3,99 €
Een weggelopen bruid met geheugenverlies en een Navy SEAL die uit is op wraak. Wat kan er misgaan? Navy SEAL Trevor ‘Hawk’ Hawkins is op een missie om de dood van zijn teamgenoot te wreken als hij tijdens een sneeuwstorm op een andere auto botst. Olivia Grayson was op de vlucht voor haar eigen huwelijk, maar door het ongeluk heeft ze moeite om zich ook maar iets te herinneren. De vonken vliegen over tussen Trevor en Olivia, maar een vijand komt snel dichterbij de afgelegen hut - en de gaten in Olivia's geheugen zijn misschien wel het grootste gevaar van allemaal.
Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:
Seitenzahl: 231
Veröffentlichungsjahr: 2024
Copyright © 2024 door Amy Gamet
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit dit boek mag worden verveelvoudigd in enige vorm of op enige elektronische of mechanische wijze, met inbegrip van systemen voor informatieopslag en -opvraging, zonder de schriftelijke toestemming van de auteur, met uitzondering van het gebruik van korte citaten in een boekbespreking.
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 14
Hoofdstuk 15
Hoofdstuk 16
Hoofdstuk 17
Hoofdstuk 18
Hoofdstuk 19
Hoofdstuk 20
Hoofdstuk 21
Hoofdstuk 22
Hoofdstuk 23
Hoofdstuk 24
Hoofdstuk 25
Hoofdstuk 26
Hoofdstuk 27
Hoofdstuk 28
Hoofdstuk 29
Hoofdstuk 30
Hoofdstuk 31
Hoofdstuk 32
Hoofdstuk 33
Hoofdstuk 34
Hoofdstuk 35
Hoofdstuk 36
Hoofdstuk 37
Hoofdstuk 38
Hoofdstuk 39
Hoofdstuk 40
Hoofdstuk 41
Boeken van Amy Gamet
Over de auteur
Een lange blonde vrouw met een klembord stapte de open deur van de kleedkamer binnen. ‘Drie minuten, juffrouw Barrons.’
Brooke knikte en hield het mobieltje tegen haar oor terwijl ze haar pijnlijke bovenarm masseerde. ‘Kom op, neem die verdomde telefoon op.’
Hallo, ik heb het druk. Laat een bericht achter!
‘Bella, ik ben het. Ik moet je zien. Het is echt belangrijk,’ zei ze, terwijl ze haar ogen sloot en uitademde. ‘Ik ben… ik ben bang. Ik wil dat je naar Colorado komt. Alsjeblieft. Ik heb een reservering voor je gemaakt om maandagmiddag naar Denver te vliegen. Ik heb je een e-mail gestuurd met de details en…’
De vrouw met het klembord stond weer voor de deur. ‘Je moet nu naar de set komen.’
‘Een ogenblikje.’
‘Nu meteen, juffrouw Barrons. We gaan over twee minuten live.’
Brooke keerde haar rug naar de vrouw. ‘Ik kan nu niet in details treden, dit is echt belangrijk. Ik haal je op bij het vliegveld.’ Ze beëindigde het telefoongesprek, verdrong de geërgerde uitdrukking van haar gezicht en verving die door een glimlach voordat ze zich weer omdraaide.
‘Ik ben er klaar voor.’
‘Vergeet je sluier niet.’
Haar maag draaide hevig. ‘Juist.’ Ze pakte hem van haar kaptafel en schoof de kam in haar haar.
Het is maar een kostuum. Het is niet echt.
Je trouwt niet echt met een monster.
De vrouw gebaarde haar te volgen en ze liepen in versnelde pas tussen de groepjes mensen door die allemaal stil leken te staan.
Brookes hoofd bonkte, vragen zwermden er als bijen doorheen. Misschien was er niets van waar. Misschien was dit een droom en zou ze verloofd wakker worden met de man met wie ze dacht te trouwen, in plaats van met iemand die in staat was de mensen van wie ze hield pijn te doen.
Haar arm deed pijn, de verwonding eraan was niets vergeleken met de schade die aan haar vertrouwen was toegebracht. Ze was in gevaar. Dat wist ze nu en ze moest een manier vinden om te ontsnappen.
Schijnwerpers kwamen in zicht, fel en gefocust. Toen de vrouw in de coulissen stopte, liep Brooke door naar het podium. De band begon te spelen en de titelsequentie begon.
‘We hebben vanavond een geweldige show voor jullie,’ schreeuwde ze over de muziek heen. Het bijenachtige gezoem in haar hoofd versmolt met het applaus van de menigte, haar hoofd tolde. Het was te veel, alles was overweldigend en ze dacht dat haar hersenen zouden barsten van de moeite die het kostte om te bevatten wat er zojuist had plaatsgevonden.
Wat het voor haar betekende, nu haar vangnet weg was.
De muziek stopte en ze draaide in het rond, de sluier vloeide om haar heen in de lucht, ragfijn en onwerkelijk. Ze voelde zich misselijk worden. Ze zou zich hier doorheen slaan door training en pure wilskracht. Ze zou glimlachen en doen alsof alles in orde was – zelfs lachen – en dan zou ze diep in de nacht wegrennen, terug naar waar het allemaal begon.
Ze moest erheen. Nu meer dan ooit had ze haar herinneringen om zich heen nodig, zelfs als ze daarvoor naar de rand van de hel moest gaan.
Je zult voorbij Gallant moeten komen.
Soms wist ze niet of hij haar bodyguard was of haar babysitter. De man verloor haar zelden uit het oog en hem vragen haar met rust te laten zou alleen maar zijn argwaan wekken.
Ze zou het doen, hem afleiden met een vrouw, misschien degene met het klembord. Hij zou geneukt worden en zij zou de voorsprong krijgen die ze nodig had om te overleven.
De muziek ging crescendo toen haar plannen duidelijk werden.
Precies op tijd riep ze naar het publiek: ‘Live vanuit New York, hier is Saturday Night!’
Om Warsaw Mountain te beklimmen in vijftien centimeter verse sneeuw was een behoorlijke snelheid nodig, een snelheid die bij elke bocht de tractie van Trevor Hawkins’ banden dreigde te overtreffen. Er was nog een set sporen zichtbaar, het enige teken van de aanwezigheid van mensen in deze wildernis, en hij stelde zich zo voor dat ze afkomstig waren van een parkwachter of een provincietruck die de toestand van de weg in de gaten hield voordat hij deze doorgang voor de nacht zou afsluiten.
Een doorsnee mens had niets te zoeken om in deze omstandigheden op een kronkelige bergweg te rijden. Naast de sneeuw die op de grond lag, viel die ook nog eens in een alarmerend tempo dat hij maar één of twee keer in zijn leven had meegemaakt. De lichtste wind was genoeg om bijna een white-out te veroorzaken en dit waren niet de lichtste winden.
Hij nam net genoeg gas terug om een scherpe bocht naar links te nemen. De rechterkant van de weg werd alleen begrensd door een vangrail en een hoogteverschil van driehonderd meter. Dat had hem van zijn missie moeten weerhouden, maar in feite deed het net het tegenovergestelde. Volgens zijn berekeningen betekende die specifieke bocht dat hij iets minder dan twintig kilometer van het landhuis van Steele verwijderd was en Hawk zou door het vuur lopen als dat betekende dat hij vandaag nog bij Steele kon geraken.
Hij dacht aan zijn commandant, Jax Andersson, en het directe bevel dat hij Hawk had gegeven om deze aanwijzing niet te volgen. Door Jax te negeren, zou Hawk zijn positie bij HERO Force kunnen verliezen, maar als hij het bevel opvolgde, zou hij zijn verstand kunnen verliezen.
Hij fronste. Jax en hij waren bijna samen HERO Force begonnen. Het Hands-on Engagement & Reconnaissance Operations team was alles waar Hawk van droomde om de rest van zijn leven te doen en dat verliezen zou veel erger zijn dan gewoon een baan kwijtraken.
Het waren zijn teamgenoten. Zijn broeders. Zijn familie. En toen een van hen voor zijn ogen in koelen bloede werd vermoord, wist hij dat er een dag zou komen waarop hij wraak zou nemen, zelfs als dat het einde van zijn tijd bij HERO Force zou betekenen.
Twee jaar had hij gewacht op een kans als deze, een kans om Steele te pakken. De man werd met argusogen in de gaten gehouden. Maar, op de een of andere manier slaagde hij er toch altijd in om zijn hand uit de koekjestrommel te houden wanneer iemand hem in het vizier kreeg.
Door de sneeuw heen begon een beeld te verschijnen. Hawk kneep zijn ogen ietsjes dicht en nam wat gas terug. Toen zag hij het duidelijk. Twintig meter verderop stond een rode sportwagen stil op de weg, een vrouw in een witte jas stond met haar rug naar hem toe.
Hawk drukte hard op de rem, zijn dijspieren spanden zich. Het tafereel leek te bevriezen. De sluier van neerdwarrelende sneeuw die daarnet nog verblindend was geweest, bestond nu uit losse sneeuwkristallen.
Er lag een afschuwelijke schoonheid in het glijden van zijn auto over de besneeuwde weg, een vloeiende beweging die de wereld leek te verdelen in ervoor en erna, en hij dwong zichzelf zijn ogen open te houden terwijl ze net dicht wilden gaan.
Hij ging haar raken.
Het zou niet de eerste keer zijn dat hij een leven nam, maar wel de eerste keer dat hij dat per ongeluk deed. Deze vrouw was onschuldig en op dat moment wenste hij vurig dat hij de beweging van zijn auto kon stoppen. Hij trapte verwoed op de rem, maar zijn Jeep was niet veel meer dan een ijshockeypuck die over het ijs gleed, zonder ook maar een knik in zijn voornemen.
Ze draaide zich naar hem toe.
Prachtig.
Haar gelaatstrekken veranderden in angst en haar doordringende schreeuw bereikte hem door het glas.
Haar schoonheid maakte het erger, haar jonge leeftijd maakte het nog erger. Het was nog erger dat de rode auto een vonk van haar persoonlijkheid verraadde. Zijn ogen vielen dicht, zijn wil was niet sterk genoeg meer om ze open te houden. Vlak voor de botsing steeg een keelkreet op uit zijn borstkas. Het geluid van krakend metaal en brekend glas overstemde alles.
De kracht van het ongeluk wierp hem hard tegen de airbag, die als massief hout in zijn gezicht sloeg, maar het was haar gezicht dat hij zich voorstelde, haar verwondingen waar hij zich zorgen over maakte toen zijn auto de ruimte die ooit tussen hen in had gezeten verpletterde.
Jouw haat heeft je hier gebracht.
Als hij niet zo vastberaden was geweest om Steele te pakken, zou hij nu op een strand zitten, net als de andere leden van HERO Force. Cowboy zou over meiden praten terwijl Logan een wetenschappelijk tijdschrift las en Jax op de golven surfte.
Deze vrouw zou nog leven.
Hij dwong zichzelf om zijn geschokte ledematen te bewegen, duwde tegen de airbag en stond recht op trillende benen. Hij rook benzine en zijn geest schakelde in de hoogste versnelling, jaren van training namen de controle over zijn lichaam over.
Hij moest haar vinden. Nu.
De Jeep zat vast in de zijkant van de sportwagen. Van de vrouw was er geen spoor. Hij keek onder de voertuigen en scande toen de omgeving, waarbij zijn ogen meteen waterig werden van de bijtende wind en de wervelende sneeuw.
‘Juffrouw?’ riep hij. Zijn stem kaatste terug vanuit de hoge dennenbomen, de weg waarop hij stond was de enige schijnbare onderbreking van hun heerschappij. De geur was nu intenser, schadelijker, en zijn ogen zochten verwoed naar een teken van haar. Uiteindelijk ontdekte hij een spoor door de sneeuw op de motorkap van haar auto.
Hij rende naar de andere kant en was stomverbaasd toen hij alleen maagdelijke sneeuw zag, onaangeroerd. Waar was ze in godsnaam?
Hij keek terug naar de markeringen op de motorkap. Het was alsof ze vlak voor de klap over de bovenkant was gekropen.
Of tijdens.
Hij zette zich schrap tegen de wind en liep de verblindende sneeuw in, het traject volgend dat werd gevormd door zijn Jeep en het pad van de motorkap. ‘Juffrouw? Waar ben je?’
Achter hem klonk een geluid, een zacht suizen alsof een laken door de lucht over een matras werd uitgespreid, en even kon hij het niet plaatsen.
Brand!
‘Juffrouw!’, schreeuwde hij nu, terwijl hij zich sneller door de sneeuw bewoog. Hij struikelde bijna over haar, ze lag met haar witte jas aan in de sneeuw. ‘We moeten opschieten,’ beval hij, terwijl hij een blik wierp op het vuur achter hem, maar zelfs toen hij sprak, wist hij dat ze hem niet kon horen. Hij bad dat ze bewusteloos was en niet dood terwijl hij onder haar armen reikte en haar de heuvel op begon te trekken. Hij was slechts een moment bezorgd dat hij haar best niet kon verplaatsen voordat er hulp zou zijn.
Er was nog een geur, de geur van bloed, licht in de koude winterlucht. Hawk had er genoeg van geroken in zijn leven om het gemakkelijk te herkennen. Hij trok harder, dwong zijn lichaam sneller te bewegen voordat het onvermijdelijke gebeurde.
Rook.
Vuur.
Benzine.
En net op dat moment ontplofte de rode sportwagen met een oorverdovende knal. Vlammen en brokstukken schoten weg uit de plaats van het ongeluk en de kracht van de explosie sloeg hem achterover in de sneeuw. Hij staarde naar een stuk brandend materiaal dat maar een meter verderop lag. Ze waren niet geraakt, maar het was wel dichtbij geweest. Te dichtbij, want zijn auto was de volgende om te ontploffen en hij had veel meer brandstof voor een vuur bij dan de benzine in zijn tank.
Met een brul pakte hij de vrouw in zijn armen en begon te rennen. Zijn voetstappen vielen zwaar in de sneeuw, die aan zijn voeten en benen zoog en hem naar beneden sleurde. Hij moest genoeg afstand bewaren tussen hen en de naderende tweede explosie, hij moest deze vrouw beschermen tegen verdere verwondingen.
Ze zou nu al kunnen sterven.
Hij rende een kilometer lang voordat hij zich omdraaide. Hij kon de vuurzee ruiken, maar niet zien door de sneeuwstorm. Een tweede explosie, groter dan de eerste, galmde over de berghelling en de schokgolf raakte hem een moment later. Deze keer bleef Hawk overeind.
Hij dacht aan de wapens die hij kwijt was, de auto en hoe ver hij van het huis van Steele verwijderd was. Toen keek hij naar de vrouw in zijn armen. Een spoor van bloed liep langs één kant van haar gezicht en ze was griezelig stil. Hij wilde haar ergens neerleggen en besefte dat hij nergens heen kon, dus ging hij in de sneeuw zitten en wiegde haar op zijn schoot. Zijn grote hand reikte in haar jas en gleed langs haar slanke nek.
Ze had een hartslag, maar die was zwak en onstabiel. Hij greep naar zijn mobieltje en ontdekte dat het niet in zijn zak zat. Hij vloekte hardop omdat hij wist dat hij het samen met de auto kwijt was. Hij controleerde ook de zakken van haar jas, maar vond niets. Hij drukte haar dichter tegen zich aan.
Wat had hij gedaan? Ze waren alleen op een verlaten berg midden in een sneeuwstorm, zonder auto's, zonder telefoon en zonder een schuilplaats.
Hij trok zijn jas uit, legde hem naast hen in de sneeuw en schoof haar erop, wetend wat hij nu moest doen. ‘Ik kom zo snel mogelijk voor je terug, lieverd.’
Opstaan voelde alsof gebogen metaal werd rechtgetrokken. Hawk kreunde toen hij zijn knieën dwong zijn gewicht weer te dragen. Hij besefte dat hij tijdens het ongeluk een verwonding had opgelopen, maar drukte die gedachte meteen weg.
Het was ijskoud en de wind schraapte over zijn huid als bevroren schuurpapier. Hij had ongeveer twintig minuten om een schuilplaats te vinden of er een te maken en die vrouw er als de bliksem in te krijgen. Met een onhandige huppelbeweging op één been begon hij de heuvel op te joggen.
Zijn geest spande zich in om zich te concentreren op een herinnering, op de kaart van de Warschauberg die hij al zo vaak had bestudeerd. Maar hij was twintig kilometer van zijn doel verwijderd en hij had niet speciaal gelet op de enkele huizen die verspreid stonden langs deze afgelegen berghelling. Hij wist alleen dat ze er waren en nu bad hij dat ze niet tot een van Steeles mannen behoorden.
Hij volgde de bosrand en zocht naar onderbrekingen of paden die mogelijk op een oprit konden wijzen. De weg ging in een wijde boog naar rechts, weer terug en werd toen steiler. Hij dacht aan de vrouw en vroeg zich af hoe ver hij nog moest gaan vooraleer om te keren en zijn eigen beschutting te maken. Hij kon de uitdaging aan, maar zou zij nog leven als hij klaar was?
Nog vijftig passen, dan zou hij terugkeren.
Negenenveertig.
Achtenveertig.
Zevenenveertig.
Hij tuurde door de vallende sneeuw. Verderop was iets.
Een brievenbus.
Hawk versnelde. Hij rende de oprit op. Er verscheen een blokhut en hij durfde te hopen dat er iemand thuis zou zijn. Ze hadden vast een voertuig en een manier om contact op te nemen met de hulpdiensten.
Hij bonkte op de deur, zich scherp bewust van het verstrijken van de tijd en de ijskoude temperaturen. Hij bonkte nogmaals en hield zijn handen om zijn ogen, terwijl hij door het raam gluurde.
De hut was verlaten. Hij draaide zich om, nam de wildernis in zich op en zag niets dat hem kon helpen.
Hij zou haar hierheen moeten dragen.
Zonder ook maar een moment te verliezen, draaide hij zich om, nu niet meer met zijn gedachten in de bergen van Colorado. Hij was terug in de BUD/S-training, tijdens de Helweek. De vraag of hij nog door kon gaan, was hij allang vergeten.
Eens een SEAL, altijd een SEAL. Zolang zijn hart klopte, zou hij teruggaan voor de vrouw.
Wat deed ze hier helemaal alleen, in dit weer? Of ze had een verkeerde beslissing genomen om in deze omstandigheden te rijden, of ze was net zo wanhopig als hij om haar bestemming te bereiken.
Minuten tikten voorbij, hij ademde moeizaam. Hij was niet gewend aan de hoogte en was dankbaar voor zijn goede conditie.
Daar.
Daar was het, de bijtende geur van rook in de lucht. Hij kwam nu dichtbij en liep sneller dan hij ooit had gedacht aan te kunnen. Hoe lang was het geleden dat hij haar had achtergelaten? Vijftien of twintig minuten, misschien meer. Hij kon alleen maar hopen dat hij snel genoeg was.
De sneeuw begon af te nemen en hij kon haar in de verte zien. Ze lag zo stil dat hij vreesde dat ze gestorven was terwijl hij weg was. ‘Nee,’ fluisterde hij. ‘Je moet oké zijn. Je moet.’
Toen hij bij de vrouw aankwam, plofte hij naast haar neer en nam haar in zijn armen, bang dat zijn lichaam in opstand zou komen als hij het ook maar een beetje rust gaf. Hij tilde haar op terwijl hij grommend weer recht ging staan en staarde naar de lege weg voor hen. Het sneeuwen was zo goed als gestopt. Met de betere zichtbaarheid kon hij nu zien tot aan de eerste scherpe bocht die het ongeluk had veroorzaakt.
Er lagen brokstukken van de explosies, willekeurige stukken van de hemel weet wat, en verkoolde plekken op het asfalt waar het vuur de sneeuw had doen smelten, maar de auto's zelf waren verdwenen. Alleen een zwart geblakerd spoor naar een weggeblazen vangrail was overgebleven.
‘Allemachtig,’ fluisterde hij onder zijn adem. Door de tweede explosie waren beide voertuigen over de rand geblazen. Hij keek naar de vrouw. ‘Misschien heb ik iets te veel C4 ingepakt.’
Ze was zo wit als een geest. Hij draaide zich om en kwam weer in beweging.
‘I don’t wanna be no Green Beret1,’ zong hij op het ritme van zijn voetstappen. ‘They only PT once a day.’ Het begon weer te sneeuwen, dikke vlokken die door de wind werden meegevoerd. ‘I don’t wanna be no airborne ranger.’ Ademhalen was een marteling, de binnenkant van zijn longen brandde hevig van de kou.
Hij zong luider. ‘I wanna live a life of danger.’ In zijn hoofd hoorde hij zijn teamgenoten naast hem zingen. ‘I don’t wanna be Marine Recon. I wanna stay till the job is done.’ Ralph was bij hem, de stem van zijn vriend klonk Hawk helder in de oren. ‘I wanna be a SEAL team member.’ Zijn tanden begonnen te klapperen, maar hij wist dat de weg naar de hut niet veel verder was. ‘I wanna swim the deep blue sea.’ IJzige striemen vriesregen vermengden zich met de sneeuw en bekogelden zijn gezicht. ‘I wanna live a life of danger. Pick up your swim fins and run with me.’
Hij was net bij de oprit toen zijn knie het begaf, waardoor hij struikelde en viel. Op de een of andere manier wist hij de vrouw, die haar ogen lichtjes opende, vast te houden.
‘Hé,’ zei Hawk zachtjes. Haar ogen weerspiegelden duidelijk haar verwarring voordat ze weer dichtvielen. ‘Daarginds is een huis,’ zei hij. ‘Het is niet zo ver. Het zal er warm zijn en ik zal goed voor je zorgen.’ Hij voelde dat hij met haar moest praten om haar geest hier te houden. Het alternatief was dat ze verder weg zou glijden. Hij wist dat ze tegen haar verwondingen en de kou vocht om in leven te blijven.
‘Hé,’ zei hij weer, terwijl hij lichtjes haar schouder schudde. ‘Hoe heet je?’
Haar ogen openden zich een klein beetje en sloten zich zonder zich ook maar enigszins op hem te richten. ‘Olivia Grayson.’
‘Leuk je te ontmoeten, Olivia. Ik ben Trevor Hawkins.’ Hij zette zijn tanden knarsend op elkaar terwijl hij op één knie ging zitten. ‘Sommige mensen noemen me Hawk.’
Hij kon de hut nog net zien liggen, hoewel het daglicht begon af te nemen. Hij moest daar zien te komen. Hij moest hen allebei daar zien te krijgen om in leven te blijven. Hij dwong zijn been om gewicht te dragen, klemde met een kreun zijn tanden op elkaar en dwong zichzelf vooruit.
Hij droeg haar, de spieren van zijn armen stonden in brand. Een krachtige windvlaag blies hem bijna omver en dwong hem te stoppen en zich schrap te zetten. Zijn energie was bijna uitgeput, zijn vastberadenheid gehavend. Hij snauwde naar de lucht. ‘Doe met me wat je wilt,’ riep hij uit, ‘maar niets van dit alles is haar schuld. Zorg voor haar, hoe erg je me ook haat.’
De wind nam af en hij sjokte de resterende afstand naar de deur.
Hij moest haar neerzetten, een manier vinden om binnen te komen of een raam openbreken. Pas toen hij haar op de sneeuw liet rusten, realiseerde hij zich dat hij zijn jas op de plaats van het ongeluk had laten liggen. Hij keek om zich heen, vond een metalen gieter naast de deur en sloeg daarmee een van de zijramen in. Hij reikte naar binnen en deed de deur van het slot. Hij ademde trillend uit en opende de deur.
Hij sleepte haar naar binnen.
Elk deel van zijn lichaam smeekte om verlichting, maar hij moest zien wat haar verwondingen waren. Hij moest haar warm krijgen, hij moest zien of er iets gedaan kon worden om haar te helpen. Hij bukte zich nog een keer, pakte haar op en droeg haar naar een bank, waar hij haar zachtjes neerlegde tot zijn knie het weer begaf.
Hij schopte zijn natte schoenen uit en trok zijn sokken uit, wanhopig om uit die koude kledingstukken te geraken. En hij wist dat zij het veel kouder had dan hij. Eerst het belangrijkste. Hij moest een ambulance bellen. ‘Ik ga de telefoon zoeken.’ Hij draaide zich om en kreeg voor het eerst een goed zicht op de blokhut.
De kamer werd gedomineerd door een grote stenen open haard. Sneeuwschoenen hingen aan de muur, samen met een winters tafereel dat Warschau Mountain er veel beter deed uitzien dan Hawks huidige ervaring ermee. Hij liep een kleine keuken in, waar een ouderwetse wandtelefoon hing. Er was geen kiestoon en hij vloekte krachtig.
Hij liep door een donkere gang, vond de thermostaat die op vijfenveertig graden Fahrenheit stond, zo’n zeven graden Celsius, en verhoogde hem naar zeventig, zo’n eenentwintig graden Celsius. Daarna controleerde hij de slaapkamers op een telefoon voordat hij twee dekens en een kussen pakte en terugkeerde naar Olivia.
Haar broek was nat op haar dijen, op sommige plekken vormden zich ijskristallen. ‘Laten we deze kleren uittrekken.’ Hij begon met haar schoenen. Leren laarzen die meer bedoeld waren voor mode dan voor sneeuw. Daarna trok hij haar sokken uit, stroopte haar natte legging naar beneden en uit.
Haar huid was blauw en hij bedekte haar benen met de deken.
Jij hebt haar dit aangedaan.
‘Je moet het warm krijgen,’ zei hij. Hij trok haar jas uit en was verbaasd toen hij zag dat er op haar shirt in fonkelende gouden letters ‘Bruid’ stond. Ze zag er nauwelijks oud genoeg uit om te trouwen.
Zulke shirts had hij wel eens gezien bij vrouwen in bars die hun vrijgezellenfeest vierden. Hij schoof het voorzichtig over haar hoofd en zag de verse blauwe plekken aan de linkerkant van haar lichaam waar ze neergekomen moest zijn. De donkere pieken van haar tepels waren zichtbaar in zijn perifere zicht, maar hij hield zijn ogen gericht op zijn handen terwijl hij de deken omhoog trok om haar te bedekken. ‘Ik ga kijken of ik wat kleren voor je kan vinden.’
Hawk wreef met zijn hand over zijn mond terwijl hij door de snel donker wordende gang liep. Als ze een beha droeg, was die bijna doorschijnend. Of ze droeg er helemaal geen. Zijn lichaam kwam tot leven en hij bestrafte zichzelf voor die gedachte. Ze was gewond, bijna doodgevroren en ze had zijn hulp nodig. Alleen een viezerik zou daar hard van worden.
Of een roodbloedige man die al te lang geen seks meer heeft gehad.
Hij schudde zijn hoofd en dwong zijn gedachten weer op één lijn te komen.
De grootste van de twee slaapkamers had twee kasten, één met een vrouwengarderobe en één met mannenkleding. Hij gooide de natte kleren in een hoek en pakte een roze thermische legging voor haar voordat hij met een zucht zijn eigen natte kleren uittrok. Zijn armen wogen zwaar toen hij een joggingbroek en een hoodie aantrok.
Hij keerde terug naar de woonkamer en ging voorzichtig op de rand van de bank zitten. Hij begon haar hoofdwond te onderzoeken.
Ze trok zich terug. ‘Au.’
Hij keek naar haar gezicht, haar ogen waren nog steeds gesloten, en een dwingende golf om haar te beschermen overspoelde hem. ‘Kun je me horen, lieverd?’
‘Mmm mm.’
Ze reageerde op hem. Dat was goed. ‘Hoe voel je je?’
‘Koud.’
‘Is dat alles?’
‘Mijn hoofd doet pijn.’
‘Ik weet het. Daar moet ik even naar kijken, oké?’
‘En mijn vingers doen pijn.’
Hij trok haar handen onder de dekens vandaan en vond een diamanten verlovingsring aan haar linker ringvinger. De hand zwol op en hij voelde een donkere blauwe plek op haar pols, terwijl zijn wenkbrauwen zich samentrokken in bezorgdheid. Voorzichtig legde hij haar hand in de zijne. Een tinteling liep over zijn arm toen zijn handpalm de hare raakte.
‘Knijp zo hard als je kunt in mijn hand,’ zei hij.
Ze greep hem vast en haar greep was verrassend sterk.
‘Goed.’ Hij duwde haar pols naar achteren en zijn oog viel op nog een blauwe plek. Deze zat hoog op haar arm en had de grootte en kleur van een paarse druif. Zijn nekharen gingen overeind staan en hij fronste, tilde haar arm op en zocht naar de kenmerkende kompanen van de blauwe plek.
‘Wat is er mis?’ vroeg ze.
‘Ik denk niet dat je pols gebroken is,’ zei hij ontwijkend.
Daar. Drie dezelfde kneuzingen ter grootte van een druif aan de andere kant van haar arm. Het ongeluk had ze niet veroorzaakt. Iemand anders dan hij had haar eerder pijn gedaan en die wetenschap deed zijn maag samenkrimpen terwijl zijn ogen teruggingen naar de steen aan haar trouwvinger. De kans was groot dat de man die het haar had gegeven dezelfde was die zijn vingers in het zachte vlees van haar arm had geboord.
Het kostte wat moeite, maar het lukte hem om de ring af te doen. Hij stopte hem in zijn broekzak voordat hij zijn aandacht op haar hoofd richtte.
Deze keer trok ze zich niet terug toen hij haar onderzocht. ‘Het ziet er oppervlakkig uit,’ zei hij, maar dat betekende niet dat ze geen hersenschudding of erger had op plekken die hij niet kon zien.
‘Ben je een dokter?’ vroeg ze.
‘Nee. Weet je nog wat er gebeurd is?’
Ze maakte een geluidje als een huilend kind. ‘Ik heb het zo koud.’
‘Ik heb warme kleren voor je.’