Haïti - Edgar La Selve - E-Book

Haïti E-Book

Edgar La Selve

0,0
1,99 €

oder
-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

Edgar La Selve's book 'Haïti' delves deep into the intricate history and culture of the Caribbean island of Haiti. The richly descriptive narrative blends elements of fiction and non-fiction, providing readers with a vivid portrayal of the struggles, triumphs, and resilience of the Haitian people. La Selve's literary style is characterized by his attention to detail and his ability to evoke strong emotions through his words, making 'Haïti' a compelling and thought-provoking read within the context of post-colonial literature. The book offers a unique perspective on the cultural complexities and socio-political dynamics of Haiti, shedding light on its often-overlooked beauty and challenges. Edgar La Selve, with his background in anthropology and extensive research on Caribbean history, brings a wealth of knowledge and insight to 'Haïti'. His passion for the subject matter is evident throughout the book, as he navigates the complexities of identity, heritage, and social change in Haiti. I highly recommend 'Haïti' to readers interested in exploring the cultural tapestry of the Caribbean and gaining a deeper understanding of the historical forces at play in shaping the nation's narrative.

Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:

EPUB
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Edgar La Selve

Haïti

 
EAN 8596547477105
DigiCat, 2023 Contact: [email protected]

Inhoudsopgave

I
II
III
IV.
V.
VI.
VII.

I

Inhoudsopgave

Wij bevinden ons in volle zee. De hemel is donkerblauw; de dampkring heeft die doorzichtige helderheid, die volgens Homerus bij uitnemendheid eigen is aan den dampkring van den Olympus. Zoo ver de blik reikt, zien wij aan den horizon de groene heuvelachtige kust, waartegen de lauwe golven zachtkens breken, aan den voet van palmen, van koffieplanten, van suikerriet en oranjeboomen. Zoo, uit zee gezien, schijnt deze kust eene fantastische decoratie uit een tooverballet.

Dat is Haïti, het oude Sint-Domingo.

Dit eiland, na Cuba het grootste der Antilles, ligt, zooals men weet, aan den ingang der wijde golf van Mexico, tusschen 17°55′ en 20° westerlengte, gerekend naar den meridiaan van Parijs. Van het oosten naar het westen beslaat het eene oppervlakte van honderd-zestig mijlen in de lengte, bij eene breedte die, van het noorden naar het zuiden, tusschen de zestig en zeven-en-zestig mijlen bedraagt. De geheele oppervlakte wordt geschat op vijfduizend-tweehonderd vierkante mijlen, daaronder niet begrepen Tortuga of la Tortue, Gonave, Saôna en eenige andere aangrenzende eilandjes. De bevolking beloopt tegenwoordig ongeveer achthonderd-duizend zielen: bijna driehonderd-duizend voor San-Domingo of Dominicania, en ruim vijfhonderd-duizend voor de republiek Haïti.

Toen Columbus, den 6den December 1492, dit eiland ontdekte, werd hij getroffen door de gelijkenis van deze kusten met die van Spanje: hij schonk daarom aan het nieuw gevonden land, dat door de inboorlingen nu eens Quisqueya, dan weder Bohio of Aïty genoemd werd, den naam van Hispanjola, Klein-Spanje. “Hispañola,” schreef hij aan Ferdinand en Isabella, “es una maravilla!”

En wel mocht het een wonder worden genoemd, dit smaragdgroene eiland, oprijzende uit de donkerblauwe golven der heerlijke zee, die overal langs de kust tallooze baaien en inhammen vormt, waar haar golfjes zacht kabbelend uitrollen over het parelgrijze zand. En evenals de zee in het land binnendringt, zoo treedt het land vooruit in de zee, vormt kapen en voorgebergten en is in het rond met kleine eilandjes omgord, die als een krans het groote eiland omgeven, dat van verre op een reusachtigen rijk versierden bloemkorf gelijkt, drijvende op de azuren wateren.

Het binnenland van Haïti is, evenals Cuba, doorsneden van bergketenen, waarvan de voornaamste toppen eene hoogte van omstreeks drieduizend el bereiken. Tusschen deze bergketens strekken zich vlakten of savannen uit, nu eens wijd uitgespreid als de amerikaansche prairieën, dan weer meer op onze europeesche valleien gelijkende en ter wederzijde door bergen ingesloten. Vlakten en valleien beiden zijn met de weelderigste tropische flora bedekt: oranjeboomen, mangoboomen, bananen, vijgen, palmen, suikerriet, koffie, katoen, cacao: al de vruchten en al de gewassen der keerkringslanden bloeien en tieren hier in den rijksten overvloed.

Toen de Spanjaarden het eiland ontdekten, was het bewoond door indiaansche stammen, die onder eigen opperhoofden of kaciken stonden. Het was den vreemdelingen in de eerste plaats om goud te doen; en zoodra zij hadden bespeurd waar dat te vinden was, werden de inlanders gedwongen, bij de opdelving daarvan behulpzaam te zijn en in de mijnen te arbeiden. Deze zware arbeid richtte onder de tot slaven gemaakte oorspronkelijke bevolking zulke ontzettende verwoestingen aan, dat het getal inwoners, hetwelk bij de ontdekking in 1492 op omstreeks een millioen werd geschat, in 1507 reeds, naar men zegt, tot op zestigduizend geslonken was. Om de plaats der vroegere bevolking te vervangen, werden nu uit Afrika negers ingevoerd, die veel beter dan de Indianen tegen den arbeid in de mijnen en op de plantages bestand waren. Volgens Herrera, verrichtte één neger meer werk dan vier Indianen. Zoo bestond de bevolking van het eiland voortaan uit blanken en negers, beiden vreemdelingen, en als meesters en slaven tegenover elkander staande. Van de oorspronkelijke Indianen bleef nog slechts een handvol over, die zich eindelijk, na langdurigen strijd, in een klein distrikt, ten noordoosten van San-Domingo terugtrokken; hunne weinig talrijke nakomelingen leven daar nog heden onder eigene opperhoofden.

In 1630 maakten fransche en engelsche boekaniers, onder aanvoering van Niel d’Enambuc, zich meester van het eilandje Tortuga (la Tortue) in de onmiddellijke nabijheid van het groote eiland Hispanjola of San-Domingo, zooals het gemeenlijk naar de hoofdstad genoemd werd. Wel gelukte het den spaanschen gouverneur, deze lastige buren te verdrijven; maar een deel hunner, hoofdzakelijk Franschen, vestigde zich nu op de onbewoonde noordkust in het westen van het eiland, en riep straks de hulp van den franschen koning tegen de Spanjaarden in. Lodewijk XIV sloeg die bede niet af: in 1661 werd Dogeron naar San-Domingo gezonden en vier jaren later in het westelijk gedeelte des eilands eene fransche kolonie gesticht. Wel werd deze weder door de Spanjaarden verwoest; maar in 1691 werd nogmaals eene nieuwe kolonie gesticht, en zes jaren later, bij den vrede van Rijswijk, werd de kleinere westelijke helft van het eiland aan Frankrijk afgestaan.

Deze kolonie ontwikkelde zich in den loop der achttiende eeuw zeer voorspoedig en geraakte tot zeer hoogen bloei, dank zij voornamelijk de vlijt en de energie der fransche kolonisten: alzoo dat de kleinere westelijke helft van San-Domingo de grootere oostelijke, die aan Spanje verbleven was, al spoedig geheel in de schaduw stelde. Doch als een dreigend gevaar bleef de onnatuurlijke verhouding tusschen de betrekkelijk weinig talrijke blanke bevolking en de massa der negerslaven: een gevaar, nog zeer belangrijk vermeerderd door de vorming eener weldra zeer talrijke klasse van zoogenoemde kleurlingen, meest allen uit ongeoorloofde betrekkingen tusschen blanken en zwarten gesproten, voor het meerendeel vrijgelaten, ten deele naar europeesche wijze opgevoed, maar overigens van alle rechten verstoken. Deze uit den aard der zaak ontevredene, onrustige, misplaatste middenklasse, door het besef van haar valsche positie gedrukt en verbitterd, zou ten allen tijde een gevaar voor de koloniale maatschappij zijn geweest; maar zij werd dit nog in veel hooger mate, toen straks de revolutionaire denkbeelden en beginselen van het einde der achttiende eeuw ook op Sint-Domingo doordrongen, toen de arme hoofden der kleurlingen en der zwarten werden verbijsterd en op hol gebracht door het onzinnig geschetter over menschenrechten, door de erger dan holle klanken van gelijkheid en vrijheid. De gevolgen bleven niet uit; en nadat in 1789 de Nationale Vergadering in Frankrijk zich had geconstitueerd, hielp deze, door haar dwaze besluiten, natuurlijk dapper mede om de verwarring nog grooter te maken. Eindelijk kwam de uitbarsting. Den 28sten Augustus 1791 kwamen de mulatten en de negers te Cap-François in opstand, en binnen weinig tijd had zich in de geheele kolonie de zwarte bevolking, in verbond met de kleurlingen, op haar meesters geworpen. De onmenschelijkste gruwelen werden bedreven, de vreeselijkste moordtafreelen aangericht, en de door de Conventie gezonden gevolmachtigden waren buiten staat en ook niet gezind om aan die verfoeilijke euveldaden een einde te maken. En waarom ook? Deden die losgelaten zwarte tijgers iets anders dan het voorbeeld navolgen, door het souvereine gepeupel van Parijs gegeven? Jaren lang hielden de wanordelijkheden aan; en nadat ook het Spaansche deel van het eiland, bij den vrede van Basel, aan Frankrijk was afgestaan, werden de blanken in 1797 gedwongen Sint-Domingo te verlaten. De negers en mulatten richtten nu eene eigen republiek op, die wel in 1801 weder aan Frankrijk werd onderworpen, maar slechts voor korten tijd. Reeds in 1802 brak, onder aanvoering van den neger Dessalines, een nieuwe opstand uit; de fransche troepen, door kwaadaardige ziekten geteisterd, konden dien niet meester worden en moesten reeds in het volgende jaar naar Frankrijk terugkeeren. De daarop volgende gebeurtenissen in Europa, bovenal de vredebreuk met Engeland, dat sedert Trafalgar onbeperkt beheerscher was der zee, maakten voor Napoleon iedere poging tot herovering van Sint-Domingo onmogelijk. Haïti bleef aan zich zelve overgelaten en bood sedert der wereld het tragi-komische schouwspel aan eener zoogenaamde republiek van negers en mulatten, waarin de eene omwenteling de andere op den voet volgde, en de toestand van volslagen regeeringloosheid nu en dan werd afgebroken door de fantastische tirannie van een of anderen zwarten avonturier, die zich voor de aardigheid de keizerskroon op het hoofd zette en nu aan al zijn luimen en grillen botvierde, tot hij eindelijk weggejaagd of ook wel vermoord werd. Het zou de moeite niet loonen, de namen van al die individus, die sedert de zoogenoemde onafhankelijkheidsverklaring over deze karikatuur-republiek hebben geregeerd, op te noemen; en al even weinig belangstelling mag ons de geschiedenis inboezemen van dit schoone land, zoo jammerlijk prijs gegeven aan een troep barbaren, wier hopelooze onbekwaamheid en verdorvenheid slechts te meer uitkomt, nu zij, van de tucht des meesters ontslagen, zoo als het heet zich zelven regeeren.

Het zij genoeg te herinneren dat het eiland, na gedurende eenigen tijd een enkelen staat te hebben gevormd, thans weder in twee republieken verdeeld is: de westelijke, kleinste helft behoort aan de neger-republiek Haïti; de oostelijke, die vroeger aan Spanje behoorde en voor ettelijke jaren tijdelijk weder onder de gehoorzaamheid der Spaansche kroon terugkeerde, vormt de republiek van San-Domingo of Dominicania, waarin het mulatten-element meer de overhand heeft.

Na dit vluchtig overzicht willen wij een bezoek aan het eiland brengen, en daartoe in hoofdzaak het verhaal volgen van den heer De la Selve, leeraar in de rhetorica aan het lyceum Pétion te Port-au-Prince.

II

Inhoudsopgave

Den 3den November 1871, ’s morgens om tien uren, kwam de Caraïbe op de reede van Cap-Haïtien, en stoomde langzaam en voorzichtig verder, uithoofde van de vele klippen, waarmede die reede is bezaaid. Het had den vorigen avond hard geregend; grijze nevels omhuifden de toppen der bergen; de zee was bijna zwart van kleur; de boot zelve maakte een somberen indruk. Al de passagiers stonden op het dek, waar ter nauwernood ruimte was voor hunne bagage. Tegen de verschansing geleund, zag ik naar de kust, maar kon niets van de haven bespeuren. Eensklaps lag de stoomboot stil; de kapitein klom op de brug.

“Is er iets gebeurd, kapitein?” vroeg ik hem.

De kapitein keek mij met echt kreoolsche onverschilligheid aan, en antwoordde zoo leuk mogelijk: