Hol van de duivel - Anna Zaires - E-Book

Hol van de duivel E-Book

Anna Zaires

0,0
6,99 €

oder
-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

Inwonende bijlesdocent voor vierjarige gezocht. Moet bereid zijn om naar een afgelegen landgoed in de bergen te verhuizen. $ 3K/week contant.

Ik ben op de vlucht voor meedogenloze moordenaars en ik heb nog maar tien dollar in mijn portemonnee en een halve tank benzine in mijn oude auto zitten als ik de advertentie zie. De baan klinkt als het antwoord op mijn gebeden, maar er zit een addertje onder het gras.

De vader van het kind is de mooiste, gevaarlijkste man die ik ooit heb ontmoet.

Donker verleidelijk en stinkend rijk, is Nikolai Molotov een prikkelend mysterie, een dodelijk verleidelijke tegenstelling. Gekneusde knokkels en maatpakken, tedere genegenheid en vieze beloften - mijn nieuwe werkgever trekt me als een magneet aan, zelfs als mijn instinct tegen me schreeuwt om weg te rennen.

Ik had er acht op moeten slaan... want ik ben niet de enige met geheimen.

Mijn veilige haven is misschien wel het Hol van de duivel en als hij me eenmaal heeft opgeëist, dan zal het te laat zijn om te vluchten.

Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:

EPUB
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Hol van de duivel

Molotov obsessie: boek 1

Anna Zaires

♠ Mozaika Publications ♠

Contents

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

Hoofdstuk 10

Hoofdstuk 11

Hoofdstuk 12

Hoofdstuk 13

Hoofdstuk 14

Hoofdstuk 15

Hoofdstuk 16

Hoofdstuk 17

Hoofdstuk 18

Hoofdstuk 19

Hoofdstuk 20

Hoofdstuk 21

Hoofdstuk 22

Hoofdstuk 23

Hoofdstuk 24

Hoofdstuk 25

Hoofdstuk 26

Hoofdstuk 27

Hoofdstuk 28

Hoofdstuk 29

Hoofdstuk 30

Hoofdstuk 31

Hoofdstuk 32

Hoofdstuk 33

Hoofdstuk 34

Hoofdstuk 35

Hoofdstuk 36

Hoofdstuk 37

Hoofdstuk 38

Hoofdstuk 39

Hoofdstuk 40

Hoofdstuk 41

Hoofdstuk 42

Hoofdstuk 43

Hoofdstuk 44

Hoofdstuk 45

Hoofdstuk 46

Hoofdstuk 47

Hoofdstuk 48

Hoofdstuk 49

Hoofdstuk 50

Hoofdstuk 51

Hoofdstuk 52

Hoofdstuk 53

Fragment uit Mijn Kwelling

Fragment uit Moeilijke code

Over de auteur

Dit boek is een fictief werk. Alle namen, personages, plaatsen en incidenten komen voort uit de verbeelding van de auteur or worden fictief gebruikt. Iedere gelijkenis met bestaande personen, levend of dood, bedrijven, gebeurtenissen of plaatsen berust volledig en uitsluitend op toeval.

Copyright © 2021 Anna Zaires

www.annazaires.com/book-series/nederlands/

Alle rechten voorbehouden.

Buiten gebruik voor een recensie mag geen enkel deel van dit boek zonder toestemming worden vermenigvuldigd, gescand of verspreid, in geprint of elektronisch formaat.

Uitgegeven door Mozaika Publications, onderdeel van Mozaika LLC.

www.mozaikallc.com

Ontwerp cover: The Book Brander

www.thebookbrander.com

Fotografie van The Cover Lab

Vertaling: Missy Veerhuis

ISBN: 978-1-63142-733-6

Print ISBN-13: 978-1-63142-734-3

1

Chloe

De uitlaat van een auto geeft een knal en de etalageruit aan mijn linkerkant explodeert en verspreidt in een grote straal glassplinters.

Ik verstijf, zo verbijsterd dat ik nauwelijks het glas in mijn blote arm voel snijden. Dan bereiken de kreten me.

“Er is geschoten! Bel het alarmnummer,” roept iemand op straat en adrenaline stroomt door mijn aderen terwijl mijn hersenen de verbinding tussen het geluid en de explosie van glas maken.

Er is iemand aan het schieten.

Op mij.

Ze hebben me gevonden.

Mijn voeten reageren eerder dan de rest van mij en stuwen me in een sprong, net als er weer een scherpe knal! mijn oren bereikt en de kassa in de winkel in splinters uit elkaar laat exploderen.

Dezelfde kassa die ik een seconde geleden met mijn lichaam blokkeerde.

Ik proef doodsangst. Het is koperachtig, zoals bloed. Misschien is het bloed. Misschien ben ik neergeschoten en ga ik dood. Maar nee, ik ben aan het rennen. Mijn hartslag buldert in mijn oren, mijn longen pompen voor alles wat ze waard zijn terwijl ik het blok af sprint. Ik kan mijn benen voelen branden, dus ik leef.

Voor nu.

Aangezien ze me hebben gevonden. Alweer.

Ik maak een scherpe bocht naar rechts, sprint door een smalle zijstraat en over mijn schouder vang ik een glimp op van twee mannen die zich een half blok achter me bevinden en die op volle snelheid achter me aan rennen.

Mijn longen schreeuwen al om lucht, mijn benen dreigen het op te geven, maar ik geef nog een wanhopige stoot snelheid en ren een steegje in voordat ze de hoek om zijn. Een hek van anderhalve meter hoog met een ketting scheidt de steeg in tweeën, maar ik klim er in een paar seconden op en eroverheen, terwijl adrenaline me de behendigheid en kracht van een atleet geeft.

De achterkant van het steegje komt op een andere straat uit en een snik van opluchting komt uit mijn keel als ik me realiseer dat ik voor het sollicitatiegesprek hier mijn auto heb geparkeerd.

Rennen, Chloe. Je kunt het.

Wanhopig naar lucht zuigend, sprint ik de straat af, de weg afspeurend naar een versleten Toyota Corolla.

Waar staat hij?

Waar heb ik die verdomde auto gelaten?

Stond hij achter de blauwe pick-up of achter de witte?

Laat hem er alsjeblieft zijn. Laat hem er alsjeblieft zijn.

Eindelijk zie ik hem, half achter een wit busje verscholen. Ik rommel in mijn zak, haal de sleutels eruit en met hevig bevende handen druk ik op de knop om de auto te ontgrendelen.

Ik zit er al in en steek de sleutel in het contact als ik mijn achtervolgers een blok achter me uit de steeg zie komen, elk met een wapen in de hand.

Vijf uur later tril ik nog steeds als ik een tankstation binnenrijd, het eerste dat ik op deze kronkelende bergweg heb gezien.

Dat was op het nippertje geweest, dat scheelde veel te weinig.

Ze worden brutaler, wanhopiger.

Ze hebben midden op de verdomde straat op me geschoten.

Mijn benen voelen als rubber aan als ik uit de auto stap en mijn lege waterfles vasthoudt. Ik heb een toilet, water, eten en benzine nodig, in die volgorde - en in het ideale geval een nieuw voertuig, omdat ze misschien het kenteken van mijn Toyota hebben gezien. Dat wil zeggen, ervan uitgaande dat ze het nog niet hadden.

Ik heb geen idee hoe ze me in Boise, Idaho hebben gevonden, maar het kan via mijn auto zijn geweest.

Het probleem is dat het weinige dat ik over het ontwijken van criminelen weet die vastbesloten zijn om te moorden, uit boeken en films komt, en ik heb geen idee wat mijn achtervolgers echt kunnen volgen. Voor de zekerheid gebruik ik echter geen van mijn creditcards en heb ik mijn telefoon de eerste dag al gedumpt.

Een ander probleem is dat ik precies tweeëndertig dollar en vierentwintig cent in mijn portemonnee heb. De functie als serveerster waar ik vanmorgen in Boise het sollicitatiegesprek voor had, zou mijn redding zijn geweest, aangezien de café-eigenaar ervoor openstond om me zwart contant te betalen, maar ze hadden me al gevonden voordat ik een enkele dienst heb kunnen doen.

Een paar centimeter naar rechts en de kogel zou door mijn hoofd in plaats van door die etalageruit zijn gegaan.

Een plas met bloed op de keukenvloer... Roze badjas op witte tegels… Glazige, nietsziende blik...

Mijn hartslag schiet omhoog en mijn beven wordt heviger, mijn knieën dreigen onder me te bezwijken. Leunend op de motorkap van mijn auto, haal ik huiverend adem, in een poging om het waanzinnige gedreun van mijn hartslag te vertragen terwijl ik de herinneringen diep naar binnen duw, waar ze mijn keel niet als in een bankschroef samen kunnen persen.

Ik kan niet denken aan wat er is gebeurd. Als ik dat doe, dan stort ik in en zullen zij winnen.

Ze zouden alsnog kunnen winnen, omdat ik geen geld heb en geen idee heb wat ik aan het doen ben.

Eén ding tegelijk, Chloe. De ene voet voor de andere.

Mams stem komt bij me boven, kalm en vast, en ik dwing mezelf om recht te gaan staan bij de auto vandaan. Wat dan nog dat mijn situatie van wanhopig naar kritiek is veranderd?

Ik leef nog en dat wil ik ook graag zo houden.

Ik heb een paar uur geleden alle glasscherven uit mijn arm gehaald, maar het T-shirt dat ik eromheen heb gewikkeld om het bloeden te stoppen ziet er vreemd uit, dus pak ik mijn hoodie uit de kofferbak en doe de capuchon op om mijn gezicht voor alle beveiligingscamera’s te verbergen die zich mogelijk in het tankstation bevinden. Ik weet niet of de mensen die achter me aanzitten toegang tot die beelden zouden kunnen krijgen, maar het is beter om het niet te riskeren.

Opnieuw, ervan uitgaande dat ze mijn auto niet al volgen.

Focus, Chloe. Stap voor stap.

Ik adem rustig in, loop de kleine supermarkt binnen die zich in het tankstation bevindt en met een kleine zwaai naar de oudere vrouw achter de kassa, ga ik direct naar de toiletten achterin. Zodra aan mijn meest dringende behoeften is voldaan, was ik mijn handen en gezicht, vul ik mijn waterfles met water uit de kraan en haal ik mijn portemonnee tevoorschijn om de biljetten te tellen, voor het geval dat.

Nee, ik heb het niet verkeerd ingeschat of een verdwaald twintigje gemist. Tweeëndertig dollar en vierentwintig cent is al het geld dat ik nog heb.

Het gezicht in de spiegel van het toilet is dat van een vreemdeling, gespannen en dun, met donkere kringen onder overdreven grote bruine ogen. Ik heb vanaf dat ik op de vlucht ben niet meer normaal gegeten of geslapen, en dat is te zien. Ik zie er ouder uit dan mijn drieëntwintig jaar, ik ben de afgelopen maand tien jaar ouder geworden.

Ik onderdruk de nutteloze aanval van zelfmedelijden en concentreer me op het praktische. Stap één: bepaal hoe ik het geld dat ik heb ga besteden.

De grootste prioriteit is benzine voor de auto. Hij heeft minder dan een kwart tank, en het is niet te zeggen wanneer ik in dit gebied een ander benzinestation zal vinden. Als ik hem helemaal vol tank, dan ben ik minstens dertig dollar kwijt, zodat ik nog maar een paar dollar over heb voor eten om de knagende leegte in mijn maag te vullen.

Wat nog belangrijker is, de volgende keer dat ik zonder benzine zit, heb ik een probleem.

Ik loop het toilet uit, loop naar de kassa en zeg tegen de oudere caissière om me voor twintig dollar benzine te geven. Ik pak ook een hotdog en een banaan en verslindt de hotdog terwijl ze langzaam het wisselgeld telt. De banaan stop ik in de voorzak van mijn hoodie voor het ontbijt van morgen.

“Alsjeblieft, lieverd,” zegt de caissière met een schorre stem, terwijl ze me het wisselgeld samen met een bonnetje overhandigt. Met een warme glimlach voegt ze eraan toe, “Fijne dag vandaag.”

Tot mijn schrik knijpt mijn keel zich dicht en tranen prikken achter mijn ogen; de simpele vriendelijkheid wordt me teveel. “Bedankt. U ook,” zeg ik met verstikte stem en terwijl ik het kleingeld in mijn portemonnee stop, haast ik me naar de uitgang voordat ik de vrouw kan alarmeren door in tranen uit te barsten.

Ik ben bijna de deur uit als een lokale krant mijn aandacht trekt. Het ligt in een bak met het label ‘GRATIS’, dus ik pak het voordat ik naar mijn auto ga.

Terwijl de tank zich vult, krijg ik mijn weerbarstige emoties onder controle en vouw de krant open, rechtstreeks op het gedeelte achterin met advertenties. De kans is klein, maar misschien is iemand hier in de buurt wel naar iemand op zoek om in te huren om ramen te lappen of heggen te snoeien.

Zelfs vijftig dollar kan mijn overlevingskansen vergroten.

In het begin zie ik niets in de trant van wat ik zoek en sta ik op het punt om de krant teleurgesteld op te vouwen wanneer een vermelding onder aan de pagina mijn aandacht trekt:

Inwonende bijlesdocent voor vierjarige gezocht. Moet goed opgeleid zijn, goed met kinderen om kunnen gaan en bereid zijn om naar een afgelegen berglandgoed te verhuizen. $ 3K/week contant. E-mail om te solliciteren cv naar [email protected].

Drieduizend per week in contanten? Wat de fuck?

Ik kan mijn ogen niet geloven en lees de advertentie nog een keer.

Nee, alle woorden zijn nog steeds hetzelfde, wat krankzinnig is. Drieduizend per week voor een bijlesdocent? In contanten?

Het is een hoax, dat kan niet anders.

Met een bonzend hart rond ik het tanken af en stap in de auto. Mijn hoofd gaat alle kanten op. Ik ben de perfecte kandidaat voor deze functie. Ik ben niet alleen net afgestudeerd met als hoofdvak Onderwijskunde, maar ik heb op de middelbare school en op de universiteit op kinderen gepast en bijles gegeven. En naar een afgelegen berglandgoed verhuizen? Meld mij maar aan! Hoe verder weg, hoe beter.

Het is alsof de advertentie speciaal voor mij is gemaakt.

Wacht eens even. Zou dit een val kunnen zijn?

Nee, dat is echt paranoïde denken. Sinds de close call van vanmorgen rijd ik doelloos rond met als enig doel zoveel mogelijk afstand tussen mezelf en Boise te creëren, terwijl ik van de grote wegen en snelwegen uit de buurt blijf om verkeerscamera’s te ontwijken. Mijn achtervolgers zouden een glazen bol moeten hebben om te raden dat ik in dit afgelegen gebied zou belanden, laat staan dat ik deze plaatselijke krant op zou pakken. De enige manier waarop dit een val zou kunnen zijn, is als ze soortgelijke advertenties in alle kranten in het hele land zouden hebben geplaatst, evenals op alle grote vacaturesites, en zelfs dan voelt het te vergezocht aan.

Nee, het is onwaarschijnlijk dat dit een valstrik is die speciaal voor mij is opgezet, maar het kan toch iets sinisters zijn.

Ik aarzel even, stap dan uit de auto en ga terug naar de winkel.

“Neem me niet kwalijk, mevrouw,” zeg ik, terwijl ik naar de oudere caissière toe loop. “Woont u in dit gebied?”

“Jazeker, lieverd.” Een glimlach verheldert haar gerimpelde gezicht. “In Elkwood Creek geboren en getogen.”

“Geweldig. In dat geval” - ik vouw de krant open en leg hem op de toonbank – “weet u hier misschien iets van?” Ik wijs naar de advertentie.

Ze haalt een leesbril tevoorschijn en tuurt naar de kleine tekst. Huh. “Drieduizend dollar per week voor een bijlesdocent - moeten nog rijker zijn dan ze zeggen.”

Mijn pols versnelt zich van opwinding. “Weet u wie deze advertentie heeft geplaatst?”

Ze kijkt op, met tranende ogen knipperend achter de dikke glazen van haar bril. “Nou, ik weet het niet zeker, lieverd, maar het gerucht gaat dat een rijke Rus het oude Jamieson-landgoed ver in de bergen heeft gekocht en daar een gloednieuw pand heeft gebouwd. Heeft hier en daar lokale jongens voor wat willekeurige klussen aangenomen, altijd contant betalend. Niemand heeft echter iets over een kind gezegd, dus misschien is hij het niet - maar ik kan niemand anders in deze omgeving met dat soort geld bedenken, laat staan iets dat in de buurt van een landgoed komt.”

Allemachtig. Dit kan echt zijn. Een rijke buitenlander - dat zou zowel het te hoge salaris als het contante karakter ervan verklaren. De man - of waarschijnlijker het stel, aangezien er een kind in het spel is - weet misschien niet wat de gangbare tarieven voor docenten hier zijn of het kan hem niets schelen. Als je rijk genoeg bent, dan betekenen een paar duizend misschien niet meer dan een paar centen. Maar voor mij kan een weekloon het verschil tussen leven en dood betekenen en als ik een maand lang zoveel geld zou verdienen, dan zou ik een andere tweedehandsauto kunnen kopen - en misschien zelfs wat valse papieren, zodat ik het land kan verlaten en voorgoed kan verdwijnen.

Het beste van alles is dat als het landgoed afgelegen genoeg ligt, het een tijdje kan duren voordat mijn achtervolgers me daar zullen vinden - als ze dat ooit zou lukken. Met een contant salaris zou er geen papieren spoor zijn, niets om me met het Russische stel in verband te brengen.

Deze baan zou het antwoord op al mijn gebeden kunnen zijn... tenminste, als ik hem krijg.

“Is er hier ergens in de buurt een openbare bibliotheek?” vraag ik, in een poging om mijn opwinding te temperen. Ik wil niet te hoopvol worden. Zelfs als mijn cv het beste zou zijn dat ze krijgen, dan kan het wervingsproces weken of maanden duren en het is niet veilig om hier zo lang te blijven.

Als ze me in Boise kunnen vinden, dan zullen ze me hier ook vinden.

Het is slechts een kwestie van tijd.

De caissière straalt naar me. “Jazeker, lieverd. Rijd zo’n vijftien kilometer naar het noorden en als je de eerste gebouwen ziet, ga je linksaf, rijd vervolgens langs twee kruispunten en dan is het aan je linkerhand, direct naast het politiebureau.”

“Geweldig, dank u. Heeft u een pen voor me?” Als ze hem aan mij overhandigt, noteer ik de aanwijzingen op de voorkant van de krant.

Geen smartphone met GPS hebben is klote.

“Een fijne dag verder,” zeg ik tegen de oudere dame en als ik deze keer naar buiten ga, voel ik een duidelijke veerkracht in mijn stap.

De kleine bibliotheek sluit om vijf uur ‘s middags, dus ik stel op een van de openbare computers snel mijn cv en begeleidende brief op en e-mail beide naar het adres dat in de advertentie stond. In plaats van een telefoonnummer en e-mailadres heb ik alleen mijn e-mailadres op de cv gezet, hopelijk is dat voldoende.

Tegen de tijd dat ik klaar ben, sluit de bibliotheek, dus stap ik weer in mijn auto en rijd het stadje uit, willekeurig smalle, bochtige wegen inslaand totdat ik vind wat ik zoek.

Een open plek in het bos waar ik mijn Toyota achter de bomen uit het zicht van voorbijrijdende personen kan parkeren.

Nu de auto veilig is neergezet, open ik de kofferbak en haal nog een trui uit de koffer die ik gelukkig bij me had toen mijn leven instortte. Ik rol de trui op, strek me uit op de achterbank, leg het geïmproviseerde kussen onder mijn hoofd en sluit mijn ogen.

Mijn laatste gedachte voordat de slaap me overvalt, is de hoop dat ik lang genoeg in leven blijf om iets over de baan te horen.

2

Nikolai

Een klop op de deur leidt me af van de e-mail die ik aan het lezen ben, en ik kijk op van mijn laptop terwijl Alina de deur opent en gracieus mijn kantoor binnenstapt.

“We hebben vanavond een veelbelovende sollicitatie gekregen,” zegt ze, terwijl ze naar mijn bureau toeloopt. “Hier, kijk eens.” Ze geeft me een dikke map.

Ik open het. Een foto van een rijbewijs van een opvallende jonge vrouw staart me vanaf de voorpagina aan. Haar bruine ogen zijn zo groot dat ze haar kleine, ruitvormige gezicht domineren, en zelfs op de korrelige afdruk lijkt haar gebronsde huid te gloeien, alsof ze van binnenuit door een onzichtbare kaars wordt verlicht. Maar het is haar mond die mijn aandacht trekt. Klein maar perfect gevuld, is het een mix tussen een Cupidoboogpruillip van een pop en iets dat je bij een pornoster zou kunnen vinden.

Ze lacht niet op deze foto. Haar uitdrukking is plechtig, haar haar is naar achteren in een strakke paardenstaart of een knotje getrokken. Op de volgende pagina staat echter een foto van haar waar ze lacht, haar hoofd achterover en haar gezicht omlijst door goudbruine golven die achter haar slanke schouders verdwijnen. Ze is mooi op deze foto, en zo stralend dat ik voel dat iets in mij gevaarlijk stil en rustig wordt, zelfs terwijl mijn hartslag zich met een primaire mannelijke reactie versnelt.

Ik onderdruk de bizarre reactie, sla de pagina om en lees de informatie op het rijbewijs.

Chloe Emmons is drieëntwintig jaar oud, één meter tachtig en woont in Boston, Massachusetts, wat betekent dat ze ver van huis is.

“Hoe heeft ze van deze functie gehoord?” vraag ik terwijl ik naar Alina kijk. “Ik dacht dat we de advertentie alleen in de lokale kranten hadden geplaatst.”

Ze schuift de afdrukken met de foto’s opzij en tikt met een glanzende rode nagel op de pagina eronder. “Lees de begeleidende brief.”

Ik richt mijn aandacht op de pagina. Het lijkt erop dat Chloe Emmons na haar afstuderen een rondreis is gaan maken en toevallig Elkwood Creek passeerde toen ze onze advertentie zag en besloot om voor de functie te solliciteren. De begeleidende brief is goed geschreven en netjes opgemaakt, net als het cv dat volgt. Ik begrijp waarom Alina het veelbelovend vond. Hoewel het meisje net haar bachelor in onderwijskunde aan Middlebury College heeft behaald, heeft ze meer stageplaatsen in het onderwijs en oppaswerk gehad dan de vorige drie kandidaten samen.

Konstantins verslag over haar is het volgende. Zoals gewoonlijk heeft hij zijn team diep in haar social media, straf- en DMV-gegevens, financiële overzichten, schoolafschriften en medische dossiers laten graven en in al het andere over haar leven dat ooit is geautomatiseerd. Het is veel om te lezen, dus ik kijk op naar Alina. “Niets verdachts?”

Ze aarzelt. “Misschien. Haar moeder is een maand geleden overleden - schijnbare zelfmoord. Sindsdien is Chloe in feite onvindbaar: geen berichten op social media, geen creditcardtransacties, geen telefoontjes met haar mobiel.”

“Dus ze heeft ofwel moeite om ermee om te gaan of er is iets anders aan de hand.”

Alina knikt. “Mijn gok is op de eerste, haar moeder was de enige familie die ze had.”

Ik sluit de map en duw hem weg. “Dat verklaart niet het gebrek aan creditcardtransacties. Hier klopt iets niet. Maar zelfs als het is wat je denkt, een emotioneel gestoorde vrouw is het laatste wat we nodig hebben.”

Een humorloze glimlach raakt Alina’s jadegroene ogen. “Weet je dat zeker, Kolya? Omdat ik het gevoel heb dat ze er wel eens tussen zou kunnen passen.”

En voordat ik kan antwoorden, draait mijn zus zich om en loopt naar buiten.

Ik weet niet waarom ik de map een uur later weer oppak - morbide nieuwsgierigheid, hoogstwaarschijnlijk. Door de dikke stapel papieren bladerend vind ik het politierapport over de zelfmoord van de moeder. Blijkbaar werd Marianna Emmons, serveerster, veertig jaar oud, met haar polsen doorgesneden op haar keukenvloer gevonden. Een van de buren heeft het bij de politie gemeld. De dochter, Chloe, was nergens te vinden - en ze is nooit op komen dagen om het lichaam te identificeren of te begraven.

Interessant. Zou de mooie kleine Chloe haar moeder vermoord kunnen hebben? Is ze daarom op haar ‘rondreis’ waarbij ze onvindbaar is?

Volgens het politierapport was er geen verdenking van een misdrijf. Marianna had een voorgeschiedenis van depressies en ze had al eens eerder geprobeerd om zelfmoord te plegen, toen ze zestien was. Maar ik weet hoe gemakkelijk het is om de plek van een moord te ensceneren, als je tenminste weet wat je doet.

Het enige dat nodig is, is een beetje vooruitziendheid en vaardigheid.

Het is een gok, natuurlijk, maar ik ben niet gekomen waar ik ben door het beste van mensen aan te nemen. Zelfs als Chloe Emmons niet schuldig is aan de moord op haar moeder, dan is ze wel ergens schuldig aan. Mijn instinct zegt me dat er meer achter haar verhaal zit en mijn instinct heeft het zelden mis.

Het meisje gaat problemen geven. Dat weet ik zonder enige twijfel.

Toch weerhoudt iets me ervan om de map te sluiten. Ik lees het rapport van Konstantin in zijn geheel door en blader vervolgens door de screenshots van haar social media. Verrassend genoeg zijn het niet veel selfies. Voor een meisje dat zo mooi is, lijkt Chloe niet al te gefocust op haar uiterlijk te zijn. In plaats daarvan bestaat het merendeel van haar berichten uit video’s van babydieren en foto’s van schilderachtige plekjes, samen met links naar blogposts en artikelen over de ontwikkeling van kinderen en optimale lesmethoden.

Zonder dat politierapport en dat ze al maandenlang onvindbaar is, lijkt Chloe Emmons precies te zijn wat ze beweert: een kersverse student met een passie voor lesgeven.

Ik blader terug naar het begin van de map, bestudeer de foto van haar terwijl ze lacht en probeer te begrijpen wat het is dat me aan het meisje intrigeert. Haar mooie gezicht, dat zeker, maar dat is er maar een deel van. Ik heb vrouwen gezien - en geneukt - die op een klassieke manier veel mooier zijn dan zij. Zelfs die pornopop-mond is in het grote geheel van dingen niets bijzonders, hoewel geen enkele man die bij zijn volle verstand is de kans voorbij zou laten gaan om die volle, zachte lippen om zijn pik gewikkeld te voelen.

Nee, het is iets anders dat die magnetische aantrekkingskracht op me uitoefent, iets dat met de uitstraling van haar glimlach te maken heeft. Het is alsof je op een winterdag een zonnestraal ziet die door de wolken breekt. Ik wil het aanraken, zijn warmte voelen... hem vastleggen, zodat ik het voor mezelf kan hebben.

Mijn lichaam verhardt bij de gedachte, donkere, pornografische beelden glijden door mijn geest. Een betere man - een betere vader - zou die map meteen sluiten, al was het maar vanwege de verleiding die het oplevert, maar ik ben die man niet.

Ik ben een Molotov en we hebben nog nooit zoiets prozaïsch als het juiste gedaan.

Ik trommel met mijn vingers op mijn bureau en kom tot een besluit.

Chloe Emmons heeft misschien te veel problemen om bij mijn zoon in de buurt te laten komen, maar ik wil haar toch ontmoeten.

Ik wil die zonnestraal op mijn huid voelen.

3

Chloe

Het drie meter hoge metalen hek schuift uit elkaar terwijl ik naar boven rijd, de motor van mijn Toyota klaagt tegen de steile helling van de onverharde weg die de berg op naar het landgoed leidt. Ik grijp het stuur stevig vast en rijdt door het open hek, en mijn nervositeit wordt met de seconde erger.

Ik kan nog steeds niet geloven dat ik hier ben. Ik was er bijna zeker van dat ik niets in mijn inbox zou hebben toen ik vanmorgen naar de bibliotheek ging. Het was veel te snel om een reactie te verwachten. Maar voor het geval dat wilde ik mijn e-mail checken en dan een paar uur online gaan om naar andere baantjes binnen een halve tank rijafstand te zoeken. Maar de e-mail was er al toen ik inlogde. De mail was gisteren om tien uur ‘s avonds binnengekomen.

Ze willen me interviewen.

Vandaag om 12.00 uur.

Mijn handpalmen zijn glibberig van het zweet, dus ik veeg eerst mijn ene hand en daarna de andere aan mijn spijkerbroek af. Ik heb niets dat op een outfit lijkt die geschikt is voor een sollicitatiegesprek, dus ik draag mijn enige schone spijkerbroek en een effen T-shirt met lange mouwen - ik heb de mouwen nodig om de schrammen en korstjes van de glasscherven op mijn arm te bedekken. Hopelijk zullen mijn potentiële werkgevers me de vrijetijdskleding niet kwalijk nemen. Ik heb tenslotte een sollicitatiegesprek voor de positie van bijlesdocent in de middle of nowhere.

Laat me alsjeblieft de baan krijgen. Laat me alsjeblieft de baan krijgen.

De strakke metalen poort waar ik zojuist doorheen ben gereden, maakt deel uit van een metalen muur van dezelfde hoogte die zich aan weerszijden van de weg tot in het ruige bergbos uitstrekt. Ik vraag me af of dat betekent dat de muur rond het hele landgoed loopt. Het is moeilijk om je voor te stellen - volgens de bibliothecaris die me aanwijzingen heeft gegeven, bestaat het terrein uit meer dan duizend hectare wild bergachtig terrein - maar ik heb niet kunnen zien waar de muur eindigde, dus het is mogelijk. En aangezien de poort bij mijn nadering vanzelf openging, moeten er ook camera’s aanwezig zijn - wat, hoewel enigszins alarmerend, ook geruststellend is.

Ik heb geen idee waarom deze mensen zoveel beveiliging nodig hebben, maar als ik deze baan krijg, dan ben ik op hun terrein ook veilig.

De kronkelige onverharde weg waar ik op rij, lijkt eeuwig te duren, maar uiteindelijk, na ongeveer anderhalve kilometer, begint het bos aan de zijkanten dunner te worden en wordt het terrein vlakker. Ik moet de top van de berg naderen.

En inderdaad, als ik de volgende bocht omga, komt het strakke herenhuis van twee verdiepingen in zicht.

Een ultramodern wonder van glas en staal. Het zou tussen al deze ongetemde natuur als een zere duim op moeten vallen, maar in plaats daarvan is het vakkundig in zijn omgeving geïntegreerd, waarbij een deel van het huis in een rotsachtige uitstulping is gebouwd. Terwijl ik ervoor tot stilstand kom, zie ik een volledig glazen terras dat zich om de achterkant wikkelt en ik realiseer me dat het huis op een klif ligt met een uitzicht op een diep ravijn.

De uitzichten moeten binnen geweldig zijn.

Diep ademhalen, Chloe. Je kunt het.

Ik zet de auto uit, strijk met mijn bezwete handpalmen over mijn spijkerbroek, trek mijn shirt recht, controleer of mijn haar nog in een nette knot zit en pak het cv dat ik in de bibliotheek heb uitgeprint. Ik doe het meestal goed tijdens een sollicitatiegesprek, maar er heeft nog nooit zoveel op het spel gestaan. Elke zenuw in mijn lichaam staat op scherp, mijn hart bonst zo snel dat ik duizelig word. Natuurlijk kan ik ook duizelig zijn omdat ik vandaag alleen maar een banaan heb gegeten, maar daar wil ik niet aan denken, of aan het feit dat als ik de baan niet krijg, honger misschien wel het minste van mijn problemen zal zijn.

Met mijn CV in de hand stap ik uit de auto. Ik ben ongeveer een half uur te vroeg, wat beter is dan te laat, maar niet optimaal. Ik was bang dat ik zonder gps zou verdwalen, dus ben ik uit de bibliotheek weggegaan en ben ik zodra de bibliothecaris me had uitgelegd waar ik heen moest en me daarbij een lokale kaart had gegeven, hierheen gegaan. Ik ben echter niet verdwaald, dus nu hoef ik alleen maar naar die strakke, futuristisch ogende voordeur te lopen en aan te bellen.

Terwijl ik mijn rug recht, bereid ik me voor om precies dat te doen wanneer de deur openzwaait en een lange man met brede schouders zichtbaar wordt. Hij is in een donkere spijkerbroek en een wit overhemd met knoopjes gekleed en de mouwen zijn tot aan zijn ellebogen opgerold.

“Hoi,” zeg ik en ik zet een stralende glimlach op terwijl ik naar hem toe loop. “Ik ben Chloe Emmons, ik ben hier voor het sollicitatiegesprek voor de...” Ik stop, mijn adem stokt in mijn longen als hij naar buiten in het licht stapt en een paar prachtige lichtbruine ogen de mijne ontmoeten.

Alleen is ‘lichtbruin’ een te algemene term voor ze. Ik heb nog nooit zulke ogen gezien. Een rijke, donkere amberkleur vermengt met bosgroen, ze zijn door dikke zwarte wimpers omringt en ze glinsteren met een eigenaardige felheid, een intensiteit die bij een roofdier in de jungle niet zou misstaan. Tijgerogen, die aan een man toebehoren die zelf de personificatie van macht en gevaar is - een man die zo wreed knap is dat mijn toch al verhoogde hartslag supersonisch wordt.

Hoge, brede jukbeenderen, een rechte neus, zijn kaak scherp genoeg om marmer te snijden - de pure symmetrie van die opvallende trekken zou genoeg zijn geweest om de omslagen van tijdschriften te sieren, maar in combinatie met die volle, cynisch gebogen mond, is het effect absoluut verwoestend. Net als zijn wimpers zijn zijn wenkbrauwen dik en zwart, net als zijn haar, dat lang genoeg is om zijn oren te bedekken en zo recht dat het op de vleugel van een raaf lijkt.

Met lange, soepele passen de afstand tussen ons verkleinend, strekt hij zijn hand naar me uit. “Nikolai Molotov,” zegt hij, terwijl hij de naam uitspreekt zoals een geboren Rus dat zou doen, hoewel er geen spoor van een accent in zijn diepe stem van ruwe zijde te horen is. “Het is een genoegen om kennis met je te maken.”

4

Chloe

Stomverbaasd schud ik zijn hand. Die is groot en sterk, zijn licht gebruinde huid warm terwijl zijn lange vingers zich om de mijne wikkelen en met zorgvuldig ingehouden kracht knijpen. Er loopt bij het gevoel een rilling over mijn rug, mijn lichaam wordt overal warm en het kost me alles wat ik in me heb om niet naar hem toe te zwaaien terwijl mijn knieën onder me in gelei veranderen.

Verman je, Chloe. Dit is een potentiële werkgever. Verman je verdomme.

Met een enorme inspanning trek ik mijn hand weg en reik naar wat er nog van mijn kalmte over is. “Aangenaam kennis met u te maken, meneer Molotov.” Tot mijn opluchting klinkt mijn stem stabiel, mijn toon kalm en vriendelijk, zoals het een persoon betaamt die voor een baan solliciteert. Ik doe een halve stap achteruit en glimlach naar mijn gastheer. “Het spijt me dat ik een beetje vroeg ben.”

Zijn tijgerogen glanzen feller. “Geen probleem. Ik heb ernaar uitgekeken om je te ontmoeten, Chloe. En noem me alsjeblieft Nikolai.”

“Nikolai,” herhaal ik, terwijl mijn stomme hartslag verder versnelt. Ik begrijp niet wat er met me gebeurt, waarom ik deze reactie op deze man heb. Ik ben nooit iemand geweest die over een gebeeldhouwde kaak en strakke buikspieren mijn verstand verloor, zelfs niet toen ik een hormonale tiener was. Terwijl mijn vrienden verliefd waren op voetballers en filmsterren, ging ik met jongens uit wiens persoonlijkheden ik leuk vond, wiens geest me meer aantrok dan hun lichaam. Voor mij is seksuele chemie altijd iets geweest dat zich in de loop van de tijd ontwikkelt in plaats van iets wat er vanaf het begin is.

Maar aan de andere kant, heb ik nog nooit een man ontmoet die zulke rauwe dierlijke aantrekkingskracht uitstraalt.

Ik wist niet dat zulke mannen bestonden.

Focus, Chloe. Hij is hoogstwaarschijnlijk getrouwd.

De gedachte is als een plons koud water in mijn gezicht, die me naar de realiteit van mijn situatie terugtrekt. Waar ben ik in godsnaam mee bezig, kwijlend over de vader van een kind? Ik heb deze baan nodig om te overleven. De rit van zestig kilometer hierheen heeft me meer dan een kwart tank benzine gekost, en als ik niet snel wat geld verdien, dan zit ik vast, een makkelijk doelwit voor de moordenaars die achter me aan zitten.

Bij die gedachte koelt de hitte in me af en wanneer Nikolai “Volg me” zegt en naar het huis terugloopt, rinkelen mijn zenuwen van angst in plaats van wat het ook was dat me bezielde toen ik hem zag.

Van binnen is het huis net zo ultramodern als van buiten. Overal om me heen zijn kamerhoge ramen met een prachtig uitzicht, moderne kunst-museumwaardige decoraties en strak meubilair dat eruitziet alsof het rechtstreeks uit de showroom van een interieurontwerper komt. Alles is in grijs- en wittinten uitgevoerd, op enkele plaatsen door natuurlijke hout- en steenaccenten verzacht. Het is mooi en meer dan een beetje intimiderend, net als de man voor me, en terwijl hij me door een open woonkamer naar een wenteltrap van hout en glas achter in het huis leidt, voel ik me een schurftige duif die per ongeluk een vergulde concertzaal is binnengevlogen.

Terwijl ik het verontrustende gevoel onderdruk, zeg ik, “Je hebt een prachtig huis. Woon je hier al lang?”

“Een paar maanden,” antwoordt hij terwijl we de trap opgaan. Hij kijkt me even aan. “En hoe zit het met jou? Je zei in je begeleidende brief dat je op een rondreis bent?”

“Dat klopt.” Ik voel me steviger in mijn schoenen staan en leg uit dat ik in juni aan Middlebury College ben afgestudeerd en toen heb besloten om het land te zien voordat ik de werkende wereld induik. “Maar toen zag ik natuurlijk je advertentie,” concludeer ik, “en het klonk te perfect om te laten gaan, dus hier ben ik.”

“Ja, inderdaad,” zegt hij zacht als we voor een gesloten deur stoppen. “Hier ben je.”

Mijn adem stokt weer, mijn hartslag versnelt ongecontroleerd. Er is iets zenuwslopends in de donkere, sensuele ronding van zijn mond, iets bijna... gevaarlijks in de intensiteit van zijn blik. Misschien is het de ongebruikelijke kleur van zijn ogen, maar ik voel me duidelijk niet op mijn gemak als hij zijn handpalm tegen een onopvallend paneel op de muur drukt en de deur als in een spionagefilm voor ons openzwaait.

“Alsjeblieft,” mompelt hij en gebaart dat ik naar binnen moet gaan, en dat doe ik, terwijl ik mijn best doe om het verontrustende gevoel te negeren dat ik het hol van een roofdier binnenga.

Het ‘hol’ blijkt een groot, zonovergoten kantoor te zijn. Twee van de wanden zijn volledig van glas gemaakt en onthullen een adembenemend uitzicht op de bergen, terwijl een strak L-vormig bureau in het midden meerdere computerschermen bevat. Aan de zijkant staat een kleine ronde tafel met twee stoelen en daar leidt Nikolai me naartoe.

Ik verberg dat ik opgelucht uitadem, ga zitten en leg mijn cv voor hem op tafel. Het is duidelijk dat ik gespannen ben, mijn zenuwen zijn na de afgelopen maand zo gespannen dat ik overal gevaar zie. Dit is een sollicitatiegesprek voor een de positie van bijlesdocent, meer niet, en ik moet mezelf vermannen voordat ik het verknal.

Ondanks de waarschuwing gaat mijn hartslag weer omhoog als Nikolai achteroverleunt in zijn stoel en me met die verontrustend mooie ogen aankijkt. Ik voel de groeiende vochtigheid van mijn handpalmen en het kost me moeite om ze niet weer aan mijn spijkerbroek af te vegen. Hoe belachelijk het ook is, ik voel me ontkleed door die blik, alsof al mijn geheimen en angsten worden blootgelegd.

Hou op, Chloe. Hij weet niets. Je hebt een gesprek om bijlesdocent te worden, meer niet.

“Dus,” zeg ik opgewekt om mijn onrust te verbergen, “mag ik naar het kind vragen dat ik bijles zou gaan geven? Gaat het om je zoon of dochter?”

Zijn gezicht krijgt een niet te ontcijferen uitdrukking. “Mijn zoon. Miroslav. We noemen hem Slava.”

“Dat is een geweldige naam. Is hij-”

“Vertel eens iets over jezelf, Chloe.” Hij leunt naar voren en pakt mijn cv op, maar kijkt er niet naar. In plaats daarvan zijn zijn ogen op mijn gezicht gericht, waardoor ik me als een vlinder voel die onder een microscoop ligt. “Wat is het aan deze functie dat je intrigeert?”

“Oh, alles.” Ik haal adem om mijn stem te stabiliseren, ik beschrijf alle keren dat ik heb opgepast en de bijles die ik door de jaren heen heb gegeven en dan bespreek ik mijn stages, inclusief mijn laatste zomerbaan bij een speciaal opvangkamp, waar ik met kinderen van alle leeftijden heb gewerkt. “Het was een geweldige ervaring,” besluit ik, “zowel uitdagend als lonend. Mijn favoriete onderdeel ervan was echter rekenen en lezen aan de jongere kinderen geven en daarom denk ik dat ik perfect voor deze rol zou zijn. Lesgeven is mijn passie, en ik zou graag de kans krijgen om een-op-een met een kind te werken, om het lesprogramma op zijn of haar interesses en capaciteiten af te stemmen.”

Hij legt het cv neer, nog steeds zonder ernaar te kijken. “En wat vind je ervan om op een plek te wonen die zo ver van de bewoonde wereld verwijderd is? Waar tientallen kilometers in de omtrek niets dan wildernis is en slechts minimaal contact met de buitenwereld?”

“Dat klinkt…” Als een toevluchtsoord. “...Geweldig.” Ik kijk hem stralend aan, mijn opwinding ongeveinsd. “Ik ben sowieso een grote fan van de wildernis en de natuur. Mijn alma mater - Middlebury College - heb ik zelfs gedeeltelijk vanwege de landelijke ligging gekozen. Ik hou van wandelen en vissen en ik weet hoe ik een kampvuur moet maken. Hier wonen zou een droom zijn die uitkomt.” Zeker gezien alle veiligheidsmaatregelen die ik onderweg tegen ben gekomen, maar dat zeg ik natuurlijk niet.

Ik moet op niet anders lijken dan een kersverse student die op zoek is naar avontuur.

Hij trekt zijn wenkbrauwen op. “Zul je je vrienden niet missen? Of familie?”

“Nee, ik-” Tot mijn ontsteltenis knijpt door een plotselinge golf van verdriet mijn keel zich samen. Slikkend probeer ik het opnieuw. “Ik ben heel onafhankelijk. Ik heb de afgelopen maand in mijn eentje door het land gereisd en bovendien zijn er altijd telefoons, videoconferentie-apps en social media.”

Hij houdt zijn hoofd schuin. “Toch heb je de afgelopen maand niets op je social media-profielen gepost. Waarom is dat?”

Ik staar hem aan, mijn hartslag schiet omhoog. Heeft hij mijn social media bekeken? Hoe? Wanneer? Ik heb de hoogste privacy-instellingen. Hij zou niets over mij moeten kunnen zien, behalve dat ik besta en als een normaal persoon social media gebruik. Heeft hij me laten onderzoeken? Op de een of andere manier in mijn accounts gehackt?

Wie is deze man?

“Ik heb nu eerlijk gezegd geen telefoon.” Een straaltje zweet loopt langs mijn ruggengraat, maar het lukt me om mijn toon gelijkmatig te houden. “Ik heb hem weggedaan, omdat ik wilde zien of ik op deze rondreis zonder alle elektronica zou kunnen functioneren. Een soort persoonlijke uitdaging.”

“Oké.” Zijn ogen zijn in dit licht meer groen dan amberkleurig. “Dus hoe houd je dan contact met familie en vrienden?”

“Voornamelijk via e-mail,” lieg ik. Ik kan op geen enkele manier toegeven dat ik met niemand contact heb gehouden en ook niet van plan ben om dat te doen. “Ik ben naar openbare bibliotheken gegaan en heb daar af en toe de computers gebruikt.” Ik realiseer me dat mijn vingers stevig om elkaar heen geklemd zitten, ik maak mijn handen los en forceer een glimlach op mijn lippen. “Het is best bevrijdend om niet aan een telefoon gebonden te zijn, zie je. Extreme connectiviteit is zowel een zegen als een vloek, en ik geniet van de vrijheid om door het land te reizen zoals mensen dat in het verleden hebben gedaan, met alleen een papieren kaart om me te begeleiden.”

“Een Gen Z-luddiet. Wat verfrissend.”

Ik bloos bij de zachtaardige spot in zijn toon. Ik weet hoe mijn uitleg klinkt, maar het is het enige dat ik kan bedenken om mijn gebrek aan recente social media-activiteit te rechtvaardigen en, voor het geval hij mijn cv aandachtig bekijkt, het ontbreken van een mobiel nummer. In feite is het een goed excuus voor alles, dus ik kan er net zo goed mee door gaan.

“Je hebt gelijk. Ik ben een beetje een luddiet,” zeg ik. “Dat is waarschijnlijk de reden waarom het stadsleven me zo weinig aanspreekt en waarom ik je vacature zo intrigerend vond. Hier wonen” - ik gebaar naar het prachtige uitzicht buiten – “en bijles geven aan je zoon is het soort baan dat ik altijd al heb gewild, en als je me inhuurt, dan zal ik me er volledig aan toewijden.”

Een langzame, duistere glimlach krult zijn lippen. “Is dat zo?”

“Ja.” Ik houd zijn blik vast, zelfs als mijn adem oppervlakkig wordt en er warmteprikkels over mijn huid gaan. Ik begrijp echt niet waarom ik op deze man reageer, ik begrijp niet hoe ik hem zo magnetisch kan vinden terwijl hij allerlei waarschuwingssignalen in mijn hoofd af laat gaan. Paranoia of niet, mijn instinct schreeuwt dat hij gevaarlijk is, maar mijn vinger jeukt om naar voren te reiken en de duidelijk gedefinieerde randen van zijn volle, zacht uitziende lippen te volgen. Al slikkend duw ik mijn gedachten weg van dat verraderlijke terrein en zeg met zoveel ernst als ik kan, “Ik zal de meest perfecte docent zijn die je je maar voor kunt stellen.”

Hij kijkt me zonder te knipperen aan, de stilte strekt zich tot enkele lange seconden uit en net wanneer ik het gevoel heb dat mijn zenuwen als een overbelast elastiekje zouden kunnen knappen, staat hij op en zegt, “Volg mij.”

Hij leidt me het kantoor uit en door een lange gang tot we bij een andere gesloten deur komen. Deze heeft blijkbaar geen biometrische beveiliging, want hij klopt gewoon op de deur en gaat, zonder op antwoord te wachten, naar binnen.

Binnen biedt een ander kamerhoog raam een adembenemend uitzicht. Er is echter niets strak en modern aan deze kamer. In plaats daarvan lijkt het op de nasleep van een explosie in een speelgoedfabriek. Er is overal waar ik kijk kleurrijke chaos, met stapels speelgoed, kinderboeken en LEGO-stukken over de vloer verspreid, en in de hoek staat een kinderbed die met een laken met Superman-thema bedekt is. De kussens en deken met Superman-thema van het bed liggen hoog opgestapeld in een andere hoek, en pas als mijn gastheer op bevelende toon “Slava!” zegt realiseer ik me dat er naast die stapel een kleine jongen een LEGO-kasteel aan het bouwen is.

Bij de stem van zijn vader schiet het hoofd van de jongen omhoog en onthult een paar enorme ambergroene ogen - dezelfde betoverende ogen die de man naast me bezit. Over het algemeen is de jongen Nikolai in het klein: zijn zwarte haar valt rond zijn oren in een recht, glanzend gordijn en zijn ronde kindergezicht vertoont al een hint van die opvallende jukbeenderen. Zelfs de mond is hetzelfde, alleen de cynische, wetende ronding van zijn vaders lippen ontbreekt.

“Slava, idi syuda,” beveelt Nikolai en de jongen staat op en komt voorzichtig naar ons toe. Als hij voor ons stopt, zie ik dat hij een spijkerbroek en een T-shirt met een afbeelding van Spider-Man op de voorkant draagt.

Nikolai kijkt op zijn zoon neer en begint in snelvuur Russisch tegen hem te praten. Ik heb geen idee wat hij zegt, maar het moet iets met mij te maken hebben, want de jongen blijft me aankijken, zijn uitdrukking zowel nieuwsgierig als angstig.

Zodra Nikolai klaar is met praten, glimlach ik naar het kind en kniel ik op de grond, zodat we op dezelfde ooghoogte zitten. “Hoi, Slava,” zeg ik vriendelijk. “Ik ben Chloe. Het is leuk om kennis met je te maken.”

De jongen kijkt me wezenloos aan.

“Hij spreekt geen Engels,” zegt Nikolai met harde stem. “Alina en ik hebben geprobeerd om het hem te leren, maar hij weet dat we Russisch spreken en hij weigert om het van ons te leren. Dus dat zou jouw taak zijn: hem Engels leren, samen met al het andere dat een kind van zijn leeftijd zou moeten weten.”

“Oké.” Ik houd mijn blik op de jongen gericht en glimlach hartelijk naar hem, zelfs als er meer waarschuwingssignalen in mijn hoofd afgaan. Er is iets vreemds in de manier waarop Nikolai met en over het kind praat. Het is alsof zijn zoon een vreemde voor hem is. En als Alina - van wie ik aanneem dat het zijn vrouw en de moeder van het kind is - net zo goed Engels als mijn gastheer spreekt, waarom spreekt Slava er dan niet op zijn minst een paar woorden van? Waarom zou hij weigeren om de taal van zijn ouders te leren?

Waarom pakt Nikolai de jongen überhaupt niet op en omhelst hij hem niet? Of gooit hij niet speels zijn haar in de war?

Waar is het warme gemak waarmee ouders gewoonlijk met hun kinderen communiceren?

“Slava,” zeg ik zachtjes tegen de jongen, “ik ben Chloe.” Ik wijs naar mezelf. “Chloe.”

Hij kijkt me enkele lange ogenblikken met de starende blik van zijn vader aan. Dan beweegt zijn mond en vormt hij de lettergrepen. “Klo-ee.”

Ik kijk hem stralend aan. “Dat klopt. Chloe.” Ik tik op mijn borst. “En jij bent Slava. Ik wijs naar hem. Miroslav, toch?”

Hij knikt plechtig. “Slava.”

“Hou je van stripboeken, Slava?” Ik raak zachtjes de foto op zijn T-shirt aan. “Dit is Spider-Man, nietwaar?”

Zijn ogen lichten op. “Da, Spider-Man.” Hij spreekt het met een Russisch accent uit. “Ti znayesh o nyom?”

Ik kijk op naar Nikolai, maar zie dat hij me met een duistere, niet te ontcijferen uitdrukking aankijkt. Een tinteling van een onwelkom gewaarwording trekt langs mijn ruggengraat, mijn adem stokt bij een plotseling gevoel van kwetsbaarheid. Op mijn knieën is niet waar ik bij deze man wil zijn.

Het voelt heel erg alsof ik mijn keel voor een mooie, wilde wolf ontbloot.

“Mijn zoon vraagt of je Spider-Man kent,” zegt hij na een moment van gespannen stilte. “Ik neem aan dat het antwoord ja is.”

Met moeite wend ik mijn blik van hem af en concentreer me op de jongen. “Ja, ik ken Spider-Man,” zeg ik glimlachend. “Ik was toen ik zo zou oud was als jij dol op Spider-Man. Ook op Superman en Batman en Wonder Woman en Aquaman.”

Het gezicht van het kind begint bij elke superheld die ik noem meer te stralen, en als ik bij Aquaman aankom, verschijnt er een ondeugende grijns op zijn gezicht. “Aquaman?” Hij trekt zijn kleine neus op. “Nyet, nye Aquaman.”

“Geen Aquaman?” Ik laat mijn ogen overdreven groot worden. “Waarom niet? Wat is er mis met Aquaman?”

Dat laat hem giechelen. “Nye Aquaman.”

“Oké, jij wint. Geen Aquaman.” Ik slaak een droevige zucht. “Arme Aquaman. Zo weinig kinderen vinden hem leuk.”

De jongen giechelt weer en rent naar een stapel stripboeken naast het bed. Hij pakt er een, brengt hem terug en wijst naar de foto op de voorkant. “Superman samiy sil’niy,” verklaart hij.

“Is Superman de beste?” raad ik. “Je favoriet?”

“Hij zei dat hij de sterkste is,” zegt Nikolai gelijkmatig, en schakelt dan over op Russisch, waarbij zijn stem dezelfde bevelende toon aanneemt.

Het gezicht van de jongen betrekt en hij laat het boek zakken, zijn houding neerslachtig.

“Laten we teruggaan naar mijn kantoor,” zegt Nikolai tegen me, en zonder nog iets tegen zijn zoon te zeggen, loopt hij naar de deur.