Kalbskummer. Phantomstute E-Book

Marieke Lucas Rijneveld

• Herausgeber: Suhrkamp Verlag
• Kategorie: Poesie und Drama
• Sprache: Deutsch
• Veröffentlichungsjahr: 2022

Seitenzahl: 326

Beschreibung

Marieke Lucas Rijnevelds lyrisches Universum ist unnachahmlich und doch so vertraut. Seine Gedichte sind bevölkert von Fröschen, Schmetterlingen und Seesternen, von Vätern, denen schwierige Fragen gestellt werden – »Wo kommen Kinder her, wenn Eltern sich nie küssen?« –, von unsterblichen Großmüttern und Jugendlichen auf ihrem Weg zu einer belastbaren Identität. Und doch scheint nichts belastbar in diesem Kosmos aus zarten Begegnungen und erschütternden Einsichten über Leben und Ableben: Erheiterndes wird tragisch, Statisches kommt ins Wanken, das Unsichtbare greift unvermittelt an.

Diese erdigen wie geerdeten Gedichte erzeugen bildstark Szenen einer éducation sentimentale: Das Aufblühen der Sexualität und animistische Tierkörper treffen hier auf religiöse Maximen und magisches Denken. Gedichte, in die man sich verirrt, um sogleich den Beschluss zu fassen, in ihnen auf ewig zu verweilen.

Leseprobe

Titel

Marieke Lucas Rijneveld

Kalbskummer Phantomstute

Gedichte

Zweisprachige Ausgabe

Aus dem Niederländischen von Ruth Löbner

Suhrkamp Verlag

Zur optimalen Darstellung dieses eBook wird empfohlen, in den Einstellungen Verlagsschrift auszuwählen.

Die Wiedergabe von Gestaltungselementen, Farbigkeit sowie von Trennungen und Seitenumbrüchen ist abhängig vom jeweiligen Lesegerät und kann vom Verlag nicht beeinflusst werden.

Um Fehlermeldungen auf den Lesegeräten zu vermeiden werden inaktive Hyperlinks deaktiviert.

Die Originalausgaben erschienen 2015 und 2019 unter den Titeln Kalfsvlies und Fantoommerrie bei Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam.Die Übersetzerin dankt dem Ministerium für Kultur und Wissenschaft des Landes NRW für die Förderung ihrer Arbeit an Phantomstute, dem Deutschen Übersetzerfonds für die Zuerkennung eines Johann-Joachim-Christoph-Bode-Stipendiums und ganz besonders Stefan Wieczorek, mit dem sie sich im Rahmen dieses Mentoratsprogramms über die Gedichte austauschen durfte. Der Verlag dankt dem Nederlands Letterenfonds für die großzügige Unterstützung der Publikation.

eBook Suhrkamp Verlag Berlin 2022

Der vorliegende Text folgt der deutschen Erstausgabe, 2022.

Deutsche Erstausgabe© der deutschsprachigen Ausgabe Suhrkamp Verlag, Berlin, 2022Kalfsvlies © 2015 by Marieke Lucas RijneveldFantoommerrie © 2019 by Marieke Lucas Rijneveld

Der Inhalt dieses eBooks ist urheberrechtlich geschützt. Alle Rechte vorbehalten. Wir behalten uns auch eine Nutzung des Werks für Text und Data Mining im Sinne von § 44b UrhG vor.Für Inhalte von Webseiten Dritter, auf die in diesem Werk verwiesen wird, ist stets der jeweilige Anbieter oder Betreiber verantwortlich, wir übernehmen dafür keine Gewähr. Rechtswidrige Inhalte waren zum Zeitpunkt der Verlinkung nicht erkennbar. Eine Haftung des Verlags ist daher ausgeschlossen.

Umschlaggestaltung: Rothfos & Gabler, Hamburg, nach Entwürfen von Tammo Schuringa

eISBN 978-3-518-77404-5

www.suhrkamp.de

Übersicht

Cover

Titel

Impressum

Inhalt

Informationen zum Buch

Verzeichnis der Gedichte

Cover

Titel

Impressum

Inhalt

Kalfsvlies

Kalbskummer

Als het je overkomt

Wenn es dir passiert

Thuiskomen

Nach Hause kommen

De doden

Die Toten

Kleine beer

Kleiner Bär

Vormen van openbreken

Formen des Aufbrechens

Aanwezigheid

Anwesenheit

Hoe het eruitziet

Wie es aussieht

Laten we elkaar aaien

Komm, wir streicheln uns

De slaap van de rede

Der Schlaf der Vernunft

Wat het nu wel of niet maakt

Was es schafft und was nicht

Verdwaald

Verirrt

Negen keer

Neun Mal

Verdrietvreters

Kummerfresser

Als alles rond is

Wenn alles rund ist

Nooit meer ontwaken

Nie mehr aufwachen

Murmuration

Murmuration

Waarom we niet vallen

Warum wir nicht fallen

Alles is wat het lijkt

Alles ist, wie es scheint

Bestaansrecht

Daseinsberechtigung

De maquette

Das Modell

Koortsmeter

Fieberthermometer

Biotoopaquarium

Biotop-Aquarium

Vliegtuigje

Flieger

Zeeland

Zeeland

Noppenfolie

Noppenfolie

Wat je later wilt worden

Was du später mal werden willst

Hier wordt iemand gemist

Hier wird jemand vermisst

Misschien wisten zij alles

Vielleicht wussten sie alles

Luizenmoeders

Läusemütter

Als een wak geen wak is

Wenn eine Wake keine Wake ist

Op een dag breekt alles

Irgendwann zerbricht alles

Gespitste oren

Gespitzte Ohren

Alleen

Bloss allein

Het ligt niet aan jou maar aan het huis

Es liegt nicht an dir, sondern am Haus

Introjectie

Introjektion

Metseldrang

Nestbautrieb

Klaplong

Lungenkollaps

Waterbestendig

Wasserfest

Dorst

I

II

Durst

I

II

Fantasie achter gaas

Fantasie hinter Maschendraht

Hoe houden we het bloemenwater vers?

Wie halten wir das Blumenwasser frisch?

Als het land niet meer plat is

Wenn das Land nicht mehr flach ist

Hol genoeg om een echo te verbergen

Hohl genug, um ein Echo zu verbergen

Mikadoavond

Mikadoabend

Het Grote Onvermijdelijke Weggaan

Das Grosse Unvermeidliche Weggehen

Oudjaar Kanaleneiland

Silvester Kanaleneiland

Fantoommerrie

Phantomstute

Het hart een koelelement

Das Herz ein Kühlelement

Tot iemand mij overtrekt

Bis jemand mich durchpaust

Wie er binnen mist

Wer drinnen fehlt

De Schoolmelkdrinkers

I

II

Die Schulmilchtrinker

I

II

Instabiele pengreep

Instabile Stifthaltung

Nachtschade

Nachtschaden

Kanteltijd

Auslösezeit

Ouderlingen

Kirchenälteste

Nooit naar vlinders blazen

Schmetterlinge niemals anpusten

Het hemd van mijn lijf gedacht

Mir das Hemd vom Leib gedacht

Honingraten

Honigwaben

Voorleesvaders

Vorleseväter

Angsthazen wegen zwaarder

Angsthasen wiegen schwerer

Kalfhoek

Kalfhoek

Lieve woelmuizen

Liebe Wühlmäuse

Geruisloos

Lautlos

Geen gevolg maar een systeem

Keine Folge, sondern ein System

Groeipijn

Wachstumsschmerz

Hoogtevrees

Höhenangst

De angstman, de leeuw

Der Angstmann, der Löwe

Droge stof

Trockenmasse

Een verkeerd geparkeerde auto

Ein falsch geparktes Auto

De clown in wie we opgroeiden

Der Clown, in dem wir aufgewachsen sind

De blonde dominee

Der blonde Geistliche

Hoofdschakelaar

I

II

III

Hauptschalter

I

II

III

Maaidorser

Mähdrescher

Kindertelefoon

Kindersorgentelefon

Noodhamers

Nothämmer

Een jongen, een clown

Ein Junge, ein Clown

Het ei uit zijn gat vragen

Das Ei aus dem Loch fragen

Lichtverjaren

Lichtverjähren

Deo volente

Deo volente

Fantoommerrie

Phantomstute

Een snelweg aan denkrichtingen

Eine Autobahn an Denkrichtungen

Alles waar ik spijt van had

Alles, was mir leidtat

Het gevaar op ooghoogte

Mit der Gefahr auf Augenhöhe

Achter je hand gehalveerd

Hinter deiner Hand halbiert

Het gewicht van een kort leven

Das Gewicht eines kurzen Lebens

Hechtingen

Wundnähte

Dwang is de dood in een maatpak

I

II

Zwang ist der Tod im Maßanzug

I

II

De schemering van het geweten

Gewissensdämmerung

Verhuisbericht

Umzugsmitteilung

Achteraf geschreven

Im Nachhinein geschrieben

Zon-index zeven

Sonnenindex sieben

Lichaamsgeheugen

Körpergedächtnis

Kostuumdrama

Kostümfilm

Het volume van ongemak

Der Lärmpegel des Unbehagens

Als hij niet groter was

Wenn er nicht sogar noch größer war

Een kwartet van eenzaamheid

Ein Quartett der Einsamkeit

Lintwormen

Bandwürmer

Oudjaar Lombok

Silvester Lombok

Informationen zum Buch

KalfsvliesKalbskummer

Für A.

Als het je overkomt

Hoe ga je naar bed als je net een schaap hebt overreden, trillend op de

bedrand je koude handen als rauwe sukadelappen op je ogen, haar hand

tot halve sinaasappel gevormd die zwaar op je knie drukt, heen en weer

beweegt om alles uit te persen wat je is overkomen maar vergeet niet de snelheid

van het praten, zonder pauzes blijft alles vacuüm, heeft verdriet weinig kans

ertussen te komen. Begin alsjeblieft over wijn denk je nog, over hoe de kinderen

opgroeien en al die klaprozen roekeloos openspringen maar haar hoofd is al

tijden een autocue, je weet wat je moet zeggen om haar gerust te stellen:

mooi weer spelen heeft meer met regen te maken en het regent alsof we de zon

ooit bedacht hebben. Je loopt rondjes door de slaapkamer om je gedachten als een

armband in elkaar te kunnen klikken, wast je handen keer op keer en kijkt ernaar om

de zuiverheid te testen, het lichaam sissend als een verroeste barbecue.

Ze zegt dat er glazen en een wijnfles in het nachtkastje staan, nog van de vorige keer

dat je bevend en al dat bloed. Na twee glazen valt ze uit, krimp je ineen onder de lakens

als het schaap onder je autobanden, denk je aan alles wat ooit sneuvelde en een klap

met zich meebracht, je draagt dat met je mee tot je hart in een graf verandert, je hoofd

als een granieten steen erbovenop, eindelijk tot rust gekomen huil je wijn totdat het

niet meer om het schaap gaat maar om wie de bestuurder troost, jij arme, dwaze hond.

Wenn es dir passiert

Wie gehst du schlafen, wenn du gerade ein Schaf überfahren hast, zitternd auf

dem Bettrand, die kalten Hände wie rohe Rinderrouladen auf den Augen, ihre

Hand, zur halben Apfelsine geformt, die schwer auf dein Knie drückt, bewegt sich

mechanisch hin und her, presst alles aus, was dir passiert ist, aber denk an das hohe

Sprechtempo, ohne Pausen bleibt alles Vakuum und Kummer hat keine Chance, sich

dazwischenzudrängen. Rede doch einfach über Wein, denkst du noch, wie Kinder

aufwachsen und der ganze Klatschmohn tollkühn aufspringt, aber ihr Kopf ist

schon ewig ein Teleprompter, du weißt genau, wie du sie beruhigen kannst:

auf gut Wetter machen hat eher mit Regen zu tun und es regnet, als wäre die Sonne

bloß unser Hirngespinst. Du drehst Runden durchs Zimmer, klickst deine Gedanken

zu einem Armband zusammen, wäschst dir wieder und wieder die Hände, siehst

sie dir an, kontrollierst, ob sie sauber sind, der Körper zischt wie ein rostiger Grill.

Sie sagt, im Nachtschrank sind Gläser und eine Flasche Wein, noch vom letzten Mal, als du

bebend und all das Blut. Nach zwei Gläsern wird sie ausfallend, du krümmst dich unter der Decke

wie das Schaf unter deinen Autoreifen, denkst an alles, was mit einem lauten Knall

zugrunde ging, das trägst du mit dir herum, bis dein Herz zum Grab wird, dein Kopf als

Granitstein obenauf, endlich zur Ruhe gekommen weinst du Wein, bis es nicht mehr

um das Schaf geht, sondern darum, wer den Fahrer tröstet, du armer törichter Hund.

Thuiskomen

Al die tijd voor niets gezocht zag wel de slakken op het asfalt

ervan uitgegaan dat zij steevast onderweg waren tot ik hoorde dat thuis geen

plek is maar een welbevinden, het lichaam niet langer een dekmantel om alles

te verschuilen wat zich van buiten naar binnen keerde, het effect veroorzaakte

als van een opengesneden appel in de koelkast die door het bruin de schijn

geeft van niet meer genuttigd te willen worden, zie de muren aan de binnenkant

van mijn benen, zo verplaatsbaar waardoor iedere plek een thuis wordt waar ik

me ook zal vastleggen mits de huid valt als een zondags pak waar in geslapen

kan worden op de bank zonder dat het zo verkreukelt dat er sprake is van een

ander soort vermoeidheid: ik ben wel gekomen maar het weggaan zit in al mijn

ledematen zoals een voortvluchtige vaak degene is die stil blijft zitten als een fossiel

in de zetel bij het raam. Bang voor de dag dat het rennen geen achterkant meer heeft

gebouwen plat van karton, de voeten eeuwig in de vorm van een startblok gevouwen.

Net als een slak wordt de mens geboren met een huis dat groeit totdat ze het laatste

streepje op de deurpost neerkrabbelen tussen buurman en hond in, weet nog de

septembermaand dat mijn broertje met een rubberhamer, toen de hazelnoten op waren,

een slakkenhuis kapotsloeg, het parelmoer aan diggelen, het laagje vernis als huidschilfers

tussen de straatstenen. Toen we de volgende dag terugkwamen zat er alleen nog een

vochtplek alsof er iemand getuft had maar wij wisten beter. Nu de herfst zich aandient

smeer ik mijn lichaam in met wrijfwas tegen krassen, probeer in mij het ouderlijk huis te

vinden want zonder droog ik uit, verander ik in kauwgom dat aan iedere schoenzool blijft

plakken om maar met een ander mee te kunnen reizen die nooit zijn lichaam als een

plastic beschermlaagje zal gebruiken om mij daaronder warm te houden, te beschermen

tegen alles wat mij aan zal willen raken, vette vingerafdrukken, mijn nette opvoeding

etaleren. Liever een glimmend lichaam waar op een dag het welbevinden niet langer

een beurse plek is maar het klokhuis.

Nach Hause kommen

Die ganze Zeit vergeblich gesucht, die Schnecken auf dem Asphalt zwar gesehen

davon ausgegangen, sie seien ständig unterwegs, bis ich hörte, dass zu Hause keine

bestimmte Stelle ist, sondern ein Wohlbefinden, der Körper nicht länger Deckmantel

unter dem man verbirgt, was sich von außen nach innen kehrt und der wie ein

aufgeschnittener Apfel im Kühlschrank durch das Braun den Anschein erweckt, nicht

mehr gegessen werden zu wollen, sieh dir mal meine Beine an, Wände an den Innenseiten,

in null Komma nichts versetzbar, damit wird jede beliebige Stelle zum Zuhause, egal, wo ich

hinkomme, wenn nur die Haut wie ein Sonntagsanzug sitzt, in dem man auf dem Sofa

schlafen kann und der dann nicht so zerknittert, dass von einer anderen Art Müdigkeit

die Rede sein müsste: ich bin zwar gekommen, aber das Weggehen kribbelt mir in allen

Gliedern, es sind ja auch oft die Geflüchteten, die still wie ein Fossil im Sessel am Fenster

sitzen bleiben. Der Tag macht mir Angst, an dem das Rennen keine Rückseite mehr hat

Gebäude flach aus Pappe, die Füße ewig in Startblock-Form gefaltet.

Wie die Schnecke wird auch der Mensch mit einem Haus geboren, das wächst, bis der letzte Strich

auf den Türpfosten gekritzelt wird zwischen Nachbar und Hund, ich erinner mich noch an den

einen September, mein Bruder mit dem Gummihammer, die Haselnüsse waren alle, da zerschlug

er stattdessen ein Schneckenhaus, das Perlmutt in Scherben, die Firnisschicht wie Hautschuppen

auf dem Pflaster. Als wir am nächsten Tag wiederkamen, sah man bloß noch eine feuchte

Stelle, als hätte da jemand hingespuckt, aber wir wussten es besser. Jetzt, wo der Herbst sich

ankündigt, schmiere ich mich mit Bohnerwachs gegen Kratzer ein, versuche, das Elternhaus

in mir zu finden, denn ohne trockne ich aus, verwandele mich in ein Kaugummi, das an jeder

Schuhsohle kleben bleibt und mit einem anderen mitreist, der mich nie mit seinem

Körper wie unter einer Plastikschutzschicht warm halten wird, mich beschützen

vor allem, was mich anfassen will, fettige Fingerabdrücke, meine gute Erziehung

zur Schau stellen. Dann lieber ein glänzender Körper, bei dem das Wohlbefinden eines Tages

keine Druckstelle mehr ist, sondern das Kerngehäuse.

De doden

Opa zegt dat als je ouder wordt je een lagere stem krijgt omdat je hoofd gaat hangen

hij heeft vrienden gehad die geen jassen met kragen kochten, het schijnt dat het dan

nog sneller gaat, je nek in een accordeon verandert, niet langer meer wisseltonig.

Hij vraagt zich af hoe vaak mannen in een leven hun adamsappel weg proberen

te slikken, of daar gegevens van zijn, grafieken van op welke leeftijd ze het opgeven,

onderkinnen verbergen veel maar nooit het wegslikken van de jaren.

Ergens gelezen: speeksel bestaat grotendeels uit water, eiwitten en

onverteerde verlangens. Er was een boer in het dorp die altijd een brok in zijn keel

had, niemand die hem vertelde over Adam en de appel die door gulzigheid bleef steken

of over het boeten van diegene die de geschiedenisboeken in wilde, dat narcisme

afkomstig is van de narcis die niemand nodig heeft om zich te vermeerderen,

de gele trompetten zie je overal tussenuit steken.

Opa moest daaraan denken toen hij gisteren de koeien in de wei zag, die hebben

een brok ter grootte van een liksteen, zie daar maar eens helder door te loeien.

Naarmate de tijd vordert raakt de mens in verval, veranderen armen in appelschillen

die zich naar elkaar toe krullen om alleen nog maar te kunnen omhelzen, schouders

hangen als levenloos vee aan een touw op de hooizolder, je zou kunnen zeggen:

er is niet altijd een klokhuis voor nodig om een rond geheel te vormen, een kern

kan ook uit de buitenkant bestaan maar wie maakt zich dan nog zorgen om het vruchtvlees?

Volgens opa is het goed om af en toe de dood in de ogen te kijken omdat ze op

een dag alleen nog maar staren, de wereld in gelatine veranderen en vaker huilen

omdat je het water van je bestaan op den duur weer moet inleveren, hoeveel procent

gaat er al verloren door een nacht lang tranen dempen? Hij streelt mijn wang en zegt

dat ouderdom lijkt op een jas die ooit gloednieuw was en nu mooi broos hangt te

wezen in een donkere kast en dat een hoofd pas weer geheven wordt wanneer het

de aarde raakt, dat er meerdere verboden vruchten in de mens verkeren maar het op

een dag toch wel verteert en je iemand voor het eerst zal horen zeggen dat je er mooi

bij ligt alsof alles om eten draait en God de begraafplaats als een bord dresseert.

Die Toten

Opa sagt, wenn man älter wird, bekommt man eine tiefere Stimme, weil der Kopf hängt

er hat Freunde gehabt, die keine Jacken mit Kragen kauften, anscheinend geht es dann

noch schneller, der Hals wird zum Akkordeon, nicht mehr länger wechseltönig.

Er fragt sich, wie oft Männer versuchen, im Laufe eines Lebens ihren Adamsapfel runter-

zuschlucken, ob es dazu wohl Zahlen gibt, Statistiken, in welchem Alter sie aufgeben,

Doppelkinne verbergen viel, aber nie das Runterschlucken der Jahre.

Irgendwo gelesen: Speichel besteht zum größten Teil aus Wasser, Eiweiß und

unverdauten Begierden. Einer der Bauern im Dorf hatte immer einen Kloß im Hals

niemand erzählte ihm von Adam und dem Apfel, der durch Gefräßigkeit stecken blieb

oder wie derjenige büßen musste, der in die Geschichtsbücher eingehen wollte, dass

Narzissmus sich ableitet von der Narzisse, die zur Vermehrung niemanden braucht,

überall sprießen die gelben Trompeten einfach so hervor.

Daran musste Opa denken, als er gestern die Kühe auf der Weide sah, die haben

einen Kloß, dick wie ein Leckstein, versuch mal, damit klar und deutlich zu muhen.

Mit dem Verstreichen der Zeit verfällt der Mensch, Arme werden zu Apfelschalen

kringeln sich aufeinander zu und wollen nur noch umarmen, Schultern hängen

wie lebloses Vieh an einem Strick auf dem Heuboden, man könnte sagen:

für ein gelungenes Ganzes braucht man nicht zwingend ein Kerngehäuse, ein Kern

kann auch aus dem Außen bestehen, aber wer sorgt sich dann noch ums Fruchtfleisch?

Laut Opa ist es gut, dem Tod ab und zu in die Augen zu blicken, weil sie irgendwann nur

noch starren, die Welt in Gelatine verwandeln und häufiger weinen, weil man das Wasser

seines Daseins auf lange Sicht wieder abliefern muss, wie viel Prozent gehen allein schon

verloren durch eine Nacht zurückgehaltener Tränen? Er streichelt mir die Wange und sagt

das Alter gleiche einer Jacke, die einmal nagelneu war und jetzt schön mürbe in einem dunklen

Schrank vor sich hin hängt und ein Haupt werde erst dann wieder erhoben, wenn es die Erde

berührt, im Menschen befänden sich viele verbotene Früchte, die man irgendwann aber

verdaut und du hörst zum ersten Mal jemanden sagen, dass sie dich hübsch hergerichtet haben

als würde sich alles ums Essen drehen und Gott das Grabfeld verzieren wie einen Teller.

Kleine beer

Verdwijnen in de plooien van gebouwen en het land kleiner maken door mijn

armen te strekken, zo ver dat het splijten van mijn borstkas te horen was op de

avonden dat mijn moeder op haar pantoffels de wenteltrap op sloop, angstig vroeg

hoeveel ik van haar hield, het scheurende geluid van een wolf die opengesneden

werd om te redden wat het hart aan het bonken had gezet, alleen ik kon het horen

want het waren mijn armen die alles groter maakten, haar weggaan dat me als een sok

naar binnen frommelde en altijd bang voor de nacht die als een inbreker in het zwart

op me ging liggen. Een uur later: er waren een grote en een kleine ijsbeer die samen

in een grot woonden, de kleine kon nooit slapen, daarom deed de grote een kunstje.

Ze schoof de gordijnen open, haalde de maan naar beneden die als een lantaarn

de sok verlichtte. Als dat niet goed bedacht was maar de puberfase, twee vingers tot

geweer, vacht op de vloer en nooit meer koude voeten. Wat eerder groter werd

gemaakt door te strekken, moet nu krimpen. Zie mijn huis tussen kerk en

kroeg staan, het doet zijn best om ertussen te passen, als je goed kijkt zie je dat het

zijn adem inhoudt en al die mensen die maar lucht willen. Grote beer waar ben je

nu niemand meer het heelal naar beneden haalt, het is zo donker hier.

En het land kleiner is, overal beren lopen maar niet één die mij midden

in de nacht naar buiten draagt, een lantaarn aansteekt en net zo lang bij

me blijft totdat we niet meer samen zijn, jij in jouw klein hoekje en ik in ’t mijn.

Kleiner Bär

In den Gebäudefalten verschwinden und das Land verkleinern, indem ich die Arme

strecke, so weit, dass das Bersten meines Brustkorbs zu hören war an den Abenden

wenn meine Mutter auf Pantoffeln die Wendeltreppe nach oben schlich, ängstlich fragte

wie lieb ich sie hatte, das reißende Geräusch eines Wolfes, der aufgeschnitten wird

um zu retten, was das Herz zum Wummern gebracht hat, nur ich konnte es hören, denn es

waren meine Arme, die alles vergrößerten, ihr Weggehen, das mich wie einen Strumpf

nach innen stülpte und immer die Angst vor der Nacht, die sich wie ein Einbrecher in Schwarz

auf mich legte. Eine Stunde später: ein großer und ein kleiner Eisbär, die wohnten zusammen

in einer Höhle, der kleine konnte nicht schlafen, darum vollführte der große ein Kunststück.

Sie schob die Vorhänge auf, holte den Mond vom Himmel, der den Strumpf wie eine Laterne

erhellte. Wenn das keine gute Idee war, aber dann die Pubertät, zwei Finger zum Gewehr,

Fell auf dem Boden und nie wieder kalte Füße. Was vorher durchs Strecken vergrößert

wurde, muss jetzt schrumpfen. Sieh dir mein Haus an zwischen Kirche und Kneipe, es

gibt sich Mühe, dazwischenzupassen, schaut man genau hin, erkennt man, wie es die

Luft anhält und all die Menschen, die bloß atmen wollen. Großer Bär, wo bist du

jetzt, wo niemand mehr das Weltall vom Himmel holt, es ist so dunkel hier.

Wo das Land kleiner ist, überall Bären herumlaufen aber kein einziger, der mich mitten

in der Nacht nach draußen trägt, eine Laterne anzündet und gerade so lange bei mir

bleibt, bis wir nicht mehr zusammen sind, jedes an dem Plätzchen, wohin Gott es stellt.

Vormen van openbreken

Voordat het ontpoppen zou plaatsvinden, wees je mij op de

onzijdigheid van een rups die pas als vlinder een mannelijk of

vrouwelijk kleurenpatroon kreeg met een bedenktijd van

hoogstens tien maanden, maakte je van je armen een cocon

en ik ertussen, twee vormen van openbreken fluisterde je

liet daarbij je kin op mijn hoofd rusten, na een paar minuten leek

er een kuiltje in mijn schedel te komen waar een balletje in

stilgelegd kon worden, het in een plastic golfpinnetje veranderde

en de jouwe het schot dat mijn gaten op zou vullen hoe moeilijk

de richting en het schatten ook zouden worden. Dat mijn lippen

vervellen is een teken, hoeveel huid moet de mens in de

loop der jaren kwijtraken om te kunnen zeggen dat dit een

gavere versie is dan de vorige? Je armen knellen en je hart

bonkt tegen mijn rug, twee tellen tussen iedere klopping, als ik

het met bliksem en donder moet vergelijken ben je nu dichterbij

dan ooit maar niets in mij weet hoe om te gaan met het kraken

in mijn ruggengraat als inslag in een boom.

We zijn veel van elkaar maar te weinig om geliefde te zeggen

hoe naakt we soms ook zijn en naar plaatsen wijzen waar

onderhuids een verandering is begonnen, het lichaam aan

elkaar tonen als een kijkdoos, we hebben methodes ontwikkeld

om hormonen te bestrijden door alles wat in beweging komt

stil te zetten zoals we een keer een verpopte rups openkrabden,

steeds opnieuw en hij onze hele jeugd een larve was gebleven,

hoe we hem op een regenachtige dag waarvan we later

konden zeggen dat we de regen erbij bedacht hadden voor

het dramatische effect, in een luciferdoosje schoven,

beloofden dat we anders zouden worden.

Formen des Aufbrechens

Als das Entpuppen kurz bevorstand, machtest du mich darauf

aufmerksam, dass Raupen geschlechtsneutral sind und erst als

Schmetterling ein männliches oder weibliches Farbmuster zeigen

mit einer Bedenkzeit von höchstens zehn Monaten, du hieltst deine

Arme wie einen Kokon und in der Mitte ich, zwei Formen des

Aufbrechens, flüstertest du, legtest mir dabei dein Kinn auf den

Kopf und nach ein paar Minuten schien sich in meinem Schädel

eine Delle zu bilden, in der ein kleiner Ball zum Stillstand gebracht

werden konnte, er wurde zu einem Plastikgolfpin und es war an dir

mit einem Schlag meine Löcher aufzufüllen, egal wie schwierig

die Richtung und das Einschätzen sein würden. Dass meine Lippen

sich pellen ist ein Zeichen, wie viel Haut muss ein Mensch im

Laufe der Jahre verlieren, um behaupten zu können, diese Version sei

makelloser als die vorige? Deine Arme sind mir zu eng und dein Herz

wummert mir im Rücken, zwei Sekunden zwischen den Schlägen,

müsste ich den Vergleich mit Blitz und Donner ziehen, wärst du jetzt

näher als je zuvor, aber nichts in mir kann umgehen mit dem Krachen

in meinem Rückgrat, diesem Einschlag in einen Baum.

Wir sind viel füreinander, aber zu wenig, um uns Geliebte nennen zu können

wie nackt wir manchmal auch sind und uns auf Stellen aufmerksam machen

wo unter der Haut eine Veränderung begonnen hat, uns gegenseitig unsere

Körper zeigen wie einen Guckkasten, wir haben Methoden entwickelt

Hormone zu bekämpfen, indem wir alles, was in Bewegung kommt, zum

Stillstand bringen, wie wir auch mal eine verpuppte Raupe aufgeknibbelt

haben, wieder und wieder und sie unsere ganze Kindheit lang Larve blieb

bis zu jenem verregneten Tag, von dem wir später behaupten

konnten, wir hätten den Regen für den dramatischen Effekt

dazuerfunden, als wir sie in eine Streichholzschachtel schoben,

versprachen, wir würden anders werden.

Aanwezigheid

Zoals stemmen geheimen begonnen te fluisteren in het trappenhuis

het haalde de zomer uit ons en ik weet nog dat je lucht liet ontsnappen

dat ik even dacht aan de opblaasbare vluchtauto, dat ik je zou kunnen

opvouwen als je zo plat was geworden dat je in een strandtas paste maar je

lichaam bleef zijn vormen houden, de traptreden kraakten, nee, het was iemands

lach die af en toe brak als een plastic koffielepeltje dat een wachtruimte beroert.

Een meisjesstem fluisterde in het Frans steeds opnieuw varkenskop, varkenskop

hoe ze ontdekt had dat geen enkel potlood die kleur goed kon nabootsen

net als mensenhuid, dat dit door de slager kwam, mooi roze zou beter verkopen.

Alsof iemand zijn vingers op haar adamsappel drukte, veranderde

het meisje in een oude dame die alleen nog maar in herinneringen kon leven

zoals er mensen zijn die zich eeuwig laten vastleggen op een ansichtkaart

met een wit strand op de achtergrond dat ooit vergeelt, de groetjes blijven doen.

Dat ze met de architect trouwde van de brug waar haar zus iedere ochtend

voordat het gras drooggeföhnd werd door de wind, langs de reling liep, probeerde

in te schatten hoe lef eruit zou zien, of het haar zou staan, haar armen klapwiekten

désolé: spijt is dat wat als water op de wegen in het vooruitzicht blijft liggen

steeds als we het willen inhalen, verschuift het zich, het zal er altijd blijven.

Er klinkt zenuwachtig gegiechel als de vrouw weer jonger wordt, kinderen leven

binnenstebuiten als truien met een waslabel waar alles te zien is wat ze nodig hebben

wat ze stuk maakt, na het twaalfde jaar keer je naar binnen, krijg je een dikkere huid,

komt er nog maar weinig zonlicht in een lichaam.

Waar zou het ons brengen als we al onze geheimen op deze trap loslaten

zouden we plat worden en de vraag overblijven wie ons opbergt en met

warme adem een dagje strand of een verjaardag in zal blazen

of lachen we tot onze ribben in tentharingen veranderen, steken, daarna

hoeven we godzijdank niet iedere keer meer onze jeugd erbij te halen als

in ons het fluisteren klinkt: hoe spijt een lek gestoken vluchtauto is

hij brengt je niet verder maar ook niet meer terug.

Anwesenheit

Wie Stimmen im Treppenhaus plötzlich Geheimnisse vor sich hin flüsterten

das lockte den Sommer aus uns hervor und ich weiß noch, dass du Luft ausgepustet hast

und ich kurz an das aufblasbare Fluchtauto denken musste, wie ich dich zusammenfalten

könnte, wenn du flach genug geworden wärst, um in die Strandtasche zu passen, aber

du behieltst deine Formen, die Treppenstufen knarzten, oder nein, es war ein Lachen

das ab und zu brach wie ein Plastiklöffel, der ein Wartezimmer berührt.

Eine Mädchenstimme flüsterte auf Französisch andauernd Schweinskopf, Schweinskopf

sie hatte entdeckt, dass kein Buntstift diese Farbe ganz genau trifft, wie auch helle

Haut beim Menschen, der Metzger war schuld, hübsches Rosa verkauft sich halt besser.

Als würde jemand mit dem Finger auf ihren Adamsapfel drücken, verwandelte

das Mädchen sich in eine alte Dame, lebte nur noch in ihren Erinnerungen, wie

manche Menschen sich auch auf einer Postkarte verewigen lassen, im Hintergrund

ein weißer Strand, der eines Tages vergilbt, und sie grüßen immer weiter.

Sie hat den Architekten der Brücke geheiratet, an deren Geländer ihre Schwester jeden

Morgen entlangging, noch bevor der Wind das Gras trockengeföhnt hatte, sie versuchte

einzuschätzen, wie Schneid aussieht, ob er ihr stehen würde, flatterte mit den Armen

désolé: wie Wasser sehen wir Reue auf den Straßen vor uns liegen

jedes Mal, wenn wir es einholen wollen, verschiebt es sich, wird immer bleiben.

Man hört nervöses Kichern, als die Frau wieder jung wird, Kinder leben auf links gedreht

wie Pullover mit einer Waschanweisung, auf der man von außen lesen kann, was sie brauchen,

was sie kaputt macht, nach zwölf Jahren kehrst du dich nach innen, bekommst eine dickere Haut

nur noch wenig Sonne gelangt in den Körper.

Wohin würde es uns führen, wenn wir auf dieser Treppe unsere Geheimnisse freilassen

würden wir flach werden und die Frage bleiben, wer uns verstaut und mit

warmem Atem einen Strandtag oder einen Geburtstag einhaucht

oder lachen wir, bis unsere Rippen sich in Zeltheringe verwandeln, stechen, danach

müssen wir Gott sei Dank nicht mehr jedes Mal unsere Kindheit bemühen, wenn

in uns das Flüstern erklingt: Reue ist ein zerstochenes Fluchtauto

es bringt dich nicht voran, aber auch nicht mehr zurück.

Hoe het eruitziet

Ik heb altijd gedacht dat de dood van buitenaf naar binnen komt vallen

dat er een vorm van ontwijken mogelijk is. Er zijn vrachtwagens

die met hun koplampen bochten in onze hoofden maken terwijl er van

rechtdoor uit werd gegaan, blijkt ineens dat de dood

altijd onderhuids aanwezig is geweest.

Een man en vrouw staan naakt in een museum

hun lichamen rimpelig als een ingekraste landkaart die een nacht in de thee

heeft gelegen om echter over te komen, geen lijnen van elkaar te onderscheiden,

water van droogte. Met een zaklamp belicht hij ieder stukje van zijn huid om

de dood te zoeken, zij met blozende wangen de eeuwigheid, hoe zou deze eruitzien?

Als een gat zoals een kogel een kuiltje maakt om je ervan te doordringen

dat het einde nadert, kuiltjes alleen in wangen onschadelijk worden

gevonden of daar waar ze gevuld worden, oma’s stamppot met jus, andere

gebieden zijn oorlog. Of ligt er iets verscholen in knieholtes daar waar ooit

springen is begonnen om een uiting van blijdschap te geven voordat je de

woorden ervoor opgelegd kreeg, een eerste vorm van dansen toen

je lichaam te snel groeide om zich soepel in vormen te kunnen passen

hoe hoger je kwam, hoe langer de beweging onderweg bleef.

Ieder moment verwacht ik een schreeuw zoals je naar scheve lijnen kan blijven

staren tot er zich een gezicht vormt, daar waar de kogel zit, in het dansen

bevinden zich de tegenstellingen en dan het blijven schijnen, zolang er licht

is blijven ze als motten cirkelen, geven ze hun verlangen om dichter bij de maan

te zijn die in een lampenkap gevangenzit, niet op: de dood is een onderhuidse mot.

Wie het licht voorgoed uitknipt, keert niet meer terug, bevindt zich in de dodemanshoek

gelegen in het kommetje van de knie, daar waar de vrachtwagen zich een bocht

gunde, de eeuwigheid een scharnierpunt tussen hoop en overdrijven.

Wie es aussieht

Ich dachte immer, der Tod würde von außen über einen herfallen

und man könnte irgendwie ausweichen. LKWs beschreiben mit

ihren Scheinwerfern Kurven in unseren Köpfen, dabei war von

geradeaus die Rede, plötzlich stellt sich heraus, dass der Tod

schon immer unter der Haut gelauert hat.

Ein Mann und eine Frau stehen nackt in einem Museum

verschrumpelte Körper wie eingerissene Landkarten, die eine Nacht lang in Tee

gelegen haben, um echter zu wirken, die Linien nicht voneinander zu unterscheiden,

Wasser von Trockenem. Er bescheint mit einer Taschenlampe jeden Fitzel seiner Haut,

sucht den Tod, sie mit errötenden Wangen die Ewigkeit, wie wird die wohl aussehen?

Wie ein Loch, eine Kugel, die ein Grübchen hinterlässt und dich davon durchdringen

will, dass dein Ende naht, Grübchen werden nur in Wangen unbedenklich gefunden

oder da, wo sie aufgefüllt werden, Omas Kartoffelbrei mit Jus, andere Gebiete

sind Krieg. Oder verbirgt sich etwas in Kniekehlen, wo irgendwann mal das

Hüpfen als Ausdruck von Freude begonnen hat, bevor du die Worte

dafür auferlegt bekamst, eine erste Form des Tanzens, als der Körper

zu schnell wuchs, um sich geschmeidig an Formen anzupassen

je höher du kamst, desto länger war die Bewegung unterwegs.

Jeden Moment erwarte ich einen Schrei, als würde man krumme Linien

anstarren, bis sich daraus ein Gesicht formt, wo die Kugel steckt, im Tanzen

finden sich Gegensätze und dann das Weiterleuchten, solange ein Licht brennt

kreisen sie wie Motten, geben die Sehnsucht, dem Mond näher zu kommen, der

in einem Lampenschirm festsitzt, nicht auf: der Tod als Motte unter der Haut.

Wer das Licht für immer ausknipst, kehrt nicht mehr zurück, befindet sich im

Totenwinkel, das liegt in der Kniekehle, wo der LKW sich eine Kurve

gönnt, die Ewigkeit ein Scharnier zwischen Hoffen und Übertreiben.

Laten we elkaar aaien

We beginnen gewoon met dichterbij komen, persen de lucht langzaam weg

tussen onze lichamen als weckpotten met zomergroente die zich vacuüm zuigen

langer houdbaar begint altijd met het aanbrengen van een etiket

ga dan door je knieën, plant mijn hand op je haren, wrijf heen en weer

een omgekeerde manier van zwaaien totdat je lokken kleverig worden.

We kennen mensen die zelfs voor zwaaien te ver van elkaar af staan

waar het wegwuiven een vorm van ademhalen is geworden, de lucht moet

altijd schoon verklaard zijn voordat ze verder kunnen: dit mag ons niet gebeuren.

Negen was je toen je zei dat je als de badkuip was, iets wat altijd een ander nodig

zou hebben om zichzelf te vullen, ik liet het water lopen en je toonde mij waar

het gat zich bevond, hoe het bovenin was begonnen, daarna gevallen

een konijn werd in een museumfilmpje in de diepte gegooid, om te kijken welke

dieren net als katten op hun pootjes terechtkomen, nee, het raakte de grond

leek even één te worden met de structuur van de vloer tot het opveerde

dit noemden ze kunst maar jij schreeuwde: raak me hier aan, nu

want ik was toch de man uit wie je was samengesmolten als een weckpot

die openbarstte door te veel aan warmte, die de gaten zou kennen als

kruipruimtes in een uitgehold brood.

Ik laat je al zo lang dwalen, steeds opnieuw het bad vullen tot op een dag je huid

het water niet meer opneemt, in iedere plooi een schaduw komt die je vreemd is.

Kom toon je nu niet zo naakt, dit vlees is mij vanaf de geboorte al vreemd geweest

maar laat me je wel aaien, dat hoort erbij zeggen ze, het mag.

Komm, wir streicheln uns

Wir fangen einfach mal damit an, dass wir näher zusammenrücken, verdrängen langsam

die Luft zwischen uns wie Weckgläser mit Sommergemüse, die ein Vakuum bilden,

Haltbarkeit beginnt immer mit dem Anbringen eines Etiketts

dann geh in die Knie, leg dir meine Hand aufs Haar, streiche damit hin und her

eine umgekehrte Art des Winkens, bis deine Locken klebrig werden.

Wir kennen Menschen, die sogar fürs Winken zu weit auseinanderstehen

wo das Wegwedeln eine Form des Atem-Schöpfens geworden ist, die Luft muss

immer für rein erklärt werden, bevor sie weiter können: das darf uns nicht passieren.

Neun warst du, als du sagtest, du seist wie eine Badewanne, die immer einen anderen

braucht, damit sie sich füllen kann, ich ließ das Wasser ein und du zeigtest mir

wo sich das Loch befand, wie es oben angefangen hatte, danach gesackt war

in einem Museumsfilm wird ein Kaninchen in die Tiefe geworfen, als Test, welche

anderen Tiere wie Katzen auf allen vier Pfoten landen, aber nein, es berührt die Erde

scheint kurz mit der Bodenstruktur zu verschmelzen, federt dann zurück

das nennt man Kunst, aber du schreist: berühr mich hier, jetzt

denn ich bin doch der Mann, aus dem du zusammengeschmolzen bist wie ein Weckglas

das durch zu viel Wärme zerspringt, der die Löcher kennt wie

Kriechräume in einem ausgehöhlten Brot.

Ich lasse dich schon so lange rumirren, immer wieder die Wanne füllen, bis eines Tages deine

Haut das Wasser nicht mehr aufnimmt, in jeder Falte entsteht ein Schatten, der dir fremd ist.

Na komm, zeig dich mir nicht so nackt, dieses Fleisch war mir schon von Geburt an fremd

aber gerne will ich dich streicheln, angeblich gehört das dazu, ist erlaubt.

De slaap van de rede

Weer melk met een vetkraagje naast het matras gezet als lokmiddel om slaap

het hoofd in te jagen zoals kinderen hier naar binnen worden geroepen als Parijs

één groot metrostation wordt, duisternis laat iedereen anders bewegen, zelfs de

natuur beschermt mannen die overdag door de bomen heen schemeren. Vandaag

in Bill Viola een vrouw gezien die zich als een verwenteld schaap liet bekijken door

het slapeloze publiek. Om de paar minuten vielen de lampen uit en werden haar

zorgen op de muren getoond: eerst een bos waar je door de bomen de verte niet

meer zag: hoe zou je worden als er nooit meer een horizon was?

Daarna een skelet dat voor haar angst stond om zo ver te slijten dat haar huid eraf

viel, verdriet als schuurpapier haar lijf polijstte en ze model kon worden in een

biologieles: dit is de ellepijp. Ik had haar willen beetpakken en haar op de buik keren

slaap haar oren in sussen zoals het bloed dat weer beter zou stromen, misschien

had ik mijn Trazodon-pillen gedeeld en haar net zo lang geaaid tot mijn eigen

strelingen me zouden stillen. Op de muur verscheen haar man die een nieuw leven als

een goede fles wijn in de lucht hield met als gevolg dat er ooit leegte in keert net zoals

het vetkraagje op de melk verdwijnt als je er maar snel genoeg met een theelepeltje als

centrifuge in ronddraait, puur natuur is bij de mens naïviteit, in alles wat we doen en

waar we aan denken zit een binnen en buiten. Ik drink het glas melk leeg en lig naar

het plafond te staren, zie mijn bureau in deze vreemde ruimte in een paard veranderen

dat alleen hinnikt als ik denk dat het hinnikt, hoor steeds de laatste woorden die ik

geheel onverwachts tegen de vrouw fluister: wie niet slaapt hoeft tenminste niet bang

te zijn dat er van wakker worden niets meer komt.

Der Schlaf der Vernunft

Wieder Milch mit einem Fettkragen als Lockmittel nebens Bett gestellt, um den Schlaf

in den Kopf zu treiben, wie hier auch Kinder ins Haus gerufen werden, wenn Paris sich in

eine einzige riesige Metrostation verwandelt, im Dunkeln bewegen sich alle anders, sogar