand wist wat het was, dus hadden ze het ook geen naam gegeven. Het was ongelofelijk, de meesten zagen het niet eens, al zou ze er bij wijze van spreken naar wijzen. Althans, ze zagen het wel, maar vergaten het ook weer onmiddellijk.

Liv begreep het niet. Hoe konden magiërs de hele tijd langs een zwarte afgrond lopen, maar het niet zien? Haar ouders hielden haar altijd op afstand toen ze voorbij kroop wanneer ze richting de woonvleugel liepen, en zeiden dat het niets was. Het voelde niet als niets. Het voelde als een onheilspellende aanwezigheid die haar zou kunnen verpletteren als ze in de buurt zou komen.

Eigenlijk voelde het als het einde van de wereld, en ze had meer dan ooit de drang zichzelf erin te werpen. Vooral nadat haar ouders waren gestorven, en Liv alle hoop op een gelukkig leven had verloren. Haar wereld was vernietigd en haar hart was gebroken, toch moest ze leren vertrouwen. Ze was diep gezonken en kreeg vreemde waanideeën. Maar dat was slechts een van de vele redenen waarom ze het Huis van Zeven verliet - ze wilde ook gewoon een simpele sterveling kunnen zijn in een minder gecompliceerde wereld.

De Zwarte Leegte was nu anders, maar Liv wist niet hoe of waarom. Ze kon haar ogen er niet vanaf houden. Hoewel het niets meer dan enkel duisternis was, zweerde ze dat ze een soort van spiraal zag die haar naar binnen wilde trekken en smeekte om te blijven kijken. En toen hoorde ze het!

Een spookachtig gefluister klonk uit de Zwarte Leegte, en Liv leunde dichterbij. Wat was dat voor liedje? Zongen ze haar naam? Nee, maar wat het ook was, er liep een rilling over haar rug. Het leek bijna een bedreiging. Liv deed haar best om het te verstaan en hing bijna over de rand van de Zwarte Leegte.

›Ga terug, of anders,‹ meende ze een stem te horen zeggen. Dat kon niet waar zijn. Liv kneep haar ogen dicht en concentreerde zich op niets anders dan die vier woorden terwijl ze werden herhaald, in een poging ze te onderscheiden.

‘Mevrouw Beaufont!’

Liv‹s ogen sprongen open, ging rechtop staan en zag Decar Sinclair. Zijn lange, witte haar was vandaag ingevlochten en contrasteerde sterk met zijn zwarte gewaad. De afkeuring was zichtbaar in zijn lichte ogen omringd met rimpels. ‘Wat doe je?’

Liv weerhield zich ervan om naar de Zwarte Leegte te kijken. Iets zei haar dat ze Decar niet moest vragen of hij het ook zag, of misschien wist wat het was.

›Ik ben op zoek naar Clark,‹ loog ze. ‘We spelen verstoppertje, en ik dacht dat hij zichzelf had verstopt in deze muur.’ Ze wees in de richting van de Deur van Reflectie.

Decar schudde zijn hoofd. ›Spelen jij en je broer nog zulke spelletjes? Heb je geen belangrijkere dingen te doen?’

Liv kon hem niet vertellen dat het eigenlijk haar briljante zusje was met wie ze vaak verstoppertje speelde, en dat ze er ongelooflijk goed in was. Dus ze knikte gewoon. ‘Ja, dat is helemaal ons ding.’

›Denk je niet dat jullie allebei te oud zijn voor zulk soort dingen?‹ vroeg Decar neerbuigend.

Goed, hij gelooft nu dat ik een onvolwassen snotaap ben, dacht Liv, dankbaar dat ze hem op het verkeerde spoor had gezet, ook al maakte ze zichzelf er belachelijk mee.

‘Ik ben begonnen aan mijn tweede jeugd,’ legde ze met het schaamrood op haar kaken uit.

‘Nou, als je je maar voor heel even als een volwassene kunt gedragen, de vergadering begint bijna.’ Decar liep langs haar heen en verdween door de Deur van Reflectie. ‘Ik gedraag me nog liever als een kind, dan een oude, stoffige magiër die geen enkel gevoel voor humor heeft,’ mompelde Liv in zichzelf, en keek nog een laatste keer over haar schouder naar de Zwarte Leegte voordat ze door de Deur van Reflectie stapte. Ze wist niet wat het was, wat erin verborgen lag of welke bedreiging ze daarnet had gekregen, maar ze zou er hoe dan ook achter komen.

 

Wat ze vervolgens zag, kwam rauw op haar dak. Ze zag haar ouders voor haar staan met hun armen over elkaar. Ze keken teleurgesteld. ›Je hebt ons echt in de steek gelaten, Olivia,‹ zei haar vader met zijn blauwe ogen vol frustratie.

Livs moeder liet haar kin zakken alsof het pijn deed haar aan te kijken. ‘We rekenden op je.’

Tranen sprongen in haar ogen en ze dreigde in huilen uit te barsten. Liv trilde van binnen. Ze had zich een lange tijd niet meer zo gevoeld… nou ja, sinds haar ouders overleden. Ze onderdrukte de pijn en herinnerde zichzelf eraan dat dit niet echt was. Dit waren slechts haar angsten. Het voelde heel echt, maar dat was het niet. Het leek alsof ze haar ouders aan kon raken, maar ze waren er niet echt. Het was alleen maar haar verbeelding.

Liv stapte door de Deur van Reflectie en snelde zich naar haar plek. Ze hield haar hoofd naar beneden zodat ze haar emoties niet konden zien. Terwijl ze dat deed botste ze bijna tegen de witte tijger op, die op haar plek stond en nonchalant richting de Raad staarde. 

Liv stopte abrupt met lopen en hoopte dat de tijger van haar plek af zou gaan. Ze dacht dat hij haar misschien even aan zou kijken met zijn doordringende ogen, maar daarna opzij zou stappen. In plaats daarvan bleef hij stoïcijns voor zich uit kijken en merkte haar niet eens op.

Zoals gewoonlijk las Adler Trudy de les. De Krijger liet haar hoofd hangen uit schaamte.

Aangezien niemand Liv had opgemerkt, schraapte ze haar keel in de hoop dat de witte tijger haar op zou merken. Het werkte niet.

‘Hoe vaak hebben we dit al meegemaakt?’ vroeg Adler op dezelfde neerbuigende toon als zijn broer. ‘Niet-geregistreerde magiërs krijgen geen tweede kans. Als je ze laat gaan, gaan ze zich heus niet opeens melden bij het Huis. Ze zijn rebellen, en genieten van het feit dat ze het systeem voor de zoveelste keer hebben gemanipuleerd. Je snapt wel dat je ons voor gek hebt laten staan, nietwaar?’ 

›Het was gewoon een gezin,‹ legde Trudy uit, haar toon verontrust. ‘De ouders hadden jonge kinderen, dit leek me de juiste beslissing.’

‘De wet is duidelijk over hoe we met overtreders omgaan, ongeacht of ze nakomelingen hebben,’ onderbrak Adler haar.

‘Eigenlijk zouden we nog strenger moeten zijn voor overtreders die kinderen hebben, omdat ze het probleem in stand zullen houden doordat ze het verkeerde voorbeeld geven aan hun nakomelingen,’ zei Bianca.

Lorenzo knikte en streelde zijn zwarte sik. ‘Dat is een goed punt.’

›Rechtvaardigheid betekent dat je de juiste beslissingen neemt,‹ bemoeide Liv zich er plotseling mee. ‘Dat het in de wet staat, betekent niet dat dat ook de juiste actie is om te ondernemen.’

Clark drukte zijn vuist tegen zijn voorhoofd.

Hoe kon het toch dat hij na al die tijd nog steeds niet wist dat ze nu eenmaal graag haar mond opentrok? vroeg ze zich af. Dat was haar rol. Hij volgde netjes alle regels, en hij zij was de rebel. Dat was een deel van de balans, toch?

Adler richtte zijn koude ogen op Liv. ‘Mevrouw Beaufont, waarom sta je niet op je plek?’

Liv wees naar de tijger, die haar nog steeds niet had opgemerkt.

Hester en Raina grinnikten en vonden het grappig.

‘Mevrouw Beaufont, we hebben geen tijd voor je spelletjes,’ zei Adler, die het niet leuk vond. ‘Neem je plaats in en vertel ons over de demonenzaak.’

Liv schraapte luid haar keel en keek aandachtig naar de witte tijger. Hij bewoog niet. Wat moest ze doen, moest ze hem uit de weg duwen? De enige keer dat ze hem had durven aaien, was de Raad stil geweest van verbazing. Liv voelde zich verloren en stak haar handen in de lucht. ‘Ik weet niet hoe ik mijn plek moet innemen als de tijger niet weggaat.«

Haro trok een wenkbrauw op en tuitte zijn lippen. ‘Daar heeft ze een punt.’

Adler wierp zijn blik op de tijger en keek hem ernstig aan. ‘Ga opzij dan. Een Krijger kan de Raad niet toespreken, tenzij ze in positie staan.‹

De tijger knipperde onbewogen naar hem.

›Als de witte tijger niet beweegt, is dat misschien een boodschap,‹ peinsde Haro.

Adler wierp hem een gefrustreerde blik toe. ›Niets dat dat dier doet, is logisch. Wat voor boodschap zou dat dan moeten zijn?’

‘Het klinkt misschien niet logisch voor je,’ begon Raina, ‘maar de rol van de witte tijger en de zwarte kraai is om balans te creëren.’

›Dat weet ik,‹ schreeuwde Adler bijna.

›Misschien,‹ dacht Haro hardop, ›probeert de tijger te zeggen dat Krijger Beaufont hier vandaag niet zou moeten zijn.‹

Adler zuchtte. ‘Ik denk dat we teveel waarde hechten aan wat de dieren doen. Wat ik vooral denk, is dat we het moeten negeren.’

De Raadsleden reageerden geschrokken.

‘De Founders wilden dat de tijger en de kraai altijd deel uit zouden maken van deze procedure,’ verklaarde Haro. ‘Mijn grootvader en die van de Beaufonts schiep de dieren om er zeker van te zijn dat…’

‘Ja, ik weet het,’ onderbrak Adler hem. ‘Het draait allemaal om de balans. Maar hoe komen we een stap verder als de tijger in de weg blijft zitten?’

‘Ik kan gewoon hier blijven staan,’ zei Liv, terwijl ze naar de plek naast de tijger gebaarde.

›Prima,‹ zei Adler minachtend. ›Vertel ons over je zaak.’

›We hebben heel veel demonen gedood,‹ begon Liv trots.

Adler knipperde een paar keer verveeld met zijn ogen. ‘Ja, dat weten we, mevrouw Beaufont. Kun je iets specifieker zijn?’

›Het nest in het noorden is bijna uitgeroeid,‹ zei Liv.

›Dat is heel indrukwekkend,‹ riep Hester uit, haar ogen schoten naar Stefans plek. ‘En waar is Krijger Ludwig?’

Hester en Liv waren de enigen die wisten dat Stefan vocht tegen een demonenbeet. Als genezer wist ze dat hij niet lang meer had. ›Hij volgt nog meer demonen in het gebied. Ik ben hier om te vertellen hoe het gaat.’

›Goed dan,‹ zei Adler verveeld. ›En Decar, ben jij al klaar met je zaak?‹

Zijn broer knikte en hield zijn kin arrogant in de lucht.

Gewoonlijk betekende dit dat Liv kon gaan, maar gezien de vreemde situatie met de witte tijger en de andere Raadsleden, besloot ze te blijven.

›Goed, goed,‹ zei Adler. Hij klonk voor het eerst sinds Liv hem kende lovend. ‘Het is weer die tijd van de eeuw. Je moet de reuzen een bezoek te brengen aan de Isle of Man.’

Livs mond viel dicht terwijl ze verstijfde en aandachtig luisterde. Daar had Rory‹s moeder Turbinger naartoe gebracht. Het was blijkbaar waar de meeste reuzen leefden, ver weg van de samenleving en andere magische wezens.

‘Ja. Hoewel we zijn er vrij zeker van zijn dat de reuzen de overeenkomst zullen weigeren,’ verklaarde Bianca. ‘Elke honderd jaar willen we ze toch een kans geven.’

›Jij, Decar, moet naar de Isle of Man gaan en uitleggen wat de voordelen zijn om deel uit te maken van ons bondgenootschap,‹ zei Adler. ‘Ze zullen weigeren, en dan zit onze plicht er weer op voor een poosje.’

›Ik doe het wel,‹ schreeuwde Liv bijna.

Alle ogen waren op haar gericht.

Liv slikte. ‘Ik bedoel, ik ben nog nooit naar de Isle of Man geweest, en ik ben echt gefascineerd door de cultuur van de reuzen.’

Clarks ogen leken bijna uit zijn schedel te springen.

‘Ik bedoel, aangezien ik nog nooit in de buurt van reuzen ben geweest,’ vervolgde Liv, ‘dacht ik dat dit een goede gelegenheid zou zijn om mijn vaardigheden wat uit te breiden.’

‘Mevrouw Beaufont,‹ begon Adler vermoeid, ›je hebt al een zaak.‹

›Ja, maar ik kan het allebei,‹ antwoordde Liv meteen. ‘Ik heb af en toe ook een pauze nodig van de demonen, en misschien kan ik meteen enkele demonen van de Isle of Man verwijderen.’

Bianca rolde met haar ogen. ‘Er zijn geen demonen op dat eiland. Daar zorgen de reuzen zelf wel voor.’

‘Nou, er is nog een andere goede reden voor mij om te gaan,’ zei Liv. ‘Ik zou erachter kunnen komen wat voor afwerende middelen ze gebruiken tegen de demonen.’

Het enige wat Liv wist, was dat Decar niet naar dat eiland mocht. Het eiland waar Turbinger lag verstopt. Hij zou de aanwezigheid van het wapen kunnen voelen, en ontdekken dat er een replica van was gemaakt.

Adler zweeg even en scheen het te overwegen.

‘We hebben het laatst al over de vaardigheden van Beaufont gehad en hoe goed ze zijn,’ zei Hester. 

Bianca lachte, een hoog en ziekelijk geluid. ‘We weten allemaal dat dit gewoon een moetje is voor de reuzen. Ze gaan niet op ons aanbod in, en ze zijn al helemaal niet beschaafd genoeg om mee te onderhandelen.’

Raina leek zichzelf in bedwang te houden. ‘Hoewel ik denk dat dat niet waar is, is het onze plicht om te proberen de reuzen erbij te betrekken. Liv had geluk met de elf, en misschien is zij ook de juiste persoon voor deze zaak.‹

Adler zuchtte. ›Goed, als je het echt wilt, mevrouw Beaufont. Maar weet dat dit je niet verlost van je huidige zaak. Er wordt van je verwacht dat je ze beide doet.’

›Dat is prima,‹ zei Liv meteen. ‘Ik heb toch geen slaap nodig.’