Erhalten Sie Zugang zu diesem und mehr als 300000 Büchern ab EUR 5,99 monatlich.
Een man wacht op zijn executie voor een moord die hij niet heeft gepleegd ... Een vrouw keert terug naar een plek van schandaal en dood om haar broer te redden ... De smeulende geheimen van een kleine stad staan op het punt om te ontbranden in een vuur van achterdocht en dodelijke wraak ... Twintig jaar geleden kwamen Léa en Ted Hardy thuis van school en vonden ze hun ouders dood – slachtoffers van zelfmoord. Léa laat het kleine stadje Stonybrook en de pijnlijke herinneringen achter zich. Maar Ted lijkt niet aan het verleden te kunnen ontsnappen. Hij trouwt met de verwende dochter van de vooraanstaande familie van Stonybrook en begint een nieuw leven – totdat hij geheimen ontdekt die leiden tot de dood van zijn vrouw en dochters. En tot beschuldigingen van moord. Nu hij is veroordeeld en de doodstraf boven zijn hoofd hangt, heeft Ted de hoop opgegeven. Dan ontvangt Léa anonieme brieven waarin Teds onschuld wordt bevestigd. Vastbesloten om haar broer te redden, moet ze terugkeren naar een stad waar een sterk verlangen heerst om Ted te zien sterven ... en lang begraven geheimen mee te nemen. In haar wanhoop wendt Léa zich tot Mick Conklin, een man tot wie ze zich sterk aangetrokken voelt, maar die ze niet volledig kan vertrouwen. Ze heeft nu meer dan ooit een bondgenoot nodig. Want de lont is aangestoken en het felle vuur van de waarheid staat op het punt Stonybrook op te blazen. "Jan Coffey ... slaagt er in deze meeslepende romantische thriller in een knappe balans te vinden tussen een schandaal in een kleine stad en seksuele intriges, met een levendige plot en levendige karakters." – Publisher's Weekly RWA RITA© AWARD FINALIST Winnaar van de DAPHNE DU MAURIER AWARD of Excellence FINALIST VOOR DE NATIONALE LEZERSPRIJS
Sie lesen das E-Book in den Legimi-Apps auf:
Seitenzahl: 606
Veröffentlichungsjahr: 2025
Das E-Book (TTS) können Sie hören im Abo „Legimi Premium” in Legimi-Apps auf:
Auteursrecht
Hartelijk dank voor het lezen van dit boek. Als u het leuk vond, beveel het dan aan door een recensie achter te laten of contact op te nemen met de auteurs.
Twee Keer Verbrand (Twice Burned) Auteursrecht © 2010 van Nikoo K. en James A. McGoldrick
Vertaling in het Nederlands door © 2025 door Nikoo K. en James A. McGoldrick
Originele vertaling in het Nederlands door Kees van den Heuvel
Alle rechten voorbehouden. Behalve voor gebruik in een recensie, is het reproduceren of gebruiken van dit werk, geheel of gedeeltelijk, in welke vorm dan ook, door middel van elektronische, mechanische of andere middelen die nu bekend zijn of in de toekomst worden uitgevonden, met inbegrip van xerografie, fotokopieën en opnames, of in enig systeem voor opslag of opvraging van informatie, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever, verboden: Book Duo Creative, Camino El Molino, Dana Point, CA 92624
Contact: https://www.maymcgoldrick.com/
Voor het eerst gepubliceerd als Twice Burned, door MIRA, 2002.
GEEN AI-TRAINING: Zonder op enigerlei wijze de exclusieve auteursrechten van de auteur [en uitgever] te beperken, is elk gebruik van deze publicatie om generatieve kunstmatige intelligentie (AI) te ‘trainen’ voor het genereren van tekst uitdrukkelijk verboden. De auteur behoudt zich alle rechten voor om licenties te verlenen voor het gebruik van dit werk voor generatieve AI-training en de ontwikkeling van machine learning-taalmodellen.
Proloog
Chapter 1
Chapter 2
Chapter 3
Chapter 4
Chapter 5
Chapter 6
Chapter 7
Chapter 8
Chapter 9
Chapter 10
Chapter 11
Chapter 12
Chapter 13
Chapter 14
Chapter 15
Chapter 16
Chapter 17
Chapter 18
Chapter 19
Chapter 20
Chapter 21
Chapter 22
Chapter 23
Chapter 24
Chapter 25
Chapter 26
Chapter 27
Chapter 28
Chapter 29
Chapter 30
Chapter 31
Chapter 32
Chapter 33
Chapter 34
Opmerking van de Auteur
Auteur Biografie
Also by May McGoldrick, Jan Coffey & Nik James
Bucks County, Pennsylvania
Vrijdag 19 maart 2002
In golven die tastbaar waren als de mist, straalde de koude van de rivier uit door de nacht. Ze zette zich vast op de huid, op de schedel, het was een gevoel, een sensatie, een levend wezen... bijna. Algauw zou ze tot de botten doordringen.
Het deed er niet toe waar het zich bevond. De zwarte eindeloze leegte van de zee. Een stil bergmeer. Zelfs een plek die al vanaf de kindertijd bekend was - een rivieroever, de rand van een meer - soms voelde je het gewoon. Het was een vochtige streling over het gezicht, de arm.
Bij daglicht zou je kunnen denken dat op momenten als deze de verhalen waren ontstaan over monsters die uit moerassen en meren en oceanen oprezen om alles te verwoesten en te verslinden wat ze tegenkwamen.
Maar nu, in het donker bij het water, bezorgde de kilte je kippenvel. Het geluid van een nachtvogel werd een omen. De gloed van vuurvliegjes een waarschuwing. De schaduwen van rotsen en bomen levensgevaarlijke dieptes.
Het lage gorgelende geruis van de rivier overstemde het geluid van voetstappen. Beschermd door een maanloze hemel verliet de indringer het pad langs de oever en liep snel naar de bomen. Boven de gestalte ritselden de bladeren in een zuchtje wind, huiverden even, voordat ze door de duisternis naar beneden vielen.
De lucht was koel en zwaar, zich uitstrekkend over de grond als de donkere kronkels van een bewegingloze reuzenslang. De indringer, nu één met het donker, bleef staan, keek over het gazon naar de onverlichte ramen van het huis, en wachtte.
Een sportauto stoof over de weg. De garagedeur ging automatisch open en de chauffeur reed er behendig in. Even later heerste de stilte weer. De schaduw liep geluidloos onder de bomen uit naar het huis.
* * *
‘Help eens met je zusje, Emily.’
Met slaperige ogen keek het vijfjarige meisje naar het profiel van haar moeder in het zwakke licht van de auto, toen dommelde ze weer in. Marilyn Hardy zette de motor uit en drukte op de afstandsbediening om de garagedeur te sluiten. Toen ze zich naar de achterbank omdraaide, zag ze dat beide meisjes alweer sliepen.
‘Emily!’ zei ze bits. ‘Kom, meid. Wakker worden.’
Ze legde haar hand op de knie van haar oudste dochter en schudde hem stevig heen en weer. Het meisje opende haar rode ogen en probeerde scherp te stellen op haar moeders gezicht.
‘We zijn thuis. Hoor je? Thuis. Opschieten.’ Ze deed het portier open en vloekte toen die een nieuwe driewieler raakte en tegen de garagemuur duwde. ‘Verdorie, Emily! Hoe vaak moet ik nog zeggen dat je dat rotding op zijn plaats terug moet zetten?’
Ze griste de koffers van de meisjes van de passagiersstoel en liet ze op de betonnen vloer vallen, voor ze haar handtas pakte. De dunne riem bleef achter de versnellingspook haken. Ongeduldig gaf ze er een ruk aan, waardoor de gesp los schoot en de inhoud op de stoel en de vloer viel.
‘Verdomme!’
Ze gooide de handtas opzij, stapte achterwaarts uit en trok de stoel naar voren. Boos keek ze naar Emily’s knikkebollende hoofd. ‘Ik zei toch dat ik je hulp nodig had?’
Meteen schoot het meisje wakker en maakte de gordel van haar zusje los.
Zonder haar ogen te openen, begon Hanna te huilen en te trappen. Toen haar moeder naar binnen boog om haar uit het autozitje te pakken, draaide het driejarige kind zich van haar weg en jammerde boos.
‘Bewaar die onzin maar voor je vader,’ siste Marilyn. Ze greep het kind ruw vast en trok haar de auto uit.
Hanna jammerde zacht, opende haar ogen en keek over de schouder van haar moeder naar haar oudere zus. Emily pakte de kleine tijger van de achterbank en ging op haar tenen staan om haar zus het speelgoedbeest te geven. Het kleine meisje drukte de pop tegen haar wang, nestelde zich tegen Marilyns nek en sloot haar ogen weer.
Met een luide klap sloeg het portier van de auto dicht. De driewieler werd uit de weg geschopt. Emily liep pal naast haar moeder, terwijl de lampen in de garage automatisch uit gingen en de ruimte in duisternis werd gehuld.
‘En geen tranen meer. Geen gejammer. Ik wil de hele avond niet één woord meer van jullie horen. Begrepen?’
‘Ja, mama,’ fluisterde Emily, die een pand van Marilyns jas vastpakte, toen ze snel naar de deur liepen die naar het huis leidde. Het meisje hield haar ogen gericht op de drie oranje lichtjes van de knoppen waarmee je de garagedeuren kon openen. De deur naar het huis bevond zich daarnaast.
‘En laat het nooit meer gebeuren dat je zo’n toestand maakt. Ik wil niet dat je me ooit - hoor je me? - ooit nog in het openbaar tegenspreekt. Begrepen?’
‘Ja, mama.’ Het beverige stemmetje was amper hoorbaar.
De deur zat niet op slot, zoals gewoonlijk. Het was donker in de brede gang die naar de trap voerde, maar Marilyn nam niet de moeite de lampen aan te doen. Ze schopte alleen haar hoge hakken uit voordat ze de trap op ging.
In de gang op de eerste verdieping liep ze direct naar de slaapkamer van de meisjes. Zonder dat Marilyn erom had gevraagd, glipte Emily voorbij haar moeder en sloeg de sprei en dekens van Hanna’s bed terug. Het jonge meisje sliep al voordat Marilyn haar had neergelegd.
Toen de vrouw rechtop ging staan, klonk de telefoon.
‘Jezus! Wat nou weer?’ Ze stormde de kamer uit, ondertussen een boze blik in Emily’s richting werpend. ‘Trek haar schoenen uit. En kleed je uit.’
Marilyn deed het licht in haar slaapkamer aan en pakte de hoorn op net voordat de voicemail werd ingeschakeld.
‘Ja?’
De stem aan de andere kant was amper meer dan een grom. ‘Luister, Marilyn. Ik weet niet wat voor geintje je uithaalt, maar ik heb voor dit weekend plannen gemaakt met de meiden en ik kom ze nu halen.’
‘Over mijn lijk, Ted,’ beet ze hem toe. Ze kon het verkeer via zijn mobieltje horen. ‘Ik heb je al eerder gezegd dat ik niet wil dat je mijn dochters in de buurt van dat gekke mens brengt.’
‘Mijn tante heeft alzheimer! Ze is niet gek. En als dit een trucje is datje met die nieuwe advocaat van je hebt bedacht om de meiden bij me weg te houden, dan...’
‘Papa?’ Het zachte gefluister van Emily over de lijn. Met een ruk draaide Marilyn haar hoofd naar de deur. Het licht van de slaapkamer viel over het tapijt in de gang. Het meisje hield met beide handen de hoorn tegen haar oor. ‘Papa, kom je ons halen? Alsjeblieft, papa...?’
Woedend beende Marilyn naar haar dochter.
‘Ik kom eraan, liefje.’ Meteen klonk Ted Hardy’s stem zacht en vriendelijk. ‘Niet huilen, schatje. Ik bel vanuit de auto. Ik ben er voordat je het-’
Marilyn griste de hoorn uit de kleine handjes van het meisje en smeet hem op de haak. Angstig keek Emily op, grote tranen parelden over haar wangen. ‘Hij... komt eraan. Ik kan Hanna wel klaar maken. Ik beloof dat ik-’
‘Ik heb je gezegd dat je naar bed moest gaan,’ blafte Marilyn. ‘Nu!’
Heel even glinsterde er iets van verzet in de blauwe ogen die naar haar omhoogkeken. Ze hief haar hand om te slaan, maar Emily snelde de gang door en sloot de deur achter zich.
Met de draadloze telefoon weer tegen haar oor, keek ze boos naar de slaapkamerdeur.
‘Als je het waagt - zei hij. ‘Hoor je me, Marilyn? Als je mijn meiden ook maar met één vinger aanraakt
‘Val dood, Ted.’
Ze verbrak de verbinding en legde de telefoon op de lange tafel in de gang. Toen ze meende in de verte een auto te horen, keerde ze haar rug naar de deur van de kamer waar de meisjes lagen en liep naar beneden.
De hal en de woonkamer waren in duisternis gehuld. Over het dikke tapijt liep ze naar een van de ramen aan de voorkant, en ze keek de straat in. Geen auto te zien. Ze liep naar de voordeur, deed de grendel erop en maakte de ketting vast. Stil bewoog ze door het huis, en even later zat ook de garagedeur op slot.
Onder aan de trap bleef ze even staan luisteren. Het enige geluid was het tikken van de antieke klok in de woonkamer. Tevreden veegde ze haar haar over haar schouder naar achteren en liep door de lange gang naar de keuken.
Ook daar was het donker, maar juist toen ze naar de schakelaar reikte om het licht aan te doen, verstijfde ze. Er bewoog iets achter het kookeiland dat de keuken scheidde van de grote zitkamer. Haar hart bleef bijna stilstaan, toen ze naar de vitrage bij de deur naar het terras keek, die zachtjes deinde.
Toen ze naar het lampje boven het fornuis keek, voelde ze paniek opkomen. Het lampje brandde altijd... maar nu niet. Opnieuw deed een briesje het gordijn weer opbollen. En toen, voor het eerst, voelde ze dat er iemand anders in de ruimte aanwezig was.
Ze knipte het licht aan en draaide zich om.
‘O, ben jij het.’
* * *
‘Ik weet niet hoe het is gebeurd, Lea. Ze zat daar, tv te kijken.’
De stevige vrouw wees naar de versleten fauteuil in de hoek van de kleine woonkamer. De televisie, tussen de boekenkast en de kasten tegen de muur ertegenover, stond nog aan; iemand was bezig miljonair te worden. Lea zette hem uit.
‘Ik was in de keuken,’ ging Clara verder, ontzet en overstuur. ‘Ik was aan de telefoon met Dolores en was bezig met Janices eten. Toen ik het naar de kamer bracht, was ze weg.’
Opnieuw doorzocht Lea de twee slaapkamers, de wandkasten, de kleine badkamer. Ze trok zelfs het douchegordijn opzij en keek in de badkuip. In de gangkast zag ze de wandelschoenen en overjas die haar tante altijd droeg als ze naar buiten ging.
‘Het spijt me zo!’ zei Clara met betraande ogen, toen Lea weer de keuken in kwam. ‘Je had nog zo gezegd dat ik moest oppassen dat ze niet naar buiten ging. Maar ze leek zo goed, vanavond. Ze was blij, praatte aan één stuk over Ted en de meiden die morgen haar verjaardag komen vieren. Ze zei dat Ted kaartjes had voor de wedstrijd van de Phillies... dat jullie met z’n allen
‘Clara, zou je hier kunnen blijven tot ik terug ben?’ Lea griste haar autosleutels en handtas van de stapel boeken die ze zojuist op de keukentafel had gelegd. Het avondeten van haar tante stond nog op het plastic dienblad. ‘Je hebt mijn mobiele nummer, voor het geval tante Janice uit zichzelf terugkomt.’
‘Natuurlijk.’ De vrouw keek naar de keukenklok. ‘Ik kan blijven tot het tijd is mijn zoon wakker te maken. Hij heeft nachtdienst, weet je.’
‘Ja,’ zei Lea, die de keuken uit liep. Clara kwam haar door de kleine flat achterna naar de voordeur.
Impulsief bleef Lea bij een klein tafeltje staan en pakte een van de ingelijste foto’s op. Het was een foto van Janice die met Ted en de kinderen voor de Liberty Bell stond. Snel maakte ze de achterkant van het lijstje los en nam de foto eruit, die ze in haar jas deed.
‘Wil je dat ik de politie bel of zo? Ik weet zeker dat ze hooguit een uurtje weg is, maar je weet maar nooit... in de stad, met al dat tuig op straat tegenwoordig... en die arme Janice op haar pantoffels en in haar kamerjas...’ De oudere vrouw bleef staan en veegde een traan weg.
‘Ik ga eerst eens hier in de flat kijken en daarna in de buurt.’ Lea deed de deur open. ‘Als ik haar niet kan vinden, bel ik de politie zelf wel.’
Lea vertelde Clara niet dat het vorige week alleen maar tijdverspilling was geweest toen ze de politie had gebeld. Alle tijd die ze bezig was geweest om alles over de telefoon uit te leggen en de vele vragen van de dienstdoende wachtofficier te beantwoorden, was verspild geweest. Uiteindelijk had ze Ted gebeld, en die was naar de stad gekomen. Samen hadden ze uren door de straten gereden, tot ze haar hadden gevonden, om twee uur ’s nachts, in een steegje niet ver van hun flat. Toen ze weer voor zich zag hoe bang Janice was geweest, weggedoken achter een afvalcontainer en zacht huilend als een kind, kreeg Lea een brok in haar keel
Ze liep de smalle straat in en besloot haar auto te laten staan. Eerder had ze al besloten Ted niet te bellen. Ze wist hoezeer hij ernaar uitzag dat Emily en Hanna dit weekend zouden komen, en met alles wat hem de komende week te wachten stond, kon hij deze toestand missen als kiespijn.
Terwijl ze langs de rijtjeshuizen liep, kwam een oude bestelwagen de straat in rijden en passeerde haar langzaam. Het boze geblaf van een man, gevolgd door de krassende lach van een vrouw, deed haar schrikken. Met de autosleutels stevig in haar hand liep ze naar het eind van de straat en sloeg de hoek om. Ze tuurde naar elke donkere plek en in elk portiek, terwijl ze naar de plek liep waar ze Janice de vorige keer hadden gevonden.
Ergens sloeg een kerkklok tien uur. Twee straten verder liep ze langs een groepje luidruchtige mannen, die zojuist uit een kroeg waren gekomen. Een van hen maakte een grove opmerking aan haar adres, waar zijn maatjes hard om moesten lachen. Ze liep snel door.
Lea dacht aan de gesprekken die ze met Ted had gevoerd over hun tante. Tweeënhalf jaar geleden, nadat ze met pensioen was gegaan na een leven als lerares, had Janice besloten dat ze wat dichter bij haar enige familieleden wilde wonen: de neef en nicht die ze sinds hun jeugd onder haar hoede had gehad.
Het eerste anderhalf jaar was uitstekend verlopen. Lea werkte als sociaal werkster op een van de openbare scholen van de stad, en Ted en zijn vrouw en kinderen woonden op een uur rijden ten noorden van de stad in Bucks County. Het leven was goed.
Maar toen was het fout gegaan.
Eerst waren er de huwelijksproblemen van Ted en Marilyn en daarna hun scheiding. Toen was er bij Janice alzheimer vastgesteld. Een paar weken later had de gemeente fors in het budget van de school gesneden, waardoor Lea van de ene dag op de andere zonder werk zat.
Bij het oversteken van Broad Street kon ze op het nippertje een auto ontwijken die het blijkbaar niet nodig vond om voor rood te stoppen. Stil bad ze dat ze haar tante op dezelfde plek zou vinden als de vorige week.
Ze had Janice bij zich in huis genomen en was een cursus aan de avondschool begonnen, terwijl ze probeerde met deeltijdbaantjes overdag de touwtjes aan elkaar te knopen. En Ted was wat dichter bij de stad komen wonen. Als Lea naar de avondschool was, kwam hij vaak naar haar flat om voor Janice te zorgen. Maar hij vond dat de buurt, in het armere deel van Zuid-Philadelphia, niet de beste plaats voor Janice was.
Dat was Lea met hem eens. Janice ging hard achteruit. Al snel kon Lea zich de ‘luxe’ van werken én leren niet meer veroorloven. Ze had een volledige baan nodig en een woning waar hun tante niet voortdurend aan allerlei gevaren blootstond zodra ze een voet buiten de deur zette. Janice had een omgeving nodig waar de mensen haar kenden.
Daarom had Lea gemeend dat er niets anders op zat dan terug te gaan naar het stadje in Maryland waar Janice haar hele leven had gewoond en gewerkt, voordat ze naar Philadelphia was verhuisd. Ook al zou dat betekenen dat ze dan verder van Ted vandaan zou wonen. Aan een paar mensen die ze kende in de voorstad van Baltimore, had ze al laten weten dat ze een baan zocht. Enkele telefonische reacties die ze had gehad, waren positief geweest, maar ze wilde geen al te hoge verwachtingen koesteren.
Toen ze bleef staan bij de ingang van het steegje waar ze Janice vorige week hadden gevonden, voelde ze een koude rilling over haar rug lopen. Het was donker in het steegje, alleen bijna bij het einde brandde er een lamp boven een deur. Dit waren vooral achterdeuren van lunchrestaurants en winkels, die op dit uur allemaal gesloten waren. Lea besefte dat het erg optimistisch was om te denken dat haar tante ook nu weer hier zou zijn, maar ze móést gewoon kijken.
Toen ze naar de andere kant van de straat keek, zag ze twee vrouwen zitten op de stenen treden van een portiek halverwege de straat. Een groepje tienerjongens en -meisjes stond wat verderop rond een gettoblaster te luisteren. Lea stak haar hand in haar zak, verruilde de sleutels voor een busje pepperspray en liep de donkere steeg in.
De met graffiti beschilderde afvalcontainers waren allemaal tot de rand toe gevuld. Overal lagen kapotte flessen en lege blikjes. Een kat begluurde haar vanachter een container toen ze voorbijkwam. Lea keek aandachtig, doorzocht elke vierkante centimeter van de steeg. Elke ingang en elke hoop vuilnis. Toen ze bijna bij het eind was, zag ze tot haar grote opluchting een in elkaar gedoken gestalte tegen een bakstenen muur zitten.
‘Janice,’ zei ze. ‘Tante Janice.’
Geen reactie.
Toen Lea dichterbij kwam, trapte ze per ongeluk tegen een lege fles, die met veel kabaal over het trottoir naar de slapende gestalte rolde. Toen de fles hard tegen het wiel van een afvalcontainer botste, veerde de gestalte overeind, keek haar boos aan en wierp haar met rauwe stem een reeks vloeken en verwensingen toe.
‘Sorry,’ mompelde Lea verontschuldigend, en ze liep achteruit weg van de dakloze man. ‘Ik dacht dat u iemand anders was.’
Snel liep ze het steegje uit. Nu voelde ze dat de paniek zich van haar meester begon te maken. Ze keek weer links en rechts de straat in toen ze daar aankwam. De twee vrouwen waren verdwenen. Het gedreun van de muziek vestigde haar aandacht op de jongeren, die nog op dezelfde plek rondhingen. Ze liep naar hen toe. Een paar van hen keerde haar de rug toe toen ze naderbij kwam. Met onverholen vijandigheid namen de meisjes haar op.
Ze nam de foto uit haar zak en vouwde de gezichten van Emily en Hanna weg.
‘Sorry. Zou iemand van jullie me kunnen helpen?’
Een van hen zette het geluid harder. Twee meisjes staken een sigaret op en liepen naar de straathoek.
‘Ik vroeg me af of jullie deze vrouw vanavond hebben gezien.’ Ze hield de foto op en liep naar het midden van het groepje.
Een van de jongens kwam naar haar toe, sloeg een arm om haar schouder en bekeek de foto met overdreven veel interesse. ‘Wat heeft ze gedaan, schat? Is ze er met je vent vandoor?’
Ze gaf hem een fikse por in zijn ribben en duwde zijn arm van zich af. De rest van het groepje lachte luid toen hij kreunde.
‘Luister... ik heb tien dollar.’ Lea stak de foto onder de neus van een paar anderen. ‘Misschien is ze hier voorbij gekomen. Ze is verdwaald en...’
‘Je maakt een grapje, zeker?’ zei iemand grinnikend achter haar rug. ‘Als je nou eens begint met vijftig...’
Een zwarte jongen, die zich zojuist bij het groepje had gevoegd, stapte naar voren en pakte de foto. ‘Laat eens zien.’ Hij liep een paar stappen in de richting van een lantaarnpaal.
‘Ze heeft een ochtendjas met bloemetjes aan,’ zei Lea, hem volgend. ‘Roze pantoffels. Ze is klein. Heel dun. En ze heeft wit haar, in een staart.’
De jongen hield de foto omhoog in het licht.
‘Heb je haar gezien?’ Haar stem moest haar wanhoop hebben verraden, want de jongen keek haar met donkere ogen aan. Hij haalde zijn schouders op.
‘Wat is het je waard?’
‘Ik heb geen vijftig dollar bij me,’ fluisterde Lea. ‘Alleen maar tien. Maar als je me helpt haar te vinden, krijg je morgen de rest.’
‘Ja, vast wel.’ Na een korte aarzeling haalde hij opnieuw zijn schouders op en gebaarde Lea hem te volgen. Dat deed ze, het gehoon en de opmerkingen achter haar rug negerend.
‘Jamal heeft een blank vriendinnetje... ’
‘Ze is net zo oud als je moeder, Jamal...’
‘Ik wou je goede naam niet naar de maan helpen, Jamal,’ probeerde Lea luchtig te doen, ondanks de zorg die vanbinnen aan haar vrat.
‘Is ze je moeder of zo?’ Hij gaf haar de foto terug.
‘Bijna. Ze is mijn tante. Ze heeft me opgevoed.’
‘Wat mankeert haar? Is ze soms gek?’
‘Nee, ze is niet gek. Alleen... soms vergeet ze haar naam... waar ze woont... dan verdwaalt ze.’
‘Alzheimer?’
‘Ja.’
‘Dat heeft mijn oma ook.’
‘O. Dat spijt me.’ Ze aarzelde even toen Jamal een bijzonder guur uitziende straat in liep. Aan de ene kant waren vier of vijf panden door een brand verwoest en aan de andere leken er een paar leeg te staan. Ze keek naar het zestal autowrakken langs het trottoir. ‘Je hebt haar toch wel gezien, of niet?’
‘Ja.’ Aan het eind van de straat bleef hij staan en knikte naar een bushalte aan de overkant. ‘Daar. Toen we er voorbij kwamen lopen, zat ze daar al. Zo’n beetje in zichzelf te praten.’
Lea’s hart maakte een sprongetje toen ze haar tante zag zitten wiegen op een bank, niet ver van de hoek. Haar pantoffels bengelden aan haar dunne voeten. Haar gezicht had een verwilderde uitdrukking, terwijl ze zoekend van links naar rechts de straat in keek. Lea begon over te steken maar draaide zich toen met een ruk om.
‘Sorry, ik was het bijna vergeten.’ Ze wilde haar portemonnee pakken.
‘Laat maar.’ De jongen haalde zijn schouders weer op en wuifde. ‘Let de volgende keer maar wat beter op haar.’
Voordat Lea kon aandringen of hem kon uitleggen hoe het zat, had de jongen zich omgedraaid. Toen ze de straat overstak, had ze een bittere smaak in haar mond. Ze deed echt haar best... en tante Janice werd niet verwaarloosd.
De vrouw zag haar niet eens aankomen, maar toen Lea naast haar kwam zitten, lichtten Janices ogen op.
‘Mooi dat je er bent. De bus kan elk moment komen.’ Ze keek weer gespannen over straat.
‘Waar neem je me mee naartoe, tante?’ Lea keek opzij en zag inderdaad een bus naderen.
‘We gaan Ted ophalen. Die wacht op ons.’ Janice pakte Lea’s hand en stond op toen de bus bij de halte tot stilstand kwam. ‘Kom.’
‘Maar hij komt zelf al naar huis. We hoeven hem niet te gaan halen.’ Toen de chauffeur de deur opende, schudde Lea haar hoofd naar hem. Voorzichtig sloeg ze een arm om Janices schouder en voerde haar mee. ‘Ted en de meisjes komen morgen op bezoek.’
‘Wie?’
‘De meisjes. Je weet wel... Hanna en Emily.’
De oude vrouw keek bezorgd naar de vertrekkende bus. ‘Ted weet het vast niet te vinden.’
‘Jawel hoor, tante. Maak je maar niet druk. Ted verdwaalt nooit. Hij zal er morgen zijn.’ Lea haakte haar arm in die van Janice en begon langzaam in de richting van haar huis te lopen. ‘Laten we het eens over morgen hebben. Wist je dat ik dol ben op verjaardagen?’
‘Wiens verjaardag?’
‘De mijne!’
Janice lachte hartelijk, en Lea werd overspeeld door emoties. Ze hield van deze vrouw.
‘Wiens verjaardag?’ vroeg ze nogmaals met een brede grijns.
‘De jouwe!’ Lea klopte op haar hand. ‘Maar niet stiekem de cadeaus openmaken. Die zijn voor morgen.’
Ondanks de poging tot humor was het pijnlijk duidelijk dat verjaardagen tot die dingen behoorden die Janice zich niet meer kon herinneren.
Ze namen de tijd voor hun wandeling naar huis. Hoe meer ze praatten, hoe minder verward en argwanend Janice leek te worden. Tegen de tijd dat ze bij de stenen trap van hun flat waren aangekomen, was ze rustig en redelijk helder.
Clara stond hen op te wachten toen ze boven aan de trap waren. De tv stond weer aan. ‘Je hebt deze arme meid vreselijk laten schrikken, Janice. Je moet echt niet
Lea schudde haar hoofd naar Clara. Nadat ze haar tante in haar favoriete stoel had gezet, liep ze met Clara naar buiten. ‘Dat heeft geen zin. Ze weet echt niet meer wat ze heeft gedaan of waar ze is geweest of zelfs waarom.’
‘Misschien moet ik het niet zeggen, liefje, maar je zou erover moeten denken om haar in een verzorgingshuis op te laten nemen. Als ze zo blijft weglopen, kunnen jij en je broer de zorg straks niet meer aan. En dan kun je ook niet meer van iemand van mijn leeftijd verwachten dat die haar de hele tijd in het oog houdt.’
‘Janice had een slechte avond. Dat is alles. Ze is niet de hele tijd zo. Bedankt dat je bent gebleven, Clara.’
‘Graag gedaan, Lea. Maar je zou echt moeten overwegen -’
‘Dat weet ik. Ik zal erover denken,’ zei ze, met moeite de bittere toon in haar stem onderdrukkend. ‘Goedenacht, Clara.’ Ze sloot de deur achter haar.
Janice stond bij haar stoel, haar ogen leken vastgeplakt aan het scherm.
‘Ted komt niet,’ zei ze.
‘Natuurlijk wel, tante.’ Lea deed de deur op slot en liep naar de keuken. Beschermingsdrang gonsde door haar lichaam. Ze was echt niet van plan om Janice naar een of andere instelling te sturen, waar ze misschien wel werd genegeerd of verwaarloosd. Hoe ernstig haar ziekte ook werd, Lea wist dat ze er als familie een oplossing voor zouden vinden. Ze konden hetzelfde doen als toen Janice ineens met de zorg voor Lea en Ted was opgezadeld.
‘Lea!’
‘Ga maar even zitten, dan pak ik wat te eten voor ons,’ riep ze. Ze gooide het koude eten op het dienblad weg en opende de koelkast.
‘Ted komt niet,’ riep de oude vrouw, wat luider ditmaal. Er klonk iets van paniek door in haar stem.
‘Je hebt gelijk. Vanavond niet. Maar hij en de meiden zijn er morgen bij het ontbijt.’ Ze pakte een plastic bak met soep en zette die in de magnetron.
‘Komt niet... komt niet...’
De treurige zang van de oude vrouw lokte Lea de keuken uit naar de woonkamer. Er biggelden tranen over Janices wangen. Ze beefde helemaal.
‘Kom maar, tante.’ Lea ging met haar op de bank zitten en nam haar als een kind in haar armen. Ze kende deze plotselinge stemmingswisselingen heel goed en wist dat die bij de ziekte hoorden. ‘We gaan nu samen lekker eten, en voor je het weet, is het ochtend en...’
‘Komt niet...’
De weerspiegeling van de televisie in de glazen deur van de kast trok Lea’s aandacht. Ze zag iets bekends. Ze draaide zich om naar het scherm. Een verslaggeefster stond in een donkere straat met brandweerwagens en politieauto’s. Daarachter waren de resten van een afgebrand huis zichtbaar. De vrouw vatte het nieuws samen.
‘… wat we weten. Een drievoudige moord hier in de vredige slaapstad Stonybrook, Bucks County.’
Lea voelde dat haar spieren zich spanden.
‘Het lichaam van de drieëndertigjarige Marilyn Foley Hardy werd in de keuken aangetroffen. Zojuist hebben we vernomen dat de deels verbrande lichamen van de twee meisjes boven zijn gevonden.’
Tante Janice keek weer naar het beeldscherm. Lea kon geen lucht krijgen.
‘Volgens de eerste berichten is de moeder doodgestoken voordat het huis in brand is gestoken...’
Als bevroren zat Lea op de bank. Ze kon geen woord uitbrengen. Er kroop een verwrongen geluid uit haar keel omhoog, maar nog steeds kon ze geen lucht krijgen. Ze was als verdoofd, het enige wat ze kon, was naar de tv staren.
‘De ex-man van de vrouw, Ted Hardy, is een uur geleden op de plaats van het misdrijf gearresteerd. Hij blijft in voorlopige hechtenis...’
Snikkend keek haar tante haar aan. ‘Ik zei toch dat Ted niet komt.’
Twee jaar later
Half gebogen over de closetpot leunde Lea tegen de metalen wand van het toilet en probeerde haar maag tot kalmte te manen. Haar zenuwen waren een puinhoop. Haar maag was, zoals altijd, de eerste die het begaf.
Ze trok weer door en sloop de grijze cabine uit. Ze boog over de oude grijze porseleinen wasbak van het damestoilet van het gerechtsgebouw heen, draaide de kraan ver open, spoelde haar mond en gooide handenvol water in haar gezicht. Het koude water koelde de koortsig brandende huid nauwelijks af.
Links van haar ging de deur open, en meteen trok Lea een paar papieren handdoekjes uit de dispenser. Terwijl de hakken van de nieuwkomer naar een van de toiletcabines klakten, drukte ze de handdoekjes tegen haar gezicht. Pas toen het slot van de deur dichtklikte, wierp Lea een snelle blik in de spiegel naar haar eigen gezicht. Ze zag er vreselijk uit.
Het enige wat nog over was van de weinige make-up die ze die ochtend had opgedaan, waren een paar zwarte vegen onder de opgezwollen openingen die ooit haar ogen waren geweest. Haar neus was rood en haar lippen kleurloos. Haar huid was vlekkerig.
Toen ze het toilet hoorde doorspoelen, zocht ze snel in haar handtas naar haar zonnebril. Een jonge vrouw kwam het toilet uit en staarde haar schaamteloos aan terwijl ze naar de andere wasbak liep.
Lea zette de zonnebril op en wierp een laatste blik op de geplaagde vreemdeling die ze was geworden. Ze maande zichzelf tot kalmte, waarna ze de ruimte uit liep om het onvermijdelijke onder ogen te zien.
Ze voelde haar knieën knikken, toen ze de bijna volle rechtszaal in liep. De klok aan de muur gaf één minuut voor vier aan. Zich concentrerend op haar eigen stoel, probeerde ze geen acht te slaan op het duidelijke gesis dat haar verschijning in de zaal had teweeggebracht. Marilyns moeder, Stephanie Slater, zei iets hardop, maar Lea nam niet de moeite naar de vrouw te kijken. Al weken geleden had ze besloten niet meer te reageren op de vele verwijten en nauw verholen dreigementen van de vrouw.
Even later kwamen de openbare aanklager en zijn drie assistenten de rechtszaal binnen. Teds advocaat, David Browning, arriveerde om 16.06 uur. Zoals gewoonlijk droeg Browning een wit shirt, dat zijn perfecte huid benadrukte. Vandaag had hij een antracietgrijs pak aan. Lea meende dat ze dit nog niet eerder had gezien. Zijn vriendelijke knikje negeerde ze.
Vorige week had ze zijn laatste nota ontvangen. Browning was junior partner van een fatsoenlijk advocatenbureau in Philadelphia, maar ze vroeg zich onwillekeurig af hoeveel van zijn prachtige bruine huidskleur en zijn perfect gemanicuurde nagels waren betaald met het onmetelijk hoge bedrag dat zij hem verschuldigd was. En dan was er nog die eindeloze reeks pakken van Armani - elk in een andere, maar o zo conservatieve kleur, voor elke dag van de week een ander pak.
Lea liet haar hoofd naar voren vallen, wetend dat ze alleen maar een excuus zocht om te ontploffen. David Browning was een akelig gemakkelijk doelwit.
Toen een deur in de wand rechts van haar openzwaaide, voelde ze de koude klauwen van de angst in haar lichaam slaan. Ze zag de twee bewakers haar broer naar binnen leiden. Wat was hij afgevallen! Ze keek naar zijn geplaagde gezicht, naar de grijsblonde stoppelbaard die zijn ooit zo knappe gezicht bedekte. Hij was pas vijfendertig, maar hij leek wel vijfenvijftig... of zelfs ouder. Ooit hadden zijn ogen een levendige glans gehad, maar nu was het licht gedoofd. De hoop was verdwenen.
Ook hij leek wel een vreemde.
Ted Hardy zat niet te wachten op twaalf juryleden die over zijn straf moesten beslissen. Al lang geleden had hij alle hoop laten varen. Op het moment dat ze hem voor het eerst na zijn arrestatie had gezien, twee jaar geleden, had ze geweten dat hij had opgegeven te vechten.
Er brandden tranen in haar ogen, maar ze knipperde ze weg. Zonder naar haar te kijken nam Ted plaats aan de tafel van de aangeklaagde. Ze wist wel waarom. Hij wilde die laatste band - de laatste reddingslijn in zijn leven - afkappen, en ze voelde zich eenzamer en meer verlaten dan ooit.
Er was geen sprake van geweest dat Ted de begrafenis van hun tante, vorige week, had kunnen bijwonen. Zelfs als hij er toestemming voor had gekregen, zou hij toch niet zijn gegaan. Tijdens het toespraakje dat Lea had gehouden voor de kleine groep mensen die afscheid kwamen nemen van Janice, had ze naar de gezichten gekeken van alle oude vrienden van haar tante. Ze hadden haar allemaal willen steunen, maar haar enige gedachte was geweest dat dit het absolute dieptepunt van haar leven moest zijn en dat het toch draaglijk was.
Tot dit moment.
Toen de rechtszaak zijn beloop nam, had Lea nauwelijks oog voor haar omgeving, die ze inmiddels zo goed kende dat ze die zelfs in haar dromen zag. Haar aandacht werd pas getrokken toen de rechter vroeg om het oordeel van de jury.
Het werd doodstil in de rechtszaal. Lea hield haar blik gericht op het achterhoofd van haar broer, haar vuisten lagen gebald in haar schoot.
‘Wil de juryvoorzitter opstaan?’
Lea keek naar jurylid nummer 8, een oudere zakenman in een donkerblauw pak, die van zijn stoel kwam. Ze nam de zonnebril af en keek aandachtig naar het gezicht van de man. Er was niets wat verried wat hij zou gaan zeggen. Niets.
‘Is de jury het eens over een oordeel en de eventuele straf?’
‘Ja, edelachtbare.’ Ze voelde een siddering bij de kalmte van dat antwoord.
‘Zijn alle juryleden het met elkaar eens?’
‘Ja.’
Lea besefte dat ze met één schoen op de vloer zat te tikken. Ze legde een hand op haar been om zichzelf weer onder controle te krijgen.
‘Nu u de aangeklaagde, Theodore John Hardy, schuldig hebt bevonden aan moord met voorbedachten rade op Mari- lyn Foley Hardy, moord met voorbedachten rade op Emily Hardy en moord met voorbedachten rade op Hanna Hardy, wat is uw oordeel omtrent de straf?’
Lea hield haar adem in.
‘De doodstraf.’
Ergens achter haar slaakte iemand een zucht. Ze meende dat ze Stephanie aan de andere kant van de rechtszaal hoorde huilen. Achter haar klonk luid geroezemoes. Ze hoorde wat voetstappen die snel de zaal verlieten. Verslaggevers. Omdat ze tranen in haar ogen voelde prikken, haalde ze de zonnebril weer tevoorschijn. Er vormde zich een brok in haar keel zo groot als een vuist.
‘Dank u. U kunt gaan zitten,’ zei de gerechtsbode over het vele lawaai heen, terwijl de rechter met haar hamer probeerde de orde te herstellen en om stilte vroeg.
‘We willen graag een hoofdelijke stemming van de jury, edelachtbare.’ Het verzoek van David Browning werd met een knikje begroet. Lea zat te wachten op een reactie van haar broer. Niets.
Op bevel van de rechter wendde de gerechtsbode zich weer tot de jury. ‘Als uw naam en jurynummer wordt afgeroepen, wilt u dan gaan staan en met duidelijke stem uw oordeel kenbaar maken.’
Lea voelde dat de brok in haar keel al het leven uit haar lichaam perste. De bode somde steeds opnieuw de misdaden op voor elk jurylid. Eén voor één gingen de acht mannen en vier vrouwen staan en herhaalden dat ene woord voor de mensen in deze ruimte.
En voor Ted, die niets leek te horen.
Doodstraf... Doodstraf... Doodstraf...
Ze wilde zich de misdaden niet herinneren. Het brak haar hart als ze zich de frisse, leuke gezichtjes van Emily en Hanna voorstelde. Zo jong en vol leven. Maar Ted kon zoiets onmogelijk hebben gedaan. Hij zou nooit het huis in brand hebben gestoken als hij wist dat zijn eigen dochters boven lagen te slapen.
Doodstraf.
Zo moeilijk als Marilyn ook was, ooit had hij genoeg van haar gehouden om met haar te trouwen. Ze hadden kinderen gekregen. Plannen gemaakt voor een leven met elkaar. Hij zou haar nooit hebben neergestoken eh vermoord.
Doodstraf.
‘Edelachtbare, de juryleden zijn gehoord…’ De stem van de bode was luid en duidelijk, maar Lea kreeg het allemaal niet meer mee.
Hij kon het niet hebben gedaan.
Haar hele lichaam beefde. Ze had het gevoel alsof er een kogel door haar lijf was gescheurd. Uit een gapende wond in haar ziel bloedde ze hevig emoties en herinneringen, die ze juist uit alle macht wilde onderdrukken.
In haar geest herhaalde de tijd zich. De herinnering aan een andere moord drong zich op en blokkeerde de huidige, verschroeide haar inwendig met een ondraaglijke hitte. Lea was elf geweest en Ted vijftien, toen ze op een dag thuis waren gekomen en hen hadden gevonden. Ze zag het nu nog net zo helder voor zich als destijds, alsof ze op dit moment vóór haar op de keukenvloer lagen. Het bloed. Haar eigen geschokte schreeuw. Ze herinnerde zich ook Teds ontzette gezicht - zijn absolute stilte terwijl hij naar de dode lichamen van hun ouders keek.
De politie van Stonybrook had later verklaard dat het een moord-zelfmoord was. John Hardy zou zijn vrouw zevenentwintig keer hebben gestoken, waarna hij zijn revolver uit de bureaula in zijn studeerkamer had gepakt, in de keuken was gaan zitten en zich door het hoofd had geschoten.
Zonder te aarzelen had Janice Hardy, het enige overgebleven familielid van Ted en Lea, de verantwoordelijkheid voor de kinderen op zich genomen. Ze had hen meegenomen naar het kleine stadje in Maryland waar ze woonde en lesgaf, vastbesloten om de nachtmerrie die de twee kinderen hadden beleefd te verjagen. Maar iedereen wist - sociaal werkers én artsen - dat Ted en Lea de rest van hun leven een pijnlijk geestelijk litteken met zich mee zouden dragen.
De stem van de rechter drong tot haar door. ‘Dames en heren van de jury, volgens de wet ben ik niet bevoegd om op enige wijze commentaar te geven op uw oordeel. En zo hoort het ook...’
Lea probeerde zich te concentreren op de zwarte mantel van de rechter. Op wat er nu gebeurde. Ondanks het oordeel, ondanks de link die Browning zelf had gelegd tussen deze moord en die op hun ouders, kon ze niet geloven dat Ted zijn eigen gezin zou vermoorden.
Ze keek naar haar broer, die roerloos voor zich uit zat te staren.
Haar aandacht ging terug naar de rechtszaal. De juryleden waren vertrokken. De rechter sprak nu rechtstreeks tegen Ted.
‘...en deze rechtbank wil u erop wijzen dat u automatisch een hoger beroep hebt bij het Hooggerechtshof van Pennsylvania.’
Met monotone stem las de rechter de tekst voor die uitleg gaf over het automatische hoger beroep. Lea had al alles gelezen wat er te lezen viel over deze fase. Dit was niet het einde. Dat zou ze niet toelaten.
‘Maar voordat dat beroep kan worden gehoord, moeten binnen tien dagen vanaf nu enkele verzoeken worden ingediend en behandeld.’
Lea staarde naar David Browning. Hun advocaat. Hij leek zich te vervelen. Ze vroeg zich af of hij eigenlijk wel luisterde. In elk geval schreef hij niets op. Het tweetal jonge assistenten naast hem scheen nauwelijks nog aandacht te hebben. Toen, terwijl ze naar hun rug staarde, sloeg een van hen met een klap zijn koffer dicht, alsof hij klaar was om naar de deur te rennen.
Een vlaag van woede verwarmde haar gezicht. Halverwege de rechtszaak had Lea beseft dat Browning niet veel meer was dan een pratend hoofd. Maar ze had weinig keus gehad en weinig tijd om iets te veranderen, omdat Ted elke vorm van medewerking weigerde en Janice ernstig ziek was. De laatste druppel was het totaal niet overtuigende pleidooi dat de advocaat had gehouden toen er over de straf moest worden beschikt.
Ted zat naast de advocaten en bleef wezenloos voor zich uit staren, terwijl de rechter in detail aangaf wat er moest gebeuren, inclusief datum, tijd en plaats voor het indienen van moties. Nog steeds raakte Brownings pen het aantekenblok dat voor hem op tafel lag niet.
Ze zou iemand anders nemen. Ze ging hun oude huis in Stonybrook verkopen en met dat geld zou ze iemand in de arm nemen die er wél werk van maakte.
‘Ondertussen beveelt het hof dat Mr. Hardy aan een psychiatrisch onderzoek wordt onderworpen. Verder nog iets, raadsheren?’
Iedereen was zo kalm. Zo zakelijk. Voor hen was het gewoon een werkdag. Gewoon weer een persoon die ter dood werd veroordeeld. Geen vragen. Geen opmerkingen. Niets.
Ze balde haar vuisten, wilde iets naar Browning gooien.
Zeg iets!
‘Goed. De zitting is verdaagd.’
Nog steeds droeg Ted dat levenloze masker, toen twee ge- rechtsagenten naar hem toe kwamen om hem weg te geleiden.
‘Ted!’ Ineens boog Lea naar voren en riep zijn naam. Hij verstijfde een ogenblik, maar gaf geen blijk dat hij haar had gehoord. Hij stond op en keerde haar zijn rug toe.
De advocaat zei iets tegen hem, waarop de veroordeelde kort zijn hoofd schudde. Dat was de enige reactie die Lea de afgelopen dagen van haar broer had gezien. Browning boog naar voren, drong blijkbaar aan, en nu draaide Ted zich met een ruk om.
‘Je hebt mijn antwoord. Laat het verder rusten.’
De bitterheid in zijn stem deed Lea ineenkrimpen. Ze kon haar ogen niet van hem losweken toen hij de zaal uit werd geleid. Hij hielp niet bij zijn eigen verdediging. David Browning had haar herhaaldelijk verteld dat haar broer op geen enkele manier meewerkte. Ze wist dat Ted zich had verzet tegen het psychiatrisch onderzoek dat meteen na zijn arrestatie was verricht.
‘Miss Hardy?’
Lea draaide zich om toen iemand haar schouder aanraakte. Vragend keek ze naar de gerechtsagente die achter haar stond. Ze kende de vrouw. Die had al vaker op wacht gestaan bij de zaaldeur.
‘U hebt iets laten vallen toe u binnenkwam.’
Lea keek naar de witte envelop die de vrouw ophield. De zaal was bijna leeg. Ze kon zich niet herinneren dat ze een witte envelop bij zich had, maar toch nam ze hem aan.
‘Dank u.’ Ze keek om en zag dat Browning met de openbare aanklager stond te praten, een aantrekkelijke roodharige vrouw. Haar eigen assistenten waren onmiddellijk na de uitspraak vertrokken. Lea moest Browning spreken voordat hij weg was, maar hij leek geen haast te hebben.
Ze keek naar de gesloten envelop in haar hand. Haar naam en het zaalnummer waren erop getypt. Nieuwsgierig scheurde ze het omslag open en haalde het gevouwen vel papier eruit. Al snel had ze gelezen wat er stond. Meteen draaide ze zich om om de zaal achter zich af te zoeken. Met uitzondering van de gerechtsagente die terugliep naar haar plaats bij de deur was de ruimte echter leeg. Opnieuw keek ze naar het papier in haar hand en las de tekst.
Ted is onschuldig. Ik weet wie de dader is.
‘Maar dit is alwéér zo’n brief!’
‘Dat zie ik. Is hij naar je hotel gestuurd?’
‘Nee. Hij lag voor de rechtszaal. Vandaag.’
‘Het spijt me, Lea.’ Browning keek haar van opzij even aan, terwijl ze de trap af liepen. ‘Het is een zieke grap. Volgens mij kun je deze brief beter aan de politie overhandigen.’
‘Ik overhandig helemaal niets,’ zei ze afgemeten. ‘Sterker nog, ik wil alles terug wat ik ze heb gegeven.’
‘Dat zou geen goede indruk maken.’
‘Voor wie niet, David?’
‘Luister, er zijn verzoeken die we moeten indienen. Stappen die we moeten zetten.’
‘En als we dat niet doen?’ beet ze terug. ‘Over wie gaat het nou nog? Heb je de handdoek al in de ring gegooid?’
‘Niemand schiet er iets mee op als je zo onaardig doet.’
‘Zal ik eens onaardig doen?’ Ze greep de mouw van de advocaat en trok er hard aan, zodat hij werd gedwongen te blijven staan. ‘Ik ben jou en die smerissen en die waardeloze assistenten van je meer dan beu! Het maakt je niets uit of Ted blijft leven of niet. Waarom heb je deze zaak eigenlijk aanvaard, als het je geen zier kan schelen, David? Ben je niet bang dat je baan op de tocht komt te staan als je bazen zien wat voor waardeloos stuk vreten je in de rechtszaal bent geweest?’
‘Lea... Ik weet dat je overstuur bent.’ Browning slaakte een diepe zucht en keek even om zich heen, voordat hij haar aankeek. ‘Luister, ik weet dat je het moeilijk hebt gehad. Het spijt me enorm van je tante. En ik wilde vorige week ook naar de begrafenis komen, maar -’
‘Dit gaat niet over sociale verplichtingen, verdomme! Mijn broer is daarbinnen tot de dood veroordeeld. Begrijp je dat? Dood. Een dodelijke injectie. Het einde. Je bent zijn advocaat, nota bene. Je wordt geacht aan zijn zijde te staan.’
‘Ik sta ook-’
‘Waarom doe je dan niets om hem te helpen? Ik heb niet één dag gezien dat je je had voorbereid. Je zat er maar te zitten en deed helemaal niets, terwijl de aanklager met zijn getuigen kwam. En daarna heb je hem over je heen laten walsen. Waarom heb je niets gedaan met alles wat ik je over Ted als mens heb verteld? Hij is niet het monster dat de aanklager van hem heeft willen maken. Hij was een liefdevolle vader en een goede echtgenoot. Marilyn was degene die de kriebels kreeg. Zij was degene die wilde scheiden. Uitgerekend jij, zijn advocaat, zat daar maar op je stoel en deed alsof dit een hopeloze zaak was.’
‘Dat is niet waar.’
David schudde zijn hoofd. Om, zoals altijd, een aanvaring met haar uit de weg te gaan, begon hij de trap verder af te lopen. Zonder emoties, zonder hartstocht, zonder integriteit. Het had twee jaar geduurd, maar nu had ze hem toch in de smiezen.
‘Weetje...’ begon ze, terwijl ze hem achternakwam, ‘...ik denk dat je zelfs niks zou doen als iemand naar voren kwam en toegaf dat hij Marilyn had doodgestoken en het huis in brand had gestoken. Dat zou je alleen maar lastig vinden. Je hebt je uren volgemaakt. Je vindt dat je alles nu achter je kunt laten en door kunt gaan.’
‘Dat is heel oneerlijk.’ Hij keek haar even aan. ‘Maar hoe groot schat je die kans in? Dat iemand zoiets zal bekennen, zeker nu de zaak al zo ver gevorderd is?’
‘Hier is je kans. Hier, in mijn hand,’ zei ze koppig. Ze waren onder aan de trap gekomen. ‘Deze brief is onze kans. En er zijn er nog minstens tien meer, die waarschijnlijk allemaal ergens in een la van jouw bevriende rechercheurs liggen.’
Een paar hoofden draaiden hun kant op. Lea herkende een ervan als de verslaggever die haar de afgelopen maanden had achtervolgd om een interview met haar los te krijgen. Toen de man op hen af kwam lopen, pakte David haar bij de arm en trok haar een kantoor op de begane grond in.
Hij sloot de deur voordat de journalist bij hen was en keek naar de lege bureaus in de kamer. De klok aan de muur gaf aan dat het bijna zes uur was.
‘Nou moet je eens heel goed luisteren, Lea,’ begon hij. ‘Ik weet dat je heel geëmotioneerd bent.’ Toen ze haar mond opende om te protesteren, hief hij zijn hand op. ‘En je hebt daar ook alle reden toe, na alles wat je de afgelopen maanden hebt doorgemaakt. De afgelopen jaren zelfs. Maar voordat je naar buiten stormt en op zoek gaat naar die eikel, die briefschrijver die volgens jou alles recht zal zetten, is er iets dringen- ders dat je aandacht vraagt. Iets wat je broer zou kunnen helpen.’
Zijn kalme, eentonige stem was genoeg om haar uit haar vel te doen springen. Ze kon hem beledigen zoveel ze wilde en nog bleef die man de rust zelve. Maar omdat ze heel goed besefte dat David Browning op dit moment Teds enige advocaat was, slikte ze haar woede in.
‘Hoezo dringend? Wat kan er nou dringender zijn dan de doodstraf?’
De man veegde een pluisje van zijn mouw. Toen keek hij op zijn horloge. ‘Ik wilde je dit eigenlijk pas zeggen als ik echt niet anders meer kon. Tot ik de kans had gehad om weer met Ted te praten.’
Ze ging pal voor de advocaat staan en dwong hem haar aan te kijken. ‘Waar heb je het over, David?’
‘Ted weigert in beroep te gaan. Hij heeft me gezegd dat ik namens hem niets mag indienen. Hij wil ook geen bezoek meer van de Amerikaanse Mensenrechtenbeweging of Amnesty International of wie er verder ook maar actief is in de strijd tegen de doodstraf. Hij wist... Hij was heel zeker van de uitspraak van vandaag. Op geen enkele manier heeft hij me geholpen. En nu wil hij de zaak niet nog eens vijf of tien jaar rekken. Hij ziet niet af van zijn recht om in beroep te gaan, maar hij zegt dat hij niet meer mee wil werken aan het circus.’ David legde een hand op haar schouder. ‘Dat waren zijn eigen woorden. Hij wil de handtekening van de gouverneur onder het doodvonnis. Je broer wil sterven.’
Lea had het gevoel dat de muren op haar af kwamen. ‘Dat komt door zijn depressie. Hij is nooit over de moord heen gekomen. Zijn zelfmoordpoging vorig jaar zegt meer dan genoeg. Hij heeft hulp nodig. Zoals hij er nu aan toe is, kan hij geen besluiten nemen over zijn toekomst.’
‘Jawel, dat kan hij wel. In de ogen van de rechter was hij in staat om terecht te staan en ook om zo’n beslissing te nemen. En ik kan hem niet eeuwig tegenhouden. In zaken als deze, met zoveel aandacht in de media, kunnen advocaten worden geroyeerd om wat ze doen of juist laten. Maar dat zal hier niet gebeuren.’
Lea leunde tegen een bureau, te zeer van streek om iets te zeggen. Ondertussen borrelden wel duizend argumenten in haar hoofd op.
Hij verzachtte zijn toon. ‘Luister, Lea. Ik heb geleerd dat je in dit vak nooit moet opgeven. Ik wil morgen weer met Ted gaan praten over het hoger beroep. Ik vind dat jij het er ook met hem over moet hebben. Jij bent het enige familielid dat hij nog heeft. Doe een beroep op zijn geweten. Op zijn schuldgevoel dat hij jou in de steek Iaat. Smeek hem op je blote knieën, als dat moet. Ik denk dat jij de enige bent die hem van gedachte kan doen veranderen. Zijn leven rust in jouw handen.’
Ze duwde zijn hand van haar schouder en rechtte haar rug. ‘Maak je maar niet druk. Ik ga echt wel met Ted praten. We geven niet op.’
‘Acht hotdogs, twee zakjes chips, twee popcorn..."
‘We moeten meer hotdogs hebben, Hardy.’
Ted zwaaide half naar zijn vriend, die bij de souvenirwinkel naast het eetkraampje stond, en draaide zich toen weer naar de verkoopster.
‘Kunt u daar nog twee hotdogs bij doen?’ Hij gaf haar het geld.
‘Ted? Ted Hardy?’
Bij de vederlichte aanraking op zijn schouder draaide hij zich om naar de stem en keek in het vaag bekende en ontzettend mooie gezicht van de vrouw die achter hem in de rij stond. Hij — en met hem elke man in een straal van twintig meter - had haar gezien toen ze op het kraampje afwas komen lopen, ze was gekleed in een korte, witte omslagjurk, en er was niet veel fantasie voor nodig om te zien dat ze er niets onder droeg. Niet echt gepaste kleding voor een honkbalwedstrijd.
Nu hij haar voor het eerst aankeek, pijnigde hij zijn hersens.
‘Ik ben het. Marilyn!’ Een stralende lach. ‘Marilyn Foley. Zeg niet datje me vergeten bent!’
‘O, natuurlijk. We zaten samen op school in Stonybrook,’ zei hij snel. Zelfs na al die jaren voelde hij zijn oren gloeien. Hoe had hij haar kunnen vergeten? De enige dochter van de rijkste familie van de stad. Als puber had hij twee jaar naar haar gesmacht voordat ze eindelijk instemde meteen afspraakje. En daar was het ook bij gebleven. De vijftienjarige Ted had zich die avond compleet belachelijk gemaakt. Zij was heel ervaren geweest, hij heel onhandig en al te gretig. Het was een totale ramp geworden.
‘Uw bestelling, meneer?’
Ted draaide zich om en pakte een dienblad.
‘Hulp nodig?’ Zonder op een antwoord te wachten, kwam ze naar hem toe om hem te helpen.
‘Dank je. Ben je hier alleen?’
‘Nee, ik ben hier met een vriend en zijn dochtertje. Ze moeten hier ergens zijn.’ Knikkend naar de tribune rond het speelveld, glimlachte ze. ‘Hij is zo’n type dat almaar bezig is de band met zijn dochter te versterken. Eerlijk gezegd word ik er een beetje moe van. Heb jij kinderen?’
‘Jazeker. Tien.’ Haar geschokte blik was onbetaalbaar. Hij kon een lachje niet onderdrukken. ‘Maar alleen vandaag. Ik heb samen met een vriend van me een groepje kinderen uit de stad onder mijn hoede.’
‘O, een soort liefdadigheid.’
‘Nee, het is meer begeleiding.’ Hij zette zijn blad met eten op een plastic tafel en zwaaide naar het groepje luidruchtige kinderen dat langzaam zijn richting op kwam. ‘Het is een geweldig stel. Straks gaan we pizza eten. Als je wilt, zijn jij en je vriend en zijn dochter van harte welkom.’
‘Te veel mensen,’ zei ze hoofdschuddend terwijl ze hem haar dienblad gaf. ‘Woon je hier in de buurt?’
‘Ja. In het centrum.’
‘Heb je een visitekaartje?’
Hij stak een hand in zijn broekzak en zag tot zijn verbazing dat Marilyns ogen de beweging van zijn hand volgden toen hij een kaartje tevoorschijn haalde. Ze keek ernaar.
‘Medicijnen. Indrukwekkend. Trouwens, er zijn wel wat meer dingen aan jou die ik... indrukwekkend vind.’
De opmerking en de lichaamstaal die ermee gepaard ging, waren duidelijk seksueel getint.
Ze nam een pen uit haar handtas. ‘Wat is je privénummer?’
Toen Ted haar zijn nummer gaf, draaide ze het kaartje om en hield het tegen zijn borst om het op te schrijven. Haar geur vulde zijn hoofd.
‘Ik bel je wel,’ zei ze uitdagend. ‘Dan kun je me een keer mee uit nemen.’
Hij kon alleen maar knikken. En het enige waaraan hij kon denken, toen ze wegliep, was wat voor kleren ze aan zou hebben... of juist niet... tijdens hun afspraakje.
Hij kon bijna niet wachten om erachter te komen.
Lea liep vóór Browning de kantoorruimte uit. De verslaggever was verdwenen, net als bijna iedereen.
‘Wil je een lift naar het hotel?’
‘Nee, dank je,’ antwoordde ze kortaf toen ze naast elkaar naar buiten liepen. Het was bijna onmogelijk om beleefd tegen hem te zijn. Teds leven lag in haar handen. Haar handen. Niet in die van Browning of van de mensen met wie hij zijn plichtmatige rechtbankshowtje had opgevoerd.
‘Ik bel je nog.’
‘Doe dat.’ Zodra ze buiten waren, draaide ze zich van hem weg. Een gevoel alsof ze bezeten was, overviel haar. Het was een strijd tegen de klok.
Boos op de wereld en op zichzelf omdat ze niet eerder actie had ondernomen, liep ze naar het kleine hotel waar ze tijdens de rechtszaak haar intrek had genomen.
Toen ze op haar kamer kwam, had ze een boodschap op haar voicemail. Die ochtend had ze, voor ze was vertrokken, geprobeerd contact op te nemen met de makelaar die hun huis in Stonybrook moest verkopen. Uit de heldere zakelijke stem van de makelaar, een vrouw, kon Lea niet opmaken of ze goed nieuws had of niet. Ze zei alleen maar dat ze nog laat aan het werk was en vroeg of Lea haar wilde bellen.
Hun huis - het huis waarin hun ouders zo lang geleden waren vermoord - was het enige wat ze nog bezaten. In de jaren na het drama was het via een plaatselijk agent verhuurd, waar door ze een bescheiden maar regelmatig inkomen hadden. Lea had geen reden gezien het huis te houden, maar Ted had erop gestaan. Hoewel ze het sentiment van haar broer niet had gedeeld, had ze hem toch zijn zin gegeven.
Met het verstrijken der jaren had ze steeds minder aan het huis gedacht. Het kon haar niet schelen wat ermee gebeurde, en ze was er nooit meer heen gegaan.
Maar nu kon het haar wel schelen, want al haar plannen zouden afhangen van de hoeveelheid geld die ze ervoor zou krijgen. Of het nu ging om een nieuwe advocaat voor Ted, het voldoen van Brownings nog openstaande nota of zelfs het inschakelen van een privédetective om te achterhalen wie haar die brieven stuurde, ze moest er het huis voor verkopen.
De woning stond al anderhalf jaar leeg. De laatste huurders hadden er een zwijnenstal van gemaakt, maar zodra duidelijk was dat Lea het geld nodig had voor Teds verdediging, had ze het in de verkoop gedaan. De makelaar had haar verteld dat het pand een ‘perfecte opknapper’ was, maar dat betekende nog niet dat het huis snel was verkocht. Sterker nog, ze had niet één bod binnengekregen.
Lea draaide het nummer van de makelaar. De vrouw was naar een afspraak, deelde een secretaresse haar mee. Daarom liet Lea een boodschap achter met de vraag of de makelaar haar weer terug wilde bellen.
Toen ze zich stond om te kleden, zond de lokale televisie een nieuwsflits uit over de uitspraak in Teds zaak, met de aankondiging dat er na de reclame een uitgebreid verslag zou volgen. Wetend dat ze daar nu niet tegen zou kunnen, zette ze het toestel uit.
Ze hing haar kleren op, zich afvragend wat de makelaar haar te vertellen zou kunnen hebben. De laatste keer dat ze met haar had gesproken, was alweer twee maanden geleden. Toen had Lea opnieuw ingestemd met het voorstel om te zakken met de prijs.
Ze liet de post die vanuit Maryland was doorgestuurd op bed vallen en pakte haar aantekenblok en de grote envelop die de makelaar naar het hotel had gestuurd op. Met een zucht ging ze op bed liggen. Ze had nog geen kans gezien alle spullen door te nemen.
Voordat ze de grote envelop opende, keek ze naar het aantekenblok en de krabbels die ze op het bovenste vel had gemaakt. Haar budget... was die naam nauwelijks waard. Het kleine inkomen van haar baan was gebaseerd op een tienmaandelijks contract dat synchroon liep met het schooljaar. Ze zou pas over twee maanden weer salaris krijgen, als ze weer aan het werk ging.
