Tot Op Het Bot - Jan Coffey - E-Book

Tot Op Het Bot E-Book

Jan Coffey

0,0

Beschreibung

 Van USA Today-bestsellerauteur Jan Coffey komt een meeslepend verhaal over verraad en moord.       Een vrouw rent door de schitterende straten van Newport met moordenaars op haar hielen.   Ze heeft hulp nodig. Ze heeft iemand nodig die ze kan vertrouwen...           Advocate Sarah Rand dacht dat ze het gevaar achter zich had gelaten, totdat ze thuiskwam en ontdekte dat ze dood was verklaard.       Na haar terugkeer van een reis naar het buitenland ontdekt Sarah dat de kranten vol staan met verslagen over een moord - op haar! Verbijsterd stelt ze vast dat het echte slachtoffer een vriendin is die tijdens haar afwezigheid in haar appartement logeerde. Niemand weet dat Sarah nog in leven is... behalve de moordenaars.  Ten einde raad zoekt Sarah antwoorden op haar vragen. Waarom wordt haar baas, een vooraanstaand rechter, de moord in de schoenen geschoven? Wat heeft zij, of weet zij in hemelsnaam dat zo belangrijk is dat iemand haar ervoor wil vermoorden? Welke rol speelt haar ex-verloofde in dit angstaanjagende spel?  Terwijl het gevaar steeds dichterbij komt, wordt Sarah gedwongen de hulp van Owen Dean in te roepen, een man die ze nauwelijks kent en die zijn eigen geheimen heeft. Maar als ze in leven wil blijven, heeft ze iemand nodig die ze kan vertrouwen...   

Sie lesen das E-Book in den Legimi-Apps auf:

Android
iOS
von Legimi
zertifizierten E-Readern
Kindle™-E-Readern
(für ausgewählte Pakete)

Seitenzahl: 592

Veröffentlichungsjahr: 2025

Das E-Book (TTS) können Sie hören im Abo „Legimi Premium” in Legimi-Apps auf:

Android
iOS
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



TOT OP HET BOT

Trust Me Once

2E NEDERLANDSE EDITIE

JAN COFFEY

withMAY MCGOLDRICK

Book Duo Creative

Auteursrecht

Hartelijk dank voor het lezen van dit boek. Als u het leuk vond, beveel het dan aan door een recensie achter te laten of contact op te nemen met de auteurs.

Tot Op Het Bot (Trust Me Once) Auteursrecht © 2010 van Nikoo K. en James A. McGoldrick

Vertaling in het Nederlands door © 2025 door Nikoo K. en James A. McGoldrick

Originele vertaling in het Nederlands door Els Papelard

Alle rechten voorbehouden. Behalve voor gebruik in een recensie, is het reproduceren of gebruiken van dit werk, geheel of gedeeltelijk, in welke vorm dan ook, door middel van elektronische, mechanische of andere middelen die nu bekend zijn of in de toekomst worden uitgevonden, met inbegrip van xerografie, fotokopieën en opnames, of in enig systeem voor opslag of opvraging van informatie, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever, verboden: Book Duo Creative.

Voor het eerst gepubliceerd als Trust Me Once, door MIRA, 2001.

GEEN AI-TRAINING: Zonder op enigerlei wijze de exclusieve auteursrechten van de auteur [en uitgever] te beperken, is elk gebruik van deze publicatie om generatieve kunstmatige intelligentie (AI) te ‘trainen’ voor het genereren van tekst uitdrukkelijk verboden. De auteur behoudt zich alle rechten voor om licenties te verlenen voor het gebruik van dit werk voor generatieve AI-training en de ontwikkeling van machine learning-taalmodellen.

Contents

Proloog

Chapter 1

Chapter 2

Chapter 3

Chapter 4

Chapter 5

Chapter 6

Chapter 7

Chapter 8

Chapter 9

Chapter 10

Chapter 11

Chapter 12

Chapter 13

Chapter 14

Chapter 15

Chapter 16

Chapter 17

Chapter 18

Chapter 19

Chapter 20

Chapter 21

Chapter 22

Chapter 23

Chapter 24

Chapter 25

Chapter 26

Chapter 27

Chapter 28

Chapter 29

Chapter 30

Chapter 31

Chapter 32

Chapter 33

Chapter 34

Chapter 35

Opmerking van de Auteur

Auteur Biografie

Also by May McGoldrick, Jan Coffey & Nik James

Proloog

Adult Correctional Institution, Rhode Island

2 augustus, 2001

Vlak voor het grijze natuurstenen gebouw kwam de zwarte Mercedes tot stilstand. De bestuurder liet het getinte raampje aan de passagierskant zakken en keek naar de overkant van de betonnen binnenplaats, waar een gewapende bewaker hem vanachter kogelvrij glas met nauwelijks verholen afkeer stond op te nemen. Hevig zwetend zette de bestuurder de airconditioning op zijn hoogst, waarna hij zijn hoofd langzaam in de richting van de rij betonnen palen van de omheining draaide. De afscheiding strekte zich uit vanaf de poort van de gevangenis tot de plaats waar hij op zijn passagier zat te wachten.

Een paar ogenblikken later zwaaide een massieve deur open, en een lange atletische man in een spijkerbroek en een zwart poloshirt kwam naar buiten gezet. Met zijn zware lichaam over de console in het midden leunend, duwde de bestuurder kreunend het portier aan de passagierskant open, en de gevangene stapte soepel in.

Een paar minuten later reed de Mercedes door de hoofdpoort het gevangenisterrein af. Met zijn worstvingers strak om het stuur geklemd, wierp Frankie O’Neal herhaaldelijk een blik in het achteruitkijkspiegeltje terwijl hij snelheid meerderde. Bij het verkeersbord dat de richting naar de autoweg aangaf, sloeg hij af.

Met een zucht van verlichting veegde hij de zweetdruppeltjes van zijn onderlip voordat hij een sigaret in zijn mond stak en de aansteker indrukte. Daarna keek hij van terzijde naar zijn passagier. 'Hoeveel tijd hebben we, Jake?’

Jake Gantleys ogen gleden naar zijn neef. Terwijl zijn ene hand naar de bedieningsknop van het raampje ging, trok hij met de andere de sigaret uit Frankies mond. Vervolgens kneep hij de sigaret met zijn vuist fijn en gooide hem door het open raampje naar buiten.

‘Die troep is dodelijk, Frankie. Kijk je geen tv? Lees je geen kranten?’ Zijn mondhoeken gingen omhoog. ‘En passief roken is nog schadelijker.’

‘Zeur niet, Jake!’ Frankies wenkbrauwen, die al in een rechte lijn boven zijn neusbrug samengetrokken waren, schoten geagiteerd omhoog. Vanaf het bedieningspaneel boven het stuur draaide hij Jakes raampje omhoog voordat hij opnieuw nerveus in de spiegeltjes keek. ‘Ik vroeg je hoeveel tijd we hadden!’

Jake Gantley keek naar de achterbank en lachte breed. ‘Je hebt mijn pak meegebracht.’ Hij stak een hand uit en trok het in plastic verpakte kledingstuk op zijn schoot. ‘Je hebt het zelfs laten stomen.’

De bestuurder sloeg met een zware hand op het stuur. ‘Kom nou, Jake! Natuurlijk heb ik je pak meegebracht. Je doet verdomme toch nooit een karweitje zonder dat je je pak aanhebt.’ Nadat hij een nieuwe sigaret tussen zijn lippen had gestoken, hield hij onmiddellijk beschermend een hand omhoog. ‘En bemoei je verdomme niet met mijn gezondheid! Vertel je me nou hoeveel tijd we hebben, of hoe zit het?’

‘Kijk eens naar jezelf, Frankie. Je bent zo vet als een varken. Je rookt. En bovendien pieker je te veel. In de New England Journal of Medicine van vorige maand stond een artikel over stress. Ik zal het je toesturen.’

De bestuurder rolde met zijn ogen en knabbelde aan een wondje op zijn lip terwijl zijn passagier zich begon om te kleden. Een paar ogenblikken later zag Frankie hoe zijn neef, in het spiegeltje kijkend, zorgvuldig zijn stropdas knoopte.

‘Hoor eens, Jake. Dit is belangrijk. Ik moet weten wanneer je -’

‘Heb je geïnd?’

‘Wat? Natuurlijk. De helft van het totaalbedrag. Zoals gebruikelijk.’ Frankie keek opzij en begon zich bijna te ontspannen. Nu Jake Gantley gekleed was als een heer - met zijn dunner wordende haar achterovergekamd, zijn das op zijn plaats, een koude blik in zijn grijze ogen - begon Frankie zich eindelijk wat meer op zijn gemak te voelen. Hij boog zich voorover en voelde met zijn vingers langs de zijkant van de console tot hij het knopje onder het kleed had gevonden. Toen hij erop drukte, klapte er achter de versnellingsbak een paneel open, zodat er een geheim vakje te zien kwam. Hij haalde er een klein leren etui uit en gaf het aan Jake. ‘Hoeveel tijd?’

‘Vijf uur!’ Jake ritste het etui open, trok het verchroomde gmm- pistool uit de holster en streek met zijn ene hand over het glanzende metaal. Nadat hij het wapen voorzichtig op de vloer had gelegd, bevestigde hij de holster aan zijn riem. Daarna raapte hij met trage - bijna eerbiedige - bewegingen het pistool op, schoof er een pa- troonhouder in en stak het in de holster.

‘We mogen dus niet later dan kwart over vier uit Newport vertrekken,’ zei Frankie nadat hij op de wijzerplaat van zijn horloge de tijd had uitgerekend. ‘Jezus! Vijf uur verlof? Dat is niet lang genoeg, Jake!’

‘Dat is meer dan genoeg voor dat vrouwtje, Frankie.’ Met een koud lachje keek Jake naar de bestuurder. ‘We hebben genoeg tijd om te doden.’

Het grillige, in tudorstijl gebouwde herenhuis strekte zich uit op het gras en de rotsen als een leeuw, lui en koninklijk, met zijn gezicht naar de middagzon gekeerd alsof hij probeerde te ruiken of het briesje de geur van zijn avondmaal meevoerde.

Vijftien meter lager, aan de voet van de steile rotswand, sloegen de golven van de Atlantische Oceaan tegen de massieve rolstenen. De zilte wind, die ondanks de felle zon koel en verfrissend was, joeg over het grijze leistenen dak van het herenhuis, langs de twaalf schoorstenen, en vandaar verder over de gazons van de Astors en Vanderbilts en Whitneys. Vandaag de dag kon geen natuurkracht deze eeuwenoude monumenten van vergane elegantie en macht in beroering brengen.

Aan het ene uiteinde van het tudorhuis, in een ruim appartement dat uitkeek over de zee, werd het geruis van de branding overstemd door het bonkende ritme van Pearl Jam. De muziek, die hard genoeg stond om de keurig gerangschikte reproducties van Cézanne en Cassatt en Van Gogh te doen trillen, kwam uit luidsprekers die waren opgesteld tussen de boeken die in kasten tegen twee van de muren stonden. Zich niet storend aan het lawaai, kwam een jonge vrouw de trap af naar de benedenverdieping, onder het lopen haar lichaam bewegend op de maat van de muziek.

Op de onderste trede bleef ze staan, en ze bracht de draadloze telefoon van haar ene oor naar het andere. Daarna keek ze ongeduldig op haar horloge en schudde haar hoofd.

‘Kom nou... kom nou... kom nou!’

Toen ze haar spiegelbeeld opving in een antieke spiegel die aan de muur tegenover de trap hing, bekeek ze dat aandachtig;

‘Kom nou, mens! Ik heb nog meer te doen.’

Met de telefoon tussen haar schouder en haar wang geklemd streek ze door haar korte blonde haren voordat ze dichter bij de spiegel ging staan. Ze draaide het slotje van een van haar grote gouden oorringen steviger vast en streek met haar vingers over haar wangen om de rouge, die ze boven had opgebracht, beter in te wrijven. Een ogenblik later, tevreden met het gezicht dat naar haar terugkeek, draaide ze zich om, en ze duwde de keukendeur open. Toen er een krakende stem door de hoorn kwam, spande haar lichaam zich.

‘Ja! Natuurlijk ben ik nog aan de lijn. Ik wacht al tien minuten... Nee, ik kan niet nog -’

Toen ze opnieuw in de wacht werd gezet, gaf ze met een getergde zucht een klap met de hoorn op het aanrecht. Verontwaardigd fronsend rukte ze vervolgens de koelkast open en haalde er een blikje frisdrank uit. Nadat ze de deur had dichtgeschopt, beende ze met het blikje in haar hand naar de woonkamer.

Haar blik gleed door de kamer en bleef rusten op een groot mahoniehouten bureau in de hoek. Een paar naslagwerken lagen naast een vilten vloeischommel; het antwoordapparaat aan de andere kant van het bureau werd gedeeltelijk aan het oog onttrokken door kranten en enkele tien jaar oude foto’s in zilveren lijstjes. Ze was echter nauwelijks bij het bureau aangekomen, of er kwam opnieuw een stem uit de hoorn.

'Ik ben er nog, en zet me niet opnieuw in de wacht. Wacht even, ik kan u niet verstaan.’ Ze zette het blikje frisdrank op het bureau en rende naar de stereo-installatie om het geluid zachter te zetten. ‘Oké, zegt u het maar... Geen reactie op de oproep? Oké. Bent u er absoluut zeker van dat ze het bericht zal ontvangen? Weet u het zeker?’

Terwijl de persoon aan de andere kant van de lijn iets tegen haar zei, keek de blondine op haar horloge, en ze fronste opnieuw haar voorhoofd.

‘Oké. Misschien is het nog te vroeg, en is ze nog niet aangekomen. Vraagt u haar of ze me belt... Ja... Nee, ik ga niet uit. Wilt u ervoor zorgen dat het bericht vermeldt dat het belangrijk is? Mooi! Hartelijk bedankt.’

Nadat ze de verbinding had verbroken, gooide ze de telefoon op een stoel. Met haar gedachten duidelijk bij andere dingen, draaide ze werktuiglijk het volume van de stereo weer hoger. Daarna liep ze de kamer door naar het bureau, stak een hand uit over de kranten en de fotolijstjes heen naar het antwoordapparaat en zette het uit.

‘Het volgende telefoontje is voor mij, schat.’ Met het blikje frisdrank in haar hand was ze alweer halverwege de trap toen het gerinkel van de deurbel haar tot staan bracht.

‘Brave meid. Je hebt hem gevonden.’ Met twee treden tegelijk rende ze de trap af naar de voordeur.

Toen ze de deur opentrok, begonnen twee telefoons - het toestel op het bureau en de draadloze telefoon die ze op de stoel had gegooid - te rinkelen. Verrast keek ze om, maar ze draaide haar hoofd weer naar de open deur toen er een man over de drempel stapte. In een reflex deed ze een stap achteruit de kamer in.

‘Wacht eens even -’

Haar ogen werden groot toen hij de loop van een pistool ruwweg dertig centimeter van haar neus hield. Er was geen tijd om na te denken, laat staan om te reageren, voordat hij de trekker overhaalde en snel achter elkaar twee kogels afvuurde in wat eens een erg mooi gezicht was geweest.

ChapterEen

Rhode Island

16 augustus, 2001

Uit het niets leken de koplampen pal achter Sarahs auto op te doemen. Ze waren zo sterk dat ze haar verblindden. Met haar ogen half dichtgeknepen tegen het felle licht zette ze het spiegeltje schuin, waarna ze de knop van de achterruitverwarming indrukte.

‘Een mooie avond om te bumperkleven,’ mompelde ze vermoeid, het raampje aan de bestuurderskant een klein beetje opendraaiend.

Ze graaide in haar tas, die voor de passagiersstoel op de vloer stond, en haalde de portefeuille van haar vriendin Tori eruit. Nadat ze hem met één hand had opengeklapt, hield ze hem omhoog in het licht van de auto achter haar om opnieuw de inhoud te bekijken. Het geld, de creditcards en het rijbewijs uit Californië zaten er allemaal in. Ze voelde zich behoorlijk schuldig omdat ze zich levendig kon voorstellen wat voor problemen de jonge vrouw de afgelopen twee weken moest hebben gehad. Uit ervaring wist Sarah hoe lastig het kon zijn dat soort papieren te vervangen.

De wind sloeg de regen tegen de voorruit. Ze tuurde door de natte ruit naar de donkere weg en probeerde de auto achter haar te negeren.

Het was niet moeilijk te bedenken wanneer het gebeurd moest zijn. Twee weken geleden, op dezelfde dag dat ze naar Ierland was vertrokken, had ze haar vriendin van het vliegveld afgehaald. Ze herinnerde zich nog duidelijk dat ze Tori haar handtas in de kofferbak had zien leggen.

Ze legde de portefeuille op de passagiersstoel en greep het stuur steviger beet toen haar auto in een bocht van de weg een beetje slipte. In de tegenovergestelde richting passeerde een vrachtwagen, die de kleine sportauto geselde met wind en opspattend water.

Nerveus uitademend zette ze de radio harder om naar het weerbericht te luisteren. Klaarblijkelijk was de kans groot dat de zware regenval die de kust teisterde de hele nacht zou aanhouden. Ze zette de radio weer uit en probeerde zich te concentreren op de weg vóór haar. Dit noodweer maakte beslist geen deel uit van de warme ontvangst die ze de afgelopen twee weken voor ogen had gehad. Enfin, in ieder geval was ze thuis. Het ergste had ze achter de rug.

Ze klemde haar handen om het stuur en probeerde te geloven dat dat echt zo was.

Haar plotseling opwellende tranen bedwingend trachtte ze het laatste beeld van haar vader, een in een donker kostuum gekleed lijk in een open kist, uit haar geheugen te wissen. John Rand was niet langer de lange man met de tintelende groene ogen en de aanstekelijke lach.

Ze nam zich voor zich zijn lach te herinneren, en niet alle ruzies die haar ouders hadden gehad voor hun scheiding. De herinnering aan al die nachten waarin ze als kind hardop had gebeden en haar hoofd in haar kussen had verstopt, zou ze verdringen. Alleen zijn lach zou ze zich herinneren, en zijn ogen, zijn warmte wanneer ze op zijn schoot zat en hij haar knuffelde en tegen zijn borst drukte.

Het was inmiddels nog harder gaan regenen, zodat ze de ruitenwissers op de hoogste snelheid moest zetten. De hoge stralen van de koplampen die in haar spiegeltjes weerkaatsten, waren net zo meedogenloos als de stromende regen.

Haar herinnering aan de dag van haar vaders vertrek was niet helder. Ze wist dat ze het zich niet wilde herinneren. Maar de verbittering vergeten die in haar moeders ogen te lezen had gestaan en die haar stem scherp had gemaakt tot op de dag van haar dood, zou heel moeilijk zijn.

Ze schudde haar hoofd. Zijzelf zou hem zich alleen herinneren als John Rand. Misschien zelfs als de vader die hij nooit echt was geweest. Alleen maar groene tintelende ogen en een aanstekelijke lach.

De auto achter haar ging een beetje naar links, kwam zelfs nog dichterbij. De hoge stralen schenen nu dreigend in het zijspiegeltje.

‘Kan ik het helpen dat er hier geen inhaalstrook is?’ mompelde ze. Ze gaf wat meer gas, denkend aan het korte stukje weg verderop waar de bredere berm haar ongeduldige bumperklever de gelegenheid zou geven haar te passeren.

Daarna keek ze op het digitale klokje op het dashboard. Achtendertig minuten over tien. Niet te laat om Hal nog een keer te bellen zodra ze thuis was. Nadat ze door de douane was gegaan, had ze een bericht ingesproken op zijn antwoordapparaat, maar zij wist beter dan menig ander dat hij de gewoonte had hoogstens één keer per week naar de binnengekomen berichten te luisteren.

Ze was bekaf. Het was een lange vlucht geweest van Shannon naar JFK, en het wachten op de aansluitende vlucht naar Providence had zelfs nog langer geleken. Ze had echter zoveel op het hart dat ze er behoefte aan had met iemand te praten. Met iemand die zou luisteren. Iemand die kort geleden hetzelfde had meegemaakt als wat zij zojuist had doorstaan. Iemand als Hal.

Opnieuw keek ze in het spiegeltje, zich ergerend aan de koplampen van de auto achter haar. Zo te zien waren er geen andere auto’s op de weg. Ze drukte het gaspedaal verder in zodat haar sportauto terrein won. Dat was echter maar tijdelijk. Ze slaakte een zucht toen de koplampen achter haar snel de afstand overbrugden.

‘Zak!’ Haar volle aandacht op de weg richtend, gaf ze plankgas, hopend zodoende wat ruimte te creëren tussen haar auto en die van haar achterligger. Haar poging was tevergeefs; de lichten gleden opnieuw naar haar toe.

Toen de berm breder werd, reed ze met een zucht van verlichting de rijbaan af. Terwijl ze gas terugnam, keek ze om, in de verwachting dat de automobilist achter haar haar zou passeren.

De andere auto zwenkte echter ook de berm op en bleef pal achter haar rijden.

Opeens greep de angst haar bij de keel, en in een reflex stak ze haar hand uit naar de afstandsbediening om de portieren op slot te doen. Ze drukte de knop in en tuurde opnieuw in het spiegeltje, in een poging de bestuurder achter de verblindende koplampen te ontwaren. Er was echter niets te zien - niets anders dan de felle lichten die de slagregen doorboorden. Ze reed de rijbaan weer op en kwam langs een bord dat de maximumsnelheid aangaf. Vijfenzeventig.

‘Je loopt geen gevaar,’ fluisterde ze, terwijl ze haar best deed om haar opspelende maag te negeren. Afgezien van die ene vrachtwagen van zo-even was de weg vanwege het weer en het tijdstip verlaten, maar het was nog maar ongeveer vijf kilometer naar Wickford. In geval van nood kon ze daarheen rijden.

Toen de koplampen achter haar opeens werden gedimd en er een zwaailicht aanging op het dashboard van haar achtervolger, slaakte ze een zucht van verlichting. Het was de politie, in een gewone personenwagen. Onmiddellijk nam ze gas terug. Hoewel er opnieuw geen berm was, ging ze uiterst rechts van de weg rijden om de auto te laten passeren. De grote sedan bleef echter met flitsende lichten achter haar rijden.

'O, in godsnaam!’ riep ze getergd. ‘Het is jullie schuld! Jullie hebben me zo bang gemaakt: dat ik te hard ben gaan rijden!’

Zodra ze haar richtingaanwijzer had aangezet, zag ze een berm die breed genoeg was om te parkeren. Ze remde en stopte.

Toen de politieauto achter haar stilstond, stapte er aan de passagierskant een donkere gedaante uit. Daarna reed de wagen tot Sa- rahs verbazing om haar auto heen en ging dwars over de weg staan.

‘Geweldig! Daar zat ik nou net op te wachten. Agent Overkill gaat op zijn strepen staan!’ Ze bukte en raapte haar grote handtas op van de vloer voor de passagiersstoel om haar portefeuille en rijbewijs eruit te halen. Nadat ze de knipperlichten had aangezet, haalde ze haar kentekenbewijs uit het handschoenenvakje, ondertussen de bestuurder van de politiewagen in de gaten houdend. Die stapte net uit. Hij droeg een pet met een platte klep die met plastic tegen de regen beschermd werd, en voor hij om zijn sedan heen liep, trok hij een regenjas aan.

Voordat ze zijn gezicht echter goed had kunnen bekijken, werd het licht van een zaklamp op haar voorruit gericht, waardoor haar aandacht werd afgeleid. De agent scheen recht in haar ogen, zodat ze een hand optilde om haar ogen tegen het licht te beschermen.

Hij stond ongeveer een meter bij de auto vandaan, en ze wendde haar blik af van het verblindende licht. Donkergrijze broekspijpen flapperden in de wind, en grote zwarte schoenen reflecteerden het rode knipperlicht van de politieauto. De twee agenten leken zich niets aan te trekken van de stortregen, en de bestuurder van de politieauto scheen nu met zijn lamp aan de passagierskant naar binnen, iedere centimeter van het inwendige bestrijkend.

Voordat de agent iets had kunnen zeggen, stak ze haar rijbewijs en haar kentekenbewijs door de spleet boven het raampje aan haar kant naar buiten.

‘Een prettige avond, hè?’ vroeg ze toen hij met zijn zaklamp haar rijbewijs bescheen. De rand van zijn pet onttrok zijn gezicht aan het oog.

‘Wat heb ik misdaan, agent?’ Plotseling kwam het haar vreemd voor dat niet ten minste een van hen terugging naar hun auto om via de radio haar rijbewijs te laten controleren. De wind rukte aan zijn regenjas, en ze bedacht dat hij zelfs zijn politiepenning niet had laten zien.

Bij het horen van een zwak geluid rechts van haar draaide ze haar hoofd om. Het portier aan de passagierskant zat weliswaar op slot, maar ze was er zeker van dat de tweede man het had proberen open te maken.

‘Ik zou graag uw legitimatiebewijs zien, agent.’ Ze hoorde zelf dat haar stem een beetje trilde. Toen hij haar verzoek negeerde, zei ze: ‘Neemt u me niet kwalijk, maar

‘Zet de motor af, Ms. Rand, en stap alstublieft uit.’ Het licht van zijn zaklamp scheen recht in haar ogen.

‘Ik... Ik ben advocate in Newport.’ Ze dwong zichzelf kalm te blijven. ‘Ik zal met alle plezier achter u aan rijden naar het bureau, maar ik geloof dat u verplicht bent u te legitimeren.’

Ze probeerde het nummerbord van de politieauto te bekijken, maar door de stand waarin het voertuig geparkeerd stond, kon ze dat niet zien.

‘Stap uit. Nu meteen!’

Met tot spleetjes geknepen ogen draaide ze haar gezicht vol in het licht. ‘Agent, u weet net zo goed als ik dat het mijn recht is u te vragen

Toen de raampjes aan weerskanten van haar ingeslagen werden, viel er een regen van glinsterende brokjes glas op haar neer.

Ze had nauwelijks tijd om te gillen voordat de man zijn handen om haar keel klemde.

Het was adrenaline. Het was paniek. Het was de plotselinge angst dat ze misschien zojuist haar laatste adem had uitgeblazen. In plaats van te graaien naar de meedogenloze vingers om haar hals stak ze haar rechterhand uit naar de console van de auto, en blindelings zette ze de auto in zijn achteruit. Toen ze haar voet op het gaspedaal drukte, klapte haar bovenlichaam naar voren door de schok waarmee de auto in beweging kwam. Haar keel bleef nog een eindeloos lijkend ogenblik in de greep van de man, voordat hij haar eindelijk losliet en naar het midden van de weg wankelde.

Vijftien meter verderop kwam ze met piepende banden tot stilstand. Nog steeds naar lucht happend, keek ze in paniek naar de twee mannen, die met hun pistolen op haar voorruit gericht naar haar toe kwamen.

Ze kon maar één ding doen.

Nadat ze de auto in zijn vooruit had gezet, gaf ze plankgas. Een van de mannen sprong pal voor haar auto, en in een poging hem te ontwijken, rukte ze snel het stuur naar rechts. Ze voelde het lichaam van de andere man afketsen van de zijkant van haar auto, en een fractie van een seconde later verbrijzelde haar auto in het voorbijgaan het achterlicht van de politieauto.

Een ogenblik later versplinterde het glas van haar zijraampjes aan de achterkant, en de voorruit veranderde in een kristallen spinnenweb.

Ze beschoten haar!

Haar voet drukte het gaspedaal in tot op de vloer, en algauw had ze hen achter zich gelaten. Maar toen ze door de verbrijzelde voorruit probeerde te turen, werd ze overmand door angst vanwege het besef dat het niet lang zou duren, of haar belagers zouden de achtervolging inzetten.

Haar lichaam begon ongecontroleerd te trillen.

Intuïtief rukte ze het stuur naar rechts. De auto reageerde en ploegde door een geul met water een grindweg op. Even later reed ze uit het zicht van de hoofdweg in de stromende regen over een smalle landweg van grind en modder.

De regen striemde haar in het gezicht, maar ze reed door tot de auto plotseling in een met water gevulde geul dook. Door de schok verloor ze de macht over het stuur, waarop de auto van de weg raakte en het bos in reed. Terwijl hij hobbelend door het kreupelhout reed, draaide ze verwoed het stuur naar rechts en links om de bomen te ontwijken. Na een paar seconden, die eerder uren leken, lukte het haar eindelijk de auto tussen een paar dwergdennen tot stilstand te brengen.

Natte takken staken naar binnen door de openingen waar nog niet zolang geleden ruitjes hadden gezeten. Haar ademhaling ging nog steeds hortend, haar lichaam trilde van de adrenaline die door haar heen bleef stromen. Ze deed snel de koplampen uit en luisterde naar de regen, die in golven neerkwam op het dak van de auto. Omdat ze werd beschut door de omringende bomen, leek het geluid van de wind en het onweer heel ver weg. Toen rook ze de enigszins onheilspellende geur van dennen en natte aarde en werd ze weer overmand door angst. Een angst die haar verlamde, die haar verkilde tot op het bot.

Ze moest uitstappen. Nadat ze haar tas had opgeraapt, wilde ze het portier opendoen, maar dat werd dichtgedrukt door de takken die ertegenaan hingen. Toen ze het eindelijk open had gekregen, baande ze zich een weg naar buiten. Takken en dennennaalden schramden haar gezicht, doorweekten haar kleren, en een stuk glas dat uitstak uit het portier sneed in de palm van haar hand, maar een paar tellen later stond ze in het halfdonker achter haar auto.

De bliksem zette de bosgrond in een spookachtige gloed, en een oorverdovende donderslag verbrak de stilte. Ze wist niet waar ze was. Ze had geen idee waar ze heen ging. Het enige wat ze wist, was dat ze moest vluchten.

Dat wil zeggen, als ze in leven wilde blijven.

De kamer had de warmte van een leeg museum.

Owen Dean zette zijn wijnglas op een glazen console en verontschuldigde zich bij de twee praatzieke leden van de beau monde die hem daar in het nauw hadden gedreven. Langs een verveeld kijkend strijkkwartet slenterend, beklom hij een brede trap naar een soort galerij. Boven aangekomen, bleef hij staan. Hij keek over de leuning en liet zijn ogen door de kamer beneden dwalen.

Naar de scherpe steriele lijnen van hout, steen en glas kijkend, stelde hij vast dat Frank Lloyd Wright de meest ongeïnspireerde en conventionele lummel moest zijn geweest die ooit achter een tekentafel had plaatsgenomen.

‘Het is me het huis wel, hè?’

‘Dat stond ik ook net te denken.’ Owen draaide zich om en keek naar de spreker. Lang, van middelbare leeftijd, gebruind, met het postuur van een voormalige vleugelverdediger. Eerder die avond was hij al aan senator Gordon Rutherford voorgesteld.

‘Dit huis van Warner is een waar pronkstuk. Al gaat mijn voorkeur, om eerlijk te zijn, uit naar de middenperiode van de georgian architectuur.’

‘Ik ben eigenlijk meer een bewonderaar van de vroege skihut.’

‘O ja?’ Rutherford lachte breed, zodat zijn witte, goed verzorgde tanden te zien kwamen. Nadat hij de hielenlikkers die op de achtergrond rondhingen, had weggewuifd, vroeg hij: ‘Mag ik u Owen noemen, Mr. Dean?’

‘Natuurlijk, senator.’

‘Ik moet je opbiechten dat het kijken naar die serie van je, Internal Affairs, een van mijn geheime zonden is.’

Owen trok zijn wenkbrauwen op. ‘Ik ben blij te horen dat u een tevreden kijker bent. Maar waarom “geheim”, als ik het vragen mag?’

Naar de chic geklede gasten op de begane grond kijkend, zei Rutherford: ‘Ik heb mijn politieke carrière gegrondvest op het feit dat ik een gezagsgetrouw man ben. Als uitkwam dat mijn favoriete tv- serie de politie iedere week afschildert als een stelletje corrupte zakkenvullers, met morele maatstaven die vaak beneden het peil van die van de criminelen op straat zakken, wat voor indruk denkt u dat dat zou maken?’

Daar moest Owen even over nadenken. ‘Hm. Ik begrijp wat u bedoelt. Maar ik geloof graag dat we het eenvoudig voorstellen zoals het is, senator. Per slot van rekening is niemand van ons - ongeacht zijn beroep - volmaakt. In het geval van die serie gaan we ervan uit dat de politie menselijke gebreken heeft, net als ieder ander.’

De senator glimlachte opnieuw en nam een drankje aan van een passerende serveerster. ‘Gelijk heb je, Owen. En wie weet dezer dagen meer over menselijke gebreken dan een politicus!’

Owen reageerde niet op die opmerking omdat zijn aandacht was afgedwaald naar de benedenverdieping. Zijn blik viel onmiddellijk op Andrew Warner, die er met zijn dikke bos wit haar gedistingeerd uitzag. Andrew stak een pijp op en praatte met twee decanen van de universiteit. Buiten de grote ramen verlichtte de bliksem even een van regen doordrenkt tafereel van omheinde velden die werden omgeven door bos.

‘Dit is je vijfde seizoen, nietwaar?’

Owen pakte een glas champagne van een blad. In de verte rommelde de donder. Hij draaide zich weer om naar de senator. ‘Ja. Het is het vijfde seizoen van de serie.’

‘Zijn de kijkcijfers goed?’

‘Verdomd goed.’

‘En als ik het me goed herinner, heb je een succesvolle filmcarrière de rug toegekeerd om in deze tv-serie te spelen. Een serie waarvan je ook de producer bent.’

‘Succes is maar betrekkelijk, senator. Ik was toe aan iets anders.’

Lachend schudde de politicus zijn hoofd. ‘Jullie filmsterren zijn moeilijk te begrijpen. Ik zou hebben gedacht dat iemand met jouw aantrekkingskracht op het witte doek vooruit zou willen komen - grotere filmrollen, meer geld - in plaats van een stap terugdoen naar televisiewerk.’

‘Een stap terugdoen?’

‘Nou ja, misschien is dat het verkeerde woord. Maar nu ben je hier, op Rhode Island, op Rosecliff College, om hemel mag weten wat te doen voor Andrew!’

‘Het heet “lesgeven”, senator,’ zei Owen, zijn schouders rechtend.

‘Begrijp me niet verkeerd, Owen. Het gaat er alleen om dat men, gezien de manier waarop Andrew over je opschept, zou denken dat Steven Spielberg je kantoor schoonmaakt. Het is een beetje vreemd dat we zo'n grote vis in onze kleine vijver hebben!’ Met een samenzweerderig lachje boog de senator zich voorover. ‘Waar heeft hij je mee omgekocht?’

Owen zette zijn onaangeroerde glas champagne terug op een blad en keek de politicus recht in de ogen. ‘Chantage is niet de enige manier waarop je een vriend zo ver krijgt dat hij je helpt, senator. Maar misschien moet u vaker uit Washington weggaan.’

Rutherfords volmaakt bruine huid werd een tintje donkerder. 'Zonder enige twijfel, Mr. Dean. Maar het werk van een eerlijke wetgever is nooit

Een vrouwenstem steeg boven het feestgedruis uit. ‘Daar zijn jullie!’ riep de vrouw toen ze boven aan de trap was gekomen. ‘Ik ben blij dat jullie tweetjes de gelegenheid hebben gekregen om met elkaar te praten.’

De bliksemflits aan de andere kant van de grote ramen van spiegelglas ging vergezeld van een luide donderslag, als om de opmerking van de vrouw die bij hen aan de leuning was komen staan te benadrukken.

In een reactie op de donderslag begonnen de gasten verbaasd te lachen, maar daarbovenuit klonk het gehoest van een man. Owen keek over de leuning en zag dat Andrew zich met opgetrokken schouders terugtrok in een hoek van de kamer om zijn hoestaanval de baas te worden.

‘Het is een geweldig feestje, Tracy,’ verklaarde Rutherford.

‘Dank je, Gordon. Het is een prettige manier om de weldoeners van de universiteit kennis met elkaar te laten maken voordat het studiejaar begint, vind je niet?’ Vervolgens pakte ze Owen bij de arm om zijn aandacht weer op haar te richten. ‘En dit jaar ontmoeten ze ook onze hoogsteigen Hollywood-beroemdheid.'

‘Ik geef alleen maar een cursus.’

‘Ja! En Andrew heeft me verteld dat je vandaag op de universiteit was om de faculteit te bezichtigen.’

‘Dat klopt.’

‘Een saaie plaats vergeleken bij wat je gewend bent, wed ik. Het zal waarschijnlijk een opluchting zijn wanneer je terug kunt naar je eigen opwindende leven.’

‘Niet voor het einde van het semester.’

‘Maar ik weet zeker dat je ons allemaal vreselijk saai vindt!’ Ze gaf de senator een knipoogje en gebaarde naar de andere gasten. ‘Er is bij ons geen supermodel of rockster te vinden!’

Vanaf het eerste moment, nu bijna dertig jaar geleden, dat Owen Andrews vrouw had ontmoet, had hij geweten dat ze hem hartgrondig haatte. Toen was hij te jong geweest om een poging te doen haar redenen daarvoor te begrijpen. Later was hij te onverschillig geworden om het zich aan te trekken. Hij keek naar het gemaakte lachje dat Tracy ter wille van Rutherford op haar gezicht had geplakt. Haar ogen schoten echter vuur.

‘Nou, Tracy, ik ben blij te horen dat ik niet de enige ben die zo diep onder de indruk is van de aanwezigheid van Owen Dean op Rosecliff College. We hadden het juist over

‘Senator!’ Owen viel de senator in de rede en gaf hem een hand. ‘Het was bijzonder plezierig kennis met u te maken.’

‘Je gaat toch nog niet weg, Owen?’ vroeg Tracy.

‘Het spijt me dat ik je moet teleurstellen, maar ik moet er echt vandoor.’

Hij stak een hand naar haar uit. Tracy pakte die en gaf hem een vluchtige zoen op zijn wang.

‘Natuurlijk.’

Nadat hij het tweetal de rug had toegedraaid, daalde Owen langzaam de trap af. Andrew Warner, zijn gezicht weer normaal van kleur en zijn sneeuwwitte haren weer op hun plaats, speelde aan de andere kant van de kamer de rol van gastheer, grapjes makend met een groepje weldoeners van de universiteit.

Toen Owen een paar treden van de begane grond verwijderd was, keek Andrew op. Hij zag Owen en wenkte hem om naar hem toe te komen. Owen schudde zijn hoofd en wees op zijn horloge, voordat hij zwaaide en naar de hal liep.

Hij was alleen maar naar het feestje gekomen om Andrew een plezier te doen. Het feit dat hij een trouwe bondgenoot van Andrew was, betekende echter niet dat hij zich Tracy’s steken onder water hoefde te laten welgevallen.

De regen kwam in stromen naar beneden toen hij de veranda op stapte. Zelfs in het donker kon hij zien hoe de windvlagen de bladeren en takken van de bomen rukten die het terrein en de begrinte oprit van het landhuis omringden. Hij bleef even staan kijken naar het onweer toen een nieuwe bliksemschicht de hemel verlichtte en het landschap een surrealistisch aanzien gaf. De brede beek, die uitmondde in een vijver aan de overkant van het veld, was een woest kolkende stroom geworden. De donderslag die onmiddellijk op de bliksem volgde, was oorverdovend.

Terwijl hij zijn sleutels uit zijn zak haalde, draaide hij zich om naar het trapje en de lange rij luxeauto’s waar de cirkelvormige oprit mee volstond.

‘De laatsten zullen de eersten zijn,’ mompelde hij voor zich uit. Nadat hij de kraag van zijn sportjasje had opgezet, rende hij over de door de regen drassig geworden oprit naar zijn Range Rover. Tegen de tijd dat hij achter het stuur was geklommen, had de regen, die bij elke windvlaag van richting veranderde, hem praktisch doorweekt.

Het sleuteltje in het contact stekend, keek hij om naar de helder verlichte ramen van het huis. Door de grote spiegelglazen ramen kon hij de goedgeklede menigte in groepjes zien ronddrentelen. Een nogal fragiel ogende man met wit haar zonderde zich af van een van de groepjes en keek even de nacht in, voordat hij zich abrupt omdraaide en wegliep van het raam.

Owen draaide het sleuteltje om. ‘Wat een verspilling van tijd.’

ChapterTwee

Bliksemflitsen doorkliefden de lucht toen Owen over de lange kronkelende oprijlaan reed die het huis van de Warners met de grote weg verbond.

Hij was hier niet in zijn element. Dat wist hij ook wel. Maar dat had niets te maken met de cursus die hij ging geven.

Voordat hij naar Newport kwam, had hij al bedacht dat hij door het aanvaarden van de tijdelijke aanstelling op de universiteit toeliet dat zijn leven opnieuw met dat van Andrew verstrengeld raakte. Hij zou oude wonden openrijten. Toen de al wat oudere man hem eerder die zomer echter had overvallen met het nieuws van zijn ziekte, had Owen niet meer naar zijn gezonde verstand geluisterd.

Hij moest er voor Andrew zijn, precies zoals Andrew er zoveel jaar geleden voor hém was geweest.

Dat Tracy een hekel aan hem had, moest hij op de koop toe nemen.

Een overstroomd gedeelte van de oprijlaan noodzaakte hem snelheid te minderen, zodat zijn auto voortkroop over de weg. Een snel- stromende beek rechts van de weg was buiten zijn oevers getreden en spoelde over het begrinte wegdek.

Hij zette het grote licht aan en nam zijn mobiele telefoon op toen die pas één keer was overgegaan. Het was Andrew.

‘Wat heeft ze tegen je gezegd?’

‘Niets!’ Fronsend luisterde hij naar Andrews fluitende ademhaling, die duidelijk over de telefoon te horen was.

‘Ik heb haar gewaarschuwd...’

‘Je ziet spoken, Andrew. Ik was moe, dat was alles. Ik ben niet meer zo’n fuifnummer als vroeger.’

‘Je hoeft haar niet in bescherming te nemen, Owen. Ik ben niet blind... of doof. Afgelopen zondag tijdens de brunch... Ik weet dat zij die vervloekte verslaggevers naar ons tafeltje heeft gestuurd. En dan gisteren... dat gedoe met de griep... onze lunch afzeggen op het laatste -’ Een hoestbui belette hem zijn zin af te maken.

Owen hoorde hem iets doorslikken. ‘Andrew, het is het niet waard je zo nijdig te maken.’

‘Ik sta niet toe dat ze dit doet, Owen. Je bent als een zoon voor me.’

‘Tracy is je vrouw, Andrew. Ze probeert je te beschermen.’

Er klonk opnieuw gehoest. ‘Niet doen, Owen! Laatje niet door haar op de kast jagen. Ik wil dat je hier bent.’

‘Ik ben hier, Andrew.’ Zijn hoofd begon te bonzen. ‘Ik bel je morgenavond op, na die bijeenkomst van Save the Bay waar ik me voor heb laten strikken. Misschien kunnen we ergens iets gaan drinken.’

‘Goed.’ Opnieuw viel er een korte stilte. ‘We moeten praten.’

‘Natuurlijk.’ Owen zette zijn telefoon uit. ‘Het is de hoogste tijd dat we praten, Andrew,’ zei hij vervolgens bij zichzelf.

Hoewel hij een hekel had aan schouderklopjes, had Rutherford de plank niet ver misgeslagen. Hij had inderdaad zijn normale leven onderbroken om voor vier maanden naar Newport te komen. Dat speet hem echter allerminst, zolang hij en Andrew eindelijk het verleden konden ophelderen. Hij was het spelletje zat.

Een heldere bliksemflits trof ergens rechts van hem de grond, zodat er een riviertje verlicht werd waar een paar uur eerder nog de helft van de weg was geweest. Het stuur naar links rukkend, zag hij plotseling een vrouw opdoemen in het licht van zijn koplampen. Uit alle macht trapte hij op de rem.

‘Verdomme!’

Hoewel hij snel had gereageerd, wist hij niet zeker of hij haar had geraakt of dat ze eenvoudig tegen de voorkant van zijn auto was gevallen. Ze lag languit over de motorkap, met haar gezicht op het metaal. In een oogwenk was hij uitgestapt en naar haar toe gelopen.

‘Bent u gewond?'

Ze haalde langzaam haar hoofd van de motorkap en probeerde overeind te komen. Toen ze wankelde, greep hij haar snel beet.

‘Blijf hier staan. Ik zal een ambulance bellen

‘Nee!’ riep ze heftig. Hem smekend aankijkend, omklemde ze zijn hand.

Ondanks haar nu druipnatte jasje en broek die waarschijnlijk op maat voor haar waren gemaakt, zag de vrouw er ontoonbaar uit. Ze zat onder de modder, was doorweekt, en haar haren plakten tegen haar hoofd en gezicht. Toch vond hij dat ze er over het geheel genomen niet uitzag als iemand die in het holst van de nacht in de regen hoorde te lopen.

‘Nee!’ herhaalde ze zachter, voordat ze zijn hand losliet en rechtop ging staan. ‘Er mankeert me niets! Ik was alleen buiten adem... door de botsing. Er mankeert me echt niets.’

De regen stroomde langs haar gezicht, en boven hun hoofden flitste de bliksem door de lucht. Niet overtuigd nam hij haar op in het licht van de koplampen. Uit alles bleek dat ze bang was. Ze wendde haar gezicht van hem af, en zogenaamd de schouderriem van haar tas verstellend, tuurde ze het donkere bos in waar ze zojuist uit was gekomen.

‘Hebt u autopech?’

‘Nee... ja.’

‘Nee of ja?’

‘De... De benzine was op.’ Fronsend liep ze omzichtig om hem heen, weg uit de straal van de koplampen, en ze streek een korte natte haarlok uit haar gezicht. Opnieuw keek ze tersluiks naar het bos. ‘Het leek me veiliger om door het bos te gaan dan over de berm van de autoweg te lopen.’

In het donker nam hij haar op. Ze kwam hem zo bekend voor. Al was ze een beetje verfomfaaid, ze was goed gekleed en welbespraakt. Het was echter haar gezicht dat een herinnering bij hem opriep. Amandelvormige ogen - in het donker kon hij niet zien wat voor kleur ze hadden. De hoge jukbeenderen, met strepen modder erop. Of waren het schrammen? Hij probeerde zich voor te stellen hoe ze eruit zou zien wanneer haar gezicht schoon was.

‘Hebben we elkaar eerder ontmoet?’ vroeg hij.

‘Ik... Nee, ik geloof het niet.’

Ze rilde en hing haar aktetas over haar andere schouder. Op haar ene mouw zat een donkere vlek. Hij keek naar zijn ene hand, die ze had aangeraakt. Daar zat bloed op.

‘Hebt u zich gesneden?’

Ze keek naar haar handpalm en haalde een natte prop tissue uit haar zak. ‘Ik ben zo-even gevallen. Het is maar een schrammetje. Waarschijnlijk van een steen of zo.’

Vlakbij sloeg de bliksem in, waarop ze geschrokken achteruitsprong. Opeens drong het tot Owen door dat ze nu allebei doorweekt waren.

‘Ik geef u een lift. Stap in.'

Ze aarzelde even en keek weer om naar het bos.

‘Ik zou het op prijs stellen als u me naar de dichtstbijzijnde benzinepomp bracht. Anderhalve kilometer verderop staat er volgens mij een.’

Nadat hij haar nog een keer van top tot teen had opgenomen, zei hij: ‘Oké. Stap maar in.’

Zonder nog iets te zeggen liep ze snel naar de passagierskant van de auto, maar ze wachtte met instappen.

‘Ik zit onder de modder en ik ben nat! Ik zal uw auto vuilmaken.’

‘Als u zich daar beter door voelt, zal ik u de rekening van de schoonmaker sturen.’

Met gefronste wenkbrauwen stapte ze in en trok het portier dicht. Zonder na te denken deed hij de portieren op slot, maar ze stak meteen een hand over haar schouder om het portier aan haar kant weer van het slot te doen.

Hij wist dat hij het haar niet kwalijk kon nemen dat ze nerveus was. Het was allesbehalve aangenaam om op dit uur van de nacht, in dit noodweer, zonder benzine komen te zitten en daarna bij een volslagen vreemde in een auto te moeten stappen. ‘Waar staat uw auto?’ vroeg hij.

‘Eh... verderop langs de weg.’

‘Daar ligt mijn mobieltje. Wilt u iemand bellen?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Nee. Ik red me wel wanneer we bij het benzinestation zijn.’

‘Dat is waarschijnlijk gesloten. Het is al laat.’

‘Dat geeft niet. Bij het benzinestation staat een telefooncel. Daar kan ik een taxi bellen.’

‘Oké,’ zei hij schouderophalend. ‘Waar moet u heen?’

‘Newport.’

Aan het eind van de privéweg gekomen, sloeg hij de grote weg op. Er was geen auto te zien. Zodra hij de weg op was gedraaid, zag hij haar nerveus in het zijspiegeltje kijken.

‘Ik ga ook naar Newport. U kunt met mij mee rijden.’

Haar ogen, donker in het flauwe licht van de auto, vlogen over zijn gezicht. Toen hij haar aankeek, wendde ze snel haar blik af. ‘Als... Als u het niet erg vindt. Ik wil u niet tot last zijn.’

‘Het is geen enkele moeite.’

Hij zag dat ze haar aandacht weer op het buitenspiegeltje richtte.

‘Owen Dean,’ zei hij, een hand naar haar uitstekend.

Ze hield haar gewonde hand weg en stak haar linkerhand naar hem uit. ‘Sarah Rand.’

In gedachten herhaalde hij de naam. Sarah Rand. Zelfs haar naam klonk hem bekend in de oren, al wist hij niet precies waarvan. Haar van terzijde opnemend vroeg hij: ‘Weet u zeker dat we elkaar niet eerder hebben ontmoet?’

Ze knikte.

‘Wat voor werk doet u?’

‘Ik ben advocate,’ zei ze zacht, haar aktetas steviger tegen haar borst drukkend.

Hij zwenkte de andere rijbaan op om een grote tak die op de weg was gevallen te ontwijken.

‘Wat voor soort advocate?’ vroeg hij, een blik op de donkere weg achter hen werpend.

Pretenderend de vraag niet te hebben gehoord, bleef ze uit het raampje kijken. In plaats van aan te dringen, concentreerde hij zich op de weg. De stilte hield aan, maar hij kon af en toe haar blik op zijn gezicht voelen.

Over de natte weg rijdend, bedacht hij dat het vreemd was dat de vrouw niet één keer de zonneklep naar beneden had geklapt om in het spiegeltje te kijken. Het leek haar koud te laten hoe haar korte blonde haar, dat om haar bleke gezicht geplakt zat, eruitzag. Of hoe de regen haar make-up had geruïneerd. Opnieuw keek hij haar van terzijde aan. Het waren inderdaad schrammen op haar gezicht, maar ze leek ze niet eens te merken.

Fronsend keek hij weer op de weg. Het wilde hem maar niet te binnen schieten waar hij haar eerder had gezien.

De volgende tien minuten reden ze verder zonder iets te zeggen. Alleen de heen en weer zwiepende ruitenwissers en de door de wind opgejaagde regen tegen de voorruit verbraken de stilte. Ze leek blij te zijn dat ze met rust werd gelaten. Telkens wanneer hij in haar richting keek, zag hij dat ze uit het zijraampje staarde, met haar handen stevig om het handvat van haar aktetas geklemd. Slechts één keer kwam ze in beweging. Toen er een auto in de tegenovergestelde richting passeerde, bukte ze om aan de hak van haar schoen te frunniken.

Toen hij over de Jamestown Bridge reed, wierp hij een blik op de bouwvallige oude brug, die nog steeds evenwijdig aan de nieuwe liep. Zij keek ook naar de oude brug.

‘U kunt beter vannacht nog een sleepdienst bellen om uw auto naar een veilige plaats te laten brengen.’

‘Dat zal ik doen.’ Haar stem klonk koel, afwijzend. Ze keek voor zich uit naar de Newport Bridge, waarvan de bovenkant bijna niet te zien was door de regen.

Zo makkelijk liet hij zich echter niet afschepen. 'Komt u uit deze omgeving?’

‘U kunt me afzetten bij het bezoekerscentrum in Newport. Daar kan ik een taxi nemen.’

Het leed geen twijfel dat ze hem op een afstand probeerde te houden met een façade van arrogantie en onvriendelijkheid. Dat maakte hem juist des te nieuwsgieriger.

‘Ik ben acteur... en producer,’ zei hij, haar vluchtig aankijkend. Hij wist dat hij klonk als een arrogante klootzak. ‘Ik heb u al verteld dat ik Ow -’

‘Aangenaam nogmaals kennis te maken, Mr. Dean. Maar ik zou het nog steeds op prijs stellen als u me voor het bezoekerscentrum afzette.’

‘En ik veronderstel dat u een van die mensen bent die geen tv kijkt.’ Hij wierp haar tersluiks een blik toe en richtte zijn ogen vervolgens weer op de weg. Haar gezicht zou waarschijnlijk barsten als ze glimlachte. 'Wat voor soort zaken behandelt u?’

‘Corrupte politie,’ zei ze na een korte stilte. Toen hij haar opnieuw van terzijde opnam, keek ze hem recht in de ogen. ‘Afpersing. Moord. Verdovende middelen. Erg realistisch, en vaak heel eng.’

‘Geen gemakkelijke manier om in je onderhoud te voorzien.’

Dat was vast geen glimlach geweest, dacht hij. Haar gezicht lichtte echter een fractie van een seconde op voordat ze antwoord gaf.

‘Ik niet! U! Dat is wat ü doet voor uw levensonderhoud. Ik weet wie u bent, en ik heb uw serie gezien, Mr. Dean.’

‘Dat is geweldig. Maar denkt u nog steeds dat we elkaar nooit hebben ontmoet?’

Ditmaal knikte ze nog meer gedecideerd. ‘Ik weet het zeker, hoewel we elkaar wel een keer bijna hebben ontmoet.’

Hij zag dat ze haar aandacht onmiddellijk richtte op een politieauto die met loeiende sirenes en flitsende zwaailichten in de tegenovergestelde richting over de brug reed. Dat was weer eens iets anders, dacht hij. Een vrouw die hem niet probeerde te versieren.

‘Neemt u alstublieft de eerste afslag na de brug,’ zei ze snel. ‘Als u een omweg moet maken om me naar het bezoekerscentrum te brengen, kan ik uitstappen bij het benzinestation aan het einde van de afrit.’

‘Het is geen omweg,’ zei hij kortaf, zijn richtingaanwijzer aanzettend.

Toen ze voor het stoplicht stilhielden, zag hij haar voor het eerst met haar vingers door haar natte haren strijken en ze achter haar oor duwen. Een paar dennennaalden vielen uit haar haren op haar schouder.

Ze had een lange mooie nek en een stevige goedgevormde kin. Zijn ogen gleden naar haar oorbellen. Die waren erg opvallend en zagen er antiek uit. Een grote diamant in een stervormige zetting van kleinere edelstenen. Zelfs haar oorbellen kwamen hem bekend voor. Opnieuw bestudeerde hij haar profiel. Ze was een klassieke schoonheid. Leek een beetje op Garbo. In gedachten verzonken keek ze recht voor zich uit. Opeens werden haar ogen scherp.

‘Het is groen,’ zei ze, naar het verkeerslicht wijzend.

Hij zette zijn voet op het gaspedaal en reed de weg af. Bij de volgende bocht sloeg hij af in de richting van het centrum van New- port. Het tentvormige gebouw van het bezoekerscentrum doemde niet ver voor hen uit op.

Hoewel hij niet precies kon aangeven waarom, kwam het hem verkeerd voor haar zomaar te laten uitstappen, al kon hij haar natuurlijk niet dwingen iets anders te doen.

‘Zo te zien is het gesloten,’ merkte hij op toen hij langs het trottoir stopte.

Het was duidelijk te zien dat ze teleurgesteld was.

‘Ik wacht wel. Er komt vast wel gauw een taxi.’

Gebruikmakend van haar aarzeling zei hij: ‘Het regent. Ik kan u naar uw bestemming brengen.’

Voordat ze had kunnen protesteren, trok hij weer op. Na een korte stilte gaf ze hem een adres op Bellevue Avenue.

‘Een dure wijk,’ merkte hij op, over America’s Cup Avenue rijdend.

‘Ik woon daar niet.’

Dan moest haar vriendje daar wonen, concludeerde hij, plotseling geërgerd. Hij had geen trouwring gezien aan de handen waarmee ze haar aktetas omklemde.

Toen hij opnieuw stopte voor een rood licht, draaide hij zich bijna tegen wil en dank weer naar haar toe. ‘Ik ben nieuw in Newport. Kunt u me een paar tips geven over wat er hier te doen valt?’

‘Het bezoekerscentrum heeft genoeg foldertjes.’ Een politieauto kwam naast hen in de rechterbaan staan, en de agent achter het stuur keek belangstellend in hun richting. Sarah draaide haar gezicht naar Owen toe. ‘Ik... Het spijt me. Dat was onbeleefd.’

‘Oké.’

‘Ik heb een zware avond achter de rug.’

Voor het eerst leek ze oprecht. En ook bang. Haar ogen waren strak op die van hem gericht. Ze waren ongelooflijk groot. Mooi. Toen ze haar blik neersloeg, keek hij opnieuw naar de schrammen op haar gezicht.

‘Weet u zeker dat een lege tank het enige is wat u vannacht is overkómen?’

Het licht sprong op groen, en de politieauto naast hen trok op. Ze richtte haar aandacht weer op de weg en knikte. ‘Dat weet ik zeker.’

De ingang waar ze zich door Owen liet afzetten, bevond zich in een zijstraat van Bellevue Avenue. De granieten muren die het herenhuis omgaven, waren ruim drie meter hoog. Er hing geen naambord naast het ijzeren hek van de zij-ingang.

‘Bedankt voor de lift, Mr. Dean,’ zei ze, het portier openduwend.

Zijn hand schoot uit en greep haar bij de elleboog. Hij zocht in de zak van zijn sportjasje en haalde er een kaartje uit. ‘Hier is mijn telefoonnummer. Bel me een keer op.’

Na een korte aarzeling pakte ze het kaartje aan, en ze bekeek het even in het flauwe licht in de auto. ‘Een lokaal nummer. Ik dacht dat u hier nieuw was.’

Schouderophalend zei hij: ‘Een paar weken maken je niet bepaald een ingeborene.’

Met een beleefd glimlachje stak ze het kaartje in de zak van haar modderige jasje. ‘Nogmaals bedankt.’

Daarna hing ze de aktetas aan haar schouder en stapte ze uit. Over de plassen op straat heen stappend, liep ze naar het hek. Owen bleef rustig zitten en zag haar in de aktetas naar sleutels zoeken. Terwijl de regen op het dak van zijn auto roffelde, wachtte hij tot ze het hek had opengedaan. Voordat ze binnen de muren verdween, draaide ze zich om en zwaaide. Hij keek omhoog naar het donkere gebouw.

‘Daar woont een bofkont,’ zei hij hardop.

De geïrriteerde toon die hij in de auto kon horen weerkaatsen, verbaasde hem. Hoe aantrekkelijk de vrouw ook was, in Hollywood wemelde het van de mooie vrouwen. Ze waren altijd in de buurt... en altijd heel bereidwillig. Hoeveel jaar geleden had hij voor het laatst moeite hoeven te doen een vrouw te krijgen?

Een paar minuten later lag het herenhuis ver achter hem. Buiten de stad op Ocean Drive racete een sportauto hem voorbij die veel te snel reed voor de natte weg. De wind was hier sterker en kwam bulderend vanaf de Atlantische Oceaan. Hij kon hem tegen zijn eigen auto aan voelen duwen. Onwillekeurig gingen zijn gedachten terug naar Sarah en naar waar hij haar ontmoet zou kunnen hebben.

De manier waarop ze was gekleed en haar dure oorbellen in aanmerking genomen, kon ze een van de rijke erfgenamen zijn die zoveel tijd in Newport doorbrachten. Misschien had hij haar foto in de lokale krant gezien, was ze te gast geweest op een van de feestjes of een ander evenement van de hogere kringen. Het wilde hem maar niet te binnen schieten.

Hij reed de lange oprit op van het in appartementen gesplitste herenhuis waar hij woonde. De golven sloegen tegen de rotsachtige kade en besproeiden de Range Rover met zeewater. Aan het einde van de landtong bood het natuurstenen buitenhuis, dat was gebouwd in de stijl van een Frans kasteel, onversaagd weerstand tegen de beukende wind en de regen.

Nadat hij zijn auto had geparkeerd op de plaats die bij zijn appartement hoorde, sloeg hij de kraag van zijn natte jasje op voordat hij uitstapte en naar de hoofdingang rende. Het appartement dat hij huurde, bevond zich op de begane grond in een zijvleugel van het herenhuis en had een eigen ingang via het natuurstenen terras, maar de brievenbussen bevonden zich in de grote centrale hal. Nadat hij de stapel post uit zijn brievenbus had gehaald, liep hij door de gang naar zijn appartement.

Voor zijn voordeur lag een exemplaar van de Newport Daily News op de vloer. Hij raapte het op, stak het onder zijn arm en deed de deur van het slot. Afgezien van het geluid van de regen die tegen de ramen kletterde, was het binnen stil.

Hij legde zijn sleutels op de ontbijtbar en gooide de post en de krant op de keukentafel. Daarna draaide hij zich om naar de koelkast. Hij deed hem open, pakte een flesje bier... en verstijfde.

Schielijk draaide hij zich weer om naar de keukentafel, en hij bestudeerde de foto van de vrouw die naar hem terugkeek vanaf de tweede kolom van de voorpagina van de krant.

Natuurlijk kende hij haar. Per slot van rekening was Sarah Rand pas twee weken dood.

ChapterDrie

‘Mijn eigen mannen hebben het bevestigd, sir. Ze leeft nog.'

Aan de andere kant van de lijn viel een korte stilte.

‘Ik heb je vooraf gewaarschuwd het niet aan amateurs over te laten.’ In de hoorn klonk het geluid van een onderdrukte geeuw, maar het gezag in de stem van de man was onmiskenbaar toen hij verder praatte. ‘Daar ben ik niet blij mee, maar de overeenkomst is nog van kracht, en je instructies zijn nog hetzelfde. Je weet wat je te doen staat.’

De regen beukte als kogels tegen de raampjes van de auto. ‘Ik weet het, sir. En ik zal het afhandelen.’

* * *

Als dit een nachtmerrie was, waarom kon ze dan niet wakker worden?

Ze staarde naar het gebruineerde goud van de eikenhouten lambrisering in het kantoor van het personeel. In het vertrek hing de geur van oud leer en het perkament van de antieke wetboeken die in de boekenkast stonden. Het bureau van de secretaresse, de deur naar het privékantoor van de rechter, de open deur naar haar eigen kantoor - ze waren allemaal hetzelfde. De vleugel van het herenhuis van Van Horn, verbouwd tot kantoor aan huis toen de rechter had besloten het rechtersambt neer te leggen, was haar even vertrouwd als haar eigen appartement.

Toch was alles in slechts twee korte weken veranderd. Opnieuw keek ze naar de krant in haar hand.

Tijdens een tweede behandeling vandaag in Providence heeft rechter Elizabeth Wilson van de arrondissementsrechtbank het verzoek tot vrijlating tegen borgtocht geweigerd dat was ingediend door de advocaat van voormalig collega Charles Hamlin Arnold in...

Voor de vijfde keer las Sarah het artikel door. Haar blik bleef opnieuw rusten op de foto van rechter Arnold, die in de boeien geslagen het gerechtsgebouw verliet. Ze legde de krant weg en werkte zich door de rest van de stapel heen. Kop na kop verkondigde de vermeende schuld van haar vriend en mentor. Ze legde een andere krant op haar schoot.

jaloezie mogelijk motief voor moord. Ze keek naar de foto waarop ze ten voeten uit stond afgebeeld. De foto was vorig jaar genomen op het Heart Ball. De rechter stond aan haar ene kant en Hal aan de andere.

Nadat ze dat exemplaar opengevouwen op de grond had gelegd, nam ze de kranten door, die netjes in de tijdschriftenbak naast de boekenkast lagen opgestapeld, beginnend met de meest recente. Op de voorpagina van de krant van de afgelopen zondag stond een artikel waarin haar prestaties werden opgesomd. Op die van twee dagen eerder stond een stukje met Hals foto erbij. Snel nam ze het artikel door. De rijke projectontwikkelaar werd geciteerd over zijn moeder, Avery Van Horn, haar lange strijd tegen kanker en haar uiteindelijke nederlaag, nog pas een maand geleden. En tot slot een paar regels over de vermeende moord op zijn beste vriendin door zijn eigen stiefvader, rechter Arnold.

‘Maar ik leef, Hal!’ zei ze hardop, verward de tranen van haar wangen vegend.

Toen vond ze wat ze zocht. De kop van vier augustus luidde: advocate vermist - vermoedelijk vermoord. Ze leunde achterover en las verder: rechter arnold gearresteerd.

Naar men gelooft, is een bekende advocate uit Newport, Sarah Rand, overleden. Rechercheurs van de moordbrigade hebben, naar aanleiding van een tip uit een niet bekend gemaakte bron, vandaag bloed gevonden in het luxeappartement van advocate Rand, die sinds 2 augustus wordt vermist. Rechter Charles Hamlin Arnold is later in zijn woning gearresteerd en zal, volgens de officier van justitie, worden beschuldigd van de moord op zijn collega.

Rand was al een aantal jaren bevriend met de families Arnold en Van Hom. Advocate Rand was een hartsvriendin van Avery Van Hom Arnold, de overleden vrouw van de rechter, en ze had een romantische verbintenis met Mrs. Arnolds zoon, Newports projectontwikkelaar Henry ‘Hal’ Van Hom...

* * *

Tegen de boekenkast geleund las ze het artikel nog een keer door. Vermoord. Vermoedelijk dood. Maar waarom dachten ze dat ze dood was?