Mijn toekomst - Anna Zaires - E-Book

Mijn toekomst E-Book

Anna Zaires

0,0
6,99 €

oder
-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

Ik vocht tegen mijn lot en won. Ik sloot een pact met de duivel om haar bij me te houden.

Het had voorbij moeten zijn. We hadden gelukkig moeten zijn.

Jammer genoeg dachten mijn vijanden daar anders over.

NB: dit is het slot van het verhaal van Peter en Sara. Het is sterk aangeraden om eerst de Verwrongen-trilogie en Gevangen-trilogie te lezen voor je aan dit boek begint, want er zitten grote spoilers in voor deze series.

Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:

EPUB
Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Mijn toekomst

Mijn Kwelling: Boek 4

Anna Zaires

♠ Mozaika Publications ♠

Contents

Deel I

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

Hoofdstuk 10

Hoofdstuk 11

Hoofdstuk 12

Hoofdstuk 13

Hoofdstuk 14

Hoofdstuk 15

Hoofdstuk 16

Hoofdstuk 17

Hoofdstuk 18

Hoofdstuk 19

Deel II

Hoofdstuk 20

Hoofdstuk 21

Hoofdstuk 22

Hoofdstuk 23

Hoofdstuk 24

Hoofdstuk 25

Hoofdstuk 26

Hoofdstuk 27

Hoofdstuk 28

Hoofdstuk 29

Hoofdstuk 30

Hoofdstuk 31

Hoofdstuk 32

Hoofdstuk 33

Hoofdstuk 34

Hoofdstuk 35

Hoofdstuk 36

Hoofdstuk 37

Hoofdstuk 38

Deel III

Hoofdstuk 39

Hoofdstuk 40

Hoofdstuk 41

Hoofdstuk 42

Hoofdstuk 43

Hoofdstuk 44

Hoofdstuk 45

Hoofdstuk 46

Hoofdstuk 47

Hoofdstuk 48

Hoofdstuk 49

Hoofdstuk 50

Hoofdstuk 51

Hoofdstuk 52

Hoofdstuk 53

Hoofdstuk 54

Hoofdstuk 55

Hoofdstuk 56

Deel IV

Hoofdstuk 57

Hoofdstuk 58

Hoofdstuk 59

Hoofdstuk 60

Hoofdstuk 61

Hoofdstuk 62

Hoofdstuk 63

Hoofdstuk 64

Hoofdstuk 65

Hoofdstuk 66

Hoofdstuk 67

Hoofdstuk 68

Hoofdstuk 69

Hoofdstuk 70

Hoofdstuk 71

Hoofdstuk 72

Hoofdstuk 73

Hoofdstuk 74

Hoofdstuk 75

Hoofdstuk 76

Hoofdstuk 77

Hoofdstuk 78

Hoofdstuk 79

Hoofdstuk 80

Hoofdstuk 81

Hoofdstuk 82

Hoofdstuk 83

Hoofdstuk 84

Hoofdstuk 85

Hoofdstuk 86

Hoofdstuk 87

Hoofdstuk 88

Hoofdstuk 89

Hoofdstuk 90

Hoofdstuk 91

Hoofdstuk 92

Hoofdstuk 93

Hoofdstuk 94

Hoofdstuk 95

Hoofdstuk 96

Hoofdstuk 97

Hoofdstuk 98

Hoofdstuk 99

Epiloog

Fragment uit Verwrongen

Fragment uit Gevangen

Fragment uit De Krinar-onthulling

Over de auteur

Dit boek is fictie. Alle namen, personages, plaatsen en incidenten zijn ontsproten aan de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Iedere gelijkenis met bestaande personen, levend of dood, bedrijven, gebeurtenissen of plaatsen, berust volledig en uitsluitend op toeval.

Copyright © 2021 Anna Zaires en Dima Zales

www.annazaires.com/book-series/nederlands/

Alle rechten voorbehouden.

Buiten gebruik voor een recensie mag geen enkel deel van dit boek zonder toestemming worden vermenigvuldigd, gescand of verspreid, in geprint of elektronisch formaat.

Een uitgave van Mozaika Publications, een imprint van Mozaika LLC.

www.mozaikallc.com

Coverontwerp: Najla Qamber Designs

www.najlaqamberdesigns.com

Nederlandse vertaling: Parel Blokken

e-ISBN: 978-1-63142-722-0

ISBN: 978-1-63142-723-7

Deel I

1

Henderson

‘Wat ben je aan het doen?’

Door het horen van Bonnies bezorgde stem word ik uit mijn planning gerukt en ik kijk op, schuif de map die ik aan het bestuderen was in een stapel dossiers op mijn bureau en probeer een plausibele leugen te bedenken.

Maar de vrouw met wie ik al eenentwintig jaar getrouwd ben, kijkt niet naar me.

Ze staart naar de computer achter me, waar een groot deel van het scherm in beslag wordt genomen door een foto van een mooie bruid met kastanjekleurig haar die naar haar knappe bruidegom lacht.

Kut. Ik dacht dat ik dat tabblad gesloten had. Mijn nekspieren verkrampen van spanning, gal brandt weer in mijn keel als ik zie dat Bonnie begint te beven. ‘Waarom heb je een foto van hem?’ Haar stem wordt schril en haar ogen gaan beschuldigend naar mij. ‘Waarom heb je de foto van dat monster op je scherm?’

‘Bonnie… Het is niet wat je denkt.’ Ik sta op, maar ze deinst al achteruit, schudt haar hoofd. Haar lange oorbellen deinen rond haar magere gezicht.

‘Je hebt het beloofd. Je zei dat we veilig zouden zijn.’

‘En dat zullen we zijn,’ zeg ik, maar het is te laat.

Ze is al weg.

Terug naar de schuilplaats van haar bed, haar pillen, haar hersenloze reality-tv.

Terug naar waar de kinderen en ik haar nooit kunnen bereiken.

Ik zak terug in mijn stoel en rol mijn hoofd van links naar rechts om het ergste van de kwellende spanning los te laten terwijl ik de map weer tevoorschijn haal. De naam in de map staart me aan, elke letter daagt me uit en wakkert het bittere vuur van de woede aan.

Peter Sokolov.

Ik ben de laatste die nog op zijn lijst staat. De enige die hij nog niet heeft vermoord voor wat er in dat klotedorp in Dagestan is gebeurd. Eén fout, één onzorgvuldig gegeven bevel, en dit is het resultaat. Jarenlang heeft hij op mij en mijn familie gejaagd, onze vrienden en geliefden gemarteld in een poging mij te pakken te krijgen, de hoofdrol gespeeld in de nachtmerries van mijn kinderen, ons leven op alle mogelijke manieren verwoest.

En nu, dankzij de invloed van zijn maatje Esguerra op onze regering, mag hij vrij rondlopen. Is hij getrouwd met zijn mooie dokter met het kastanjekleurige haar en kan hij in de Verenigde Staten leven alsof alles vergeven en vergeten is.

Alsof ik zijn belofte om me niet te vermoorden kan vertrouwen.

Mijn blik valt op de rest van de namen in de map.

Julian Esguerra.

Lucas Kent.

Yan en Ilya Ivanov.

Anton Rezov.

Sokolovs bondgenoten. Monsters, stuk voor stuk.

Ze moeten boeten voor wat ze gedaan hebben.

Net als Sokolov moeten ze geneutraliseerd worden.

Dan, en alleen dan, zullen we echt veilig zijn.

2

Sara

Ik word wakker met het schokkende besef dat ik getrouwd ben.

Getrouwd met Peter Garin, a.k.a. Sokolov.

De man die George Cobakis, mijn eerste echtgenoot, vermoordde nadat hij in mijn huis had ingebroken en me had gemarteld.

Mijn stalker.

Mijn ontvoerder.

De liefde van mijn leven.

Mijn gedachten gaan terug naar gisteravond en mijn lichaam wordt warm van schaamte en opwinding. Hij strafte me gisteren. Hij strafte me omdat ik hem bijna voor het altaar liet staan.

Hij nam me bruut en zette me ondertussen ook nog onder druk om het toe te geven.

Ik moest van hem bekennen dat ik van hem hou – alles van hem, de duistere delen inbegrepen.

Dat ik die duisternis nodig heb… het nodig heb dat die op mij gericht is, zodat ik de schaamte en schuld kan overwinnen van het feit dat ik voor een monster gevallen ben.

Als ik mijn ogen opendoe, staar ik naar het saaie witte plafond. We zijn nog steeds in mijn kleine appartement, maar ik denk dat we snel zullen verhuizen. En dan? Kinderen? Wandelingen in het park en etentjes met mijn ouders?

Ga ik echt een leven opbouwen met de man die dreigde iedereen op onze bruiloft te vermoorden als ik niet kwam opdagen?

Hij is vast ontbijt aan het maken, want ik ruik heerlijke geuren uit de keuken komen. Het is iets zoets en hartigs en mijn maag knort terwijl ik rechtop ga zitten, huiverend van de pijn in mijn hamstrings.

Als we veel in exotische posities gaan neuken, moet ik misschien aan yoga gaan doen.

Hoofdschuddend bij die belachelijke gedachte ga ik douchen en poets mijn tanden, en tegen de tijd dat ik gehuld in een badjas naar buiten kom, hoor ik Peters diepe stem met zijn zachte accent mij roepen.

Of beter gezegd, hij roept zijn ‘ptichka’.

‘Ik ben hier,’ zeg ik, terwijl ik de keuken in loop, waar ik in ongelooflijk sterke armen word genomen en zo hevig word gekust dat ik buiten adem raak.

‘Jazeker,’ mompelt mijn man als hij me eindelijk weer neerzet. ‘Je bent hier, en je gaat nergens heen.’ Zijn grote handen rusten bezitterig op mijn middel, zijn grijze ogen glanzen als zilver in zijn met stoppels bedekte gezicht. Hoewel hij gekleed is in een T-shirt en spijkerbroek, moet hij zich nog niet geschoren hebben, want die stoppels zien er heerlijk ruw en kriebelig uit, waardoor ik me afvraag hoe het zou zijn als hij ze over mijn huid zou wrijven.

Impulsief gaat mijn hand naar zijn gebeeldhouwde kaaklijn. Hij is net zo ruw als ik me had voorgesteld en ik grijns als hij zijn ogen sluit en met zijn gezicht tegen mijn handpalm wrijft, als een grote kater die zijn territorium afbakent.

‘Het is zondag,’ zeg ik, terwijl ik mijn hand laat zakken als hij zijn ogen opent. ‘Dus ja, ik ga inderdaad nergens heen. Wat eten we als ontbijt?’

Hij grijnst, doet een stap terug en laat me los. ‘Ricottapannenkoekjes. Heb je honger?’

‘Ik zou zeker wel wat lusten,’ zeg ik, en ik zie zijn metalen ogen oplichten van plezier.

Ik ga zitten terwijl hij borden voor ons pakt en ze op tafel zet. Hoewel hij pas afgelopen dinsdag is teruggekomen, voelt hij zich al helemaal thuis in mijn piepkleine keuken. Zijn bewegingen zijn soepel en zelfverzekerd alsof hij hier al maanden woont.

Als ik naar hem kijk, krijg ik weer het verontrustende gevoel dat een gevaarlijk roofdier mijn kleine appartement is binnengedrongen. Gedeeltelijk komt dat door zijn formaat – hij is minstens een kop groter dan ik, zijn schouders zijn onmogelijk breed, zijn soldatenlichaam zit vol met harde spieren. Maar het is ook iets aan hemzelf, iets wat meer doet dan de tatoeages die zijn linkerarm sieren of het vage litteken dat zijn wenkbrauw doorsnijdt.

Het is iets intrinsieks, een soort meedogenloosheid die er zelfs nog is als hij lacht.

‘Hoe voel je je, ptichka?’ vraagt hij terwijl hij bij me aan tafel komt zitten, en ik kijk omlaag naar mijn bord, want ik weet waarom hij bezorgd is.

‘Goed.’ Ik wil niet denken aan gisteren, aan hoe agent Rysons bezoek me letterlijk misselijk maakte. Ik was al ongerust over de bruiloft, maar pas toen de FBI-agent me met Peters misdaden confronteerde, verloor ik mijn maaginhoud en liet ik Peter bijna aan het altaar staan.

‘Geen nadelige gevolgen van gisteravond?’ verduidelijkt hij, en ik kijk op, mijn wangen rood en verhit als ik me realiseer dat hij het over de seks heeft.

‘Nee.’ Mijn stem is verstikt. ‘Helemaal in orde.’

‘Goed,’ mompelt hij.

Zijn blik is warm en donker en ik verberg mijn blos door een ricottapannenkoekje te pakken.

‘Hier, mijn liefste.’ Hij schotelt me vakkundig twee pannenkoekjes voor en schuift een fles ahornsiroop in mijn richting. ‘Wil je nog iets anders? Misschien wat fruit?’

‘Zeker,’ zeg ik en ik kijk toe terwijl hij naar de koelkast loopt om er bessen uit te halen en af te spoelen.

Mijn gedomesticeerde moordenaar. Is dit hoe ons leven samen altijd zal zijn?

‘Wat wil je vandaag gaan doen?’ vraag ik als hij weer aan tafel zit, en hij haalt zijn schouders op.

Zijn mooie lippen vormen een glimlach. ‘Het is aan jou, ptichka. Ik dacht dat we misschien naar buiten konden gaan, genieten van de mooie dag.’

‘Dus… wandelen in het park? Echt?’

Hij fronst. ‘Waarom niet?’

‘Inderdaad, waarom niet. Ik doe mee.’ Ik concentreer me op mijn pannenkoekjes zodat ik niet hysterisch begin te giechelen.

Hij zou het niet begrijpen.

We eten snel – ik heb honger en de ricottapannenkoekjes (sirniki, noemt hij ze) zijn om te smullen – en dan gaan we op weg naar het park. Peter rijdt, en als we halverwege zijn, zie ik dat een zwarte SUV ons volgt.

‘Is dat Danny weer?’ vraag ik met een blik achterom.

Sinds Peter terug is, heeft de FBI ons met rust gelaten, en Peter is rustig over de achtervolging, dus het moet haast wel de bodyguard-chauffeur zijn die hij heeft ingehuurd.

Tot mijn verbazing schudt Peter zijn hoofd. ‘Danny heeft vandaag vrij. Het zijn een paar andere jongens.’

Ah. Ik draai me om in mijn stoel om de SUV te bestuderen. De ramen zijn getint, dus ik kan niet naar binnen kijken. Fronsend kijk ik terug naar Peter. ‘Denk je dat we nog steeds al die beveiliging nodig hebben?’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik hoop van niet. Maar ik kies het zekere voor het onzekere.’

‘En deze auto?’ Ik kijk rond in de luxe Mercedes sedan die Peter vorige week heeft gekocht. ‘Is deze op een of andere manier extra beveiligd?’ Ik tik met mijn knokkels tegen de ruit. ‘Dit lijkt me echt dik glas.’

Zijn uitdrukking verandert niet. ‘Ja. Het glas is kogelvrij.’

‘O. Wauw.’

Hij kijkt me aan, een flauwe glimlach verschijnt op zijn lippen. ‘Maak je geen zorgen, ptichka. Ik verwacht niet dat we beschoten zullen worden. Dit is gewoon een voorzorgsmaatregel, meer niet.’

‘Juist.’ Gewoon een voorzorgsmaatregel, zoals de wapens die hij in zijn jasje had op ons huwelijk. Of de bodyguard-chauffeur die me ophaalt van mijn werk als Peter niet kan. Alsof normale stellen altijd bodyguards en kogelvrije auto’s hebben.

‘Vertel me eens wat over de huizen die je gevonden hebt,’ zeg ik, terwijl ik het onbehagen dat de gedachte aan al die veiligheidsmaatregelen oproept, terzijde schuif. Gezien zijn vroegere beroep en het soort vijanden dat hij heeft gemaakt, is Peters paranoia volkomen logisch, en ik ben niet van plan bezwaar te maken tegen de voorzorgsmaatregelen die hij nodig acht.

Zoals hij zei: beter het zekere voor het onzekere.

‘Ik zal je zo de lijstjes laten zien,’ zegt hij, en ik besef dat we al op onze bestemming zijn.

Hij parkeert de auto vakkundig en loopt om me heen om het portier voor me te openen. Ik leg mijn hand in de zijne en laat hem me helpen, en ik ben niet in het minst verbaasd als hij van de gelegenheid gebruikmaakt om me naar zich toe te trekken voor een kus.

Zijn lippen zijn zacht en teder als ze de mijne raken, zijn adem heeft de smaak van ahornsiroop. Er is geen urgentie in deze kus, geen duisternis – alleen tederheid en verlangen. Maar als hij zijn hoofd weer opheft, is mijn hartslag net zo snel als wanneer hij me zou hebben verkracht. Mijn huid is warm en tintelt waar zijn handpalm mijn wang omsluit.

‘Ik hou van je,’ mompelt hij, terwijl hij op me neerkijkt, en ik straal, mijn onbehagen vervangen door een licht, opwindend gevoel.

‘Ik hou ook van jou.’ De woorden komen vandaag nog makkelijker over mijn lippen, omdat ze waar zijn. Ik hou echt van Peter.

Ik hou van hem, ook al beangstigt hij me nog steeds.

Hij grijnst en leidt me naar een bankje. ‘Hier.’ Hij trekt me naar beneden om te zitten en haalt zijn telefoon tevoorschijn, veegt een paar keer over het scherm voordat hij het aan mij geeft. ‘Dit zijn de advertenties die ik heb gevonden,’ zegt hij, terwijl hij me met een warme, zilverkleurige blik aankijkt. ‘Laat me weten welke huizen je leuk vindt, dan kunnen we ze gaan bekijken.’

Ik blader door de foto’s terwijl het opgewekte gevoel sterker wordt.

Is dit hoe echt geluk aanvoelt?

‘Laten we wandelen en praten,’ zeg ik als ik klaar ben met het bekijken van de foto’s, en hij stemt graag toe. Terwijl hij mijn hand stevig vasthoudt en we door het park wandelen, bespreken we de voors en tegens van de verschillende huizen.

‘Vind je vier slaapkamers niet wat te klein?’ vraagt hij met een glimlach, en ik schud mijn hoofd.

‘Waarom zou dat te klein zijn?’

‘Nou…’ Hij stopt en kijkt me aan. ‘Heb je nagedacht over hoeveel kinderen je zou willen?’

Mijn maag maakt een buiteling. Hier is het dan: het onderwerp dat we hebben vermeden sinds Cyprus, toen Peter toegaf dat hij me zwanger wilde maken en ik een auto-ongeluk kreeg toen ik probeerde te ontsnappen. Ik verwachtte wel dat het ooit weer ter sprake zou komen – we gebruiken geen condooms meer sinds Peters terugkeer en hij heeft mijn ouders ronduit gezegd dat hij graag zou willen dat we snel een gezin stichten. Toch bonst mijn hart in mijn borstkas, en mijn handpalm wordt zweterig in Peters greep als ik me probeer voor te stellen hoe het zou zijn om met hem een kind te krijgen.

Met de genadeloze moordenaar die obsessief van me houdt.

Ik haal diep adem en raap mijn moed bij elkaar. Peter is niet langer een crimineel, niet langer een voortvluchtige, en ik ben zijn vrouw, niet zijn gevangene. Hij gaf zijn wraak op zodat wij dit konden hebben: een echt leven samen.

Wandelingen in het park, kinderen, de hele rataplan.

‘Ik heb me er altijd drie voorgesteld,’ zeg ik vastberaden, terwijl ik zijn blik vasthoud. ‘Maar ik denk dat ik ook gelukkig zou kunnen zijn met één. Hoe zit het met jou?’

Een tedere glimlach verschijnt op zijn donkere, knappe gezicht. ‘Minstens twee, als alles goed gaat met de eerste.’ Hij legt zijn grote handpalm op mijn buik. ‘Denk je dat er een kans is…?’

Ik lach en doe een stap weg. ‘Grapjas. Het is veel te vroeg om dat te zeggen. Je bent minder dan een week geleden teruggekomen. Als ik wist dat ik zwanger was, zou dat problematisch zijn.’

‘Heel goed,’ beaamt hij, terwijl hij mijn hand vastpakt en er bezitterig in knijpt. We lopen verder en hij werpt me een zijdelingse blik toe. ‘Ik neem aan dat je het hiermee eens bent?’

‘Met een baby nu, bedoel je?’

Hij knikt, en ik haal diep adem en kijk voor me uit naar een groepje skateboardende tieners. ‘Ik denk het. Ik zou nog wel een tijdje willen wachten, maar ik weet dat dit veel voor je betekent.’

Hij antwoordt niet, en als ik hem aankijk, zie ik dat zijn uitdrukking donkerder is geworden, zijn kaak strak terwijl hij recht voor zich uit staart. Het opgewekte gevoel vervliegt als ik me realiseer dat ik hem onbedoeld heb herinnerd aan de tragedie in zijn verleden.

‘Het spijt me.’ Ik til onze in elkaar geklemde handen op om zijn vuist tegen mijn borst te drukken. ‘Ik wilde je niet aan je familie herinneren.’

Zijn blik ontmoet de mijne, en een deel van de rauwe kwelling trekt weg. ‘Het is al goed, ptichka.’ Zijn stem is hees als hij onze handen omhoogtilt om een tedere kus op mijn knokkels te geven. ‘Je hoeft niet op eieren te lopen bij mij. Pasja en Tamila zullen altijd in mijn herinnering voortleven, maar jijbent nu mijn familie.’

Mijn hart knijpt samen tot een pijnlijke bal. Hij heeft gelijk. Ik benzijn familie en hij is de mijne. Omdat de bruiloft zo snel ging, heb ik niet de kans gehad om daar echt over na te denken, om die realiteit in mijn gedachten te verwoorden.

We zijn getrouwd.

Echt getrouwd.

Ik kan George niet meer als mijn echtgenoot beschouwen nu Peter die titel draagt, net zoals hij Tamila niet meer als zijn echtgenote kan beschouwen.

‘En je hebt gelijk,’ gaat hij verder terwijl ik dat besef verwerk. ‘Familie is belangrijk voor me. Ik wil dat we een kind krijgen, en ik wil het snel. Maar…’ Hij aarzelt en zegt dan rustig: ‘Als je wilt wachten, zal ik je niet dwingen.’

Ik blijf stilstaan en staar hem aan. ‘Echt? Waarom niet?’

Een snelle glimlach flitst over zijn gezicht. ‘Wil je dat ik dat doe?’

‘Nee! Ik wilde…’ Ik schud mijn hoofd en trek mijn hand uit zijn greep. ‘Ik begrijp het niet. Ik dacht dat dat de volgende stap was, je weet wel, trouwen en zo. Jij hebt de bruiloft geforceerd, dus…’

Alle humor verdwijnt uit zijn blik. ‘Je was bijna dood, mijn liefste. Op Cyprus, toen je dacht dat ik je een kind zou opdringen, probeerde je te ontsnappen en stierf je bijna.’

Ik bijt op mijn lip. ‘Dat was anders. Wíjwaren toen anders.’

‘Ja. Maar een bevalling in het algemeen kan gevaarlijk zijn. Zelfs met alle medische vooruitgang van vandaag, riskeert een vrouw haar gezondheid, zo niet haar leven. En als jou iets zou overkomen omdat ik erop stond…’ Hij stopt, zijn kaak verkrampt terwijl hij wegkijkt.

Ik staar hem aan, mijn hart klopt zwaar in mijn borst. De kans dat mij iets ernstigs overkomt tijdens de bevalling is erg klein, en mijn eerste ingeving als arts is om hem dat te vertellen, om hem gerust te stellen. Maar op het laatste moment bedenk ik me.

‘Dus je zou wel willen wachten?’ Ik vraag het voorzichtig.

Peter draait zich met een sombere blik naar me toe. ‘Wil je wachten, mijn liefste?’

Nu is het mijn beurt om weg te kijken. Wil ik dat? Tot op dit moment nam ik aan dat Peters terugkeer en de gehaaste bruiloft betekenden dat er een kind in onze nabije toekomst lag. Ik had me erbij neergelegd, had het op een bepaalde manier zelfs omarmd.

In ieder geval zouden mijn ouders de kleinkinderen kunnen krijgen die ze zo graag willen – iets waar ik tot ons etentje laatst nog niet aan gedacht had.

‘Sara?’ vraagt Peter, en ik kijk op om zijn blik te ontmoeten.

Dit is het.

Mijn kans om het uit te stellen.

Om het juiste te doen, het wijze.

Om een kind te krijgen zodra ik zeker weet dat we het aankunnen, zeker weet dat Peter dit leven kan leiden.

Ik hoef alleen maar ja te zeggen, de keuze te gebruiken die hij me heeft gegeven, maar mijn mond weigert het woord te vormen. In plaats daarvan, als ik zijn blik vasthoud, en de spanning daar zie, hoor ik mezelf zeggen: ‘Nee.’

‘Nee?’

‘Nee, ik wil niet wachten,’ verduidelijk ik, de rationele stem uitschakelend die in mijn hoofd schreeuwt, terwijl ik toekijk hoe een heldere, vreugdevolle glimlach om zijn lippen krult.

Misschien is dit de verkeerde beslissing, maar op dit moment voelt het niet zo. Peter had gelijk toen hij zei dat het leven kort is. Het iskort en onzeker en zit vol valkuilen. Ik heb altijd voorzichtig geleefd, de toekomst gepland in de veronderstelling dat er een toekomst zou zijn, maar als er iets is wat ik de afgelopen jaren heb geleerd, is het dat er geen garanties zijn.

Er is alleen vandaag, alleen nu.

Alleen wij, samen en verliefd.

We brengen nog een uurtje in het park door en gaan dan samen boodschappen doen om eten voor de week in te slaan. Peter koopt genoeg om tien mensen te voeden, en als ik hem daarnaar vraag, vertelt hij dat hij van plan is mijn ouders uit te nodigen om aanstaande vrijdag bij ons te komen eten – en om voor mij lunchpakketten te maken om elke dag mee naar het werk te nemen.

Als we thuiskomen, verdwijnt hij in de keuken en ga ik op mijn computer de mailfelicitaties en cadeaubonnen afhandelen – een populaire keuze voor de meerderheid van de gasten op onze bruiloft, aangezien niemand tijd had om voor een echt cadeau te gaan shoppen. Ik print alle cadeaubonnen uit, sorteer ze in categorieën, pas de codes toe op specifieke winkeliers als dat nodig is, en mail de bedankjes terug. Het hele proces duurt minder dan veertig minuten – nog een voordeel van onze eenvoudige, snelle bruiloft.

Toen met George hebben we twee weekenden achter elkaar aan deze taak gewerkt.

Ik sta op het punt de computer af te sluiten wanneer ik een andere e-mail in mijn inbox zie. Deze is van een onbekende afzender, maar ook met als onderwerp ‘Gefeliciteerd’.

Ik open hem, verwacht een andere cadeaubon, maar er zit alleen een kort bericht in.

Gefeliciteerd met een prachtige bruiloft. Als je ons ooit wilt bereiken, kun je dit mailadres gebruiken.

Met de beste wensen,

Yan

Ik knipper met mijn ogen en staar naar de e-mail. Ik heb geen idee hoe Peters voormalige teamgenoot aan mijn mailadres is gekomen, of waarom hij heeft besloten mij te schrijven, maar ik voeg zijn mailadres toe aan mijn contacten voor het geval dat.

Klaar met de geschenken volg ik de heerlijke geuren naar de keuken, waar Peter de lunch klaarmaakt.

Misschien is het te vroeg om te zeggen, maar ik ben optimistisch.

Dit huwelijk gaat werken.

Wij tweeën zullen ervoor zorgen dat het werkt.

3

Peter

Tijdens de lunch proef ik nauwelijks iets van mijn eten. Al mijn aandacht is op Sara gericht terwijl ze me vertelt over de trouwcadeaus en Yans vreemde e-mail. Haar hazelnootkleurige ogen lijken bijna groen als ze geanimeerd met haar vork gebaart, haar huid als bleke room in het felle zonlicht dat door het keukenraam stroomt. In een nonchalante blauwe zonnejurk, met haar kastanjebruine haar in losse golven rond haar slanke schouders, is ze de verwezenlijking van al mijn dromen, en mijn borstkas verstrakt bij de herinnering aan hoe het was om al die maanden zonder haar te zijn.

Ik laat haar nooit meer gaan.

Ze is van mij, tot de dood ons scheidt.

‘Waarom denk je dat hij me benaderd heeft? Denk je dat hij gewoon contact wil houden?’ vraagt ze, terwijl ze een stukje komkommer in haar huzarensalade dipt, en ik dwing mezelf om me op het gesprek te concentreren in plaats van op hoe graag ik haar over de tafel zou spreiden en me tegoed zou willen doen aan haar in plaats van aan het eten dat ik heb klaargemaakt.

‘Ik heb geen idee,’ antwoord ik naar waarheid. Yan Ivanov nam onze moordzaken over nadat ik weg was, dus ik kan me niet voorstellen dat hij me terug zou willen. Maanden daarvoor waren er spanningen tussen ons en ik vermoed dat als ik niet vrijwillig was afgetreden als teamleider, hij zijn best zou hebben gedaan om mijn plaats in te nemen.

Aan de andere kant denkt hij niet dat het burgerleven iets voor mij is; dat zei hij ook op ons huwelijk. Dus misschien verwacht hij dat ik terugkom en houdt hij de situatie in de gaten voor het geval dat.

Met Yan weet je het nooit.

‘Nou, ik hoop dat ze ons komen opzoeken,’ zegt Sara. ‘De jongens, bedoel ik. Ik heb de kans niet gekregen om met ze te praten op de bruiloft en daar voel ik me rot over.’

Ik trek mijn wenkbrauwen op. ‘Echt? Dátis waar je je rot over voelt?’

Ze laat haar blik op haar salade vallen. ‘En ook dat ik je bijna had laten staan, natuurlijk.’

De metalen randen van het heft van de vork snijden in mijn handpalm en ik realiseer me dat ik te hard knijp. Ik ben niet langer boos op mijn ptichka, hoewel een deel van de pijn nog steeds blijft hangen. Ik begrijp hoe moeilijk het voor haar was om toe te geven dat ze van me houdt, om me volledig te omarmen na alles wat ik heb gedaan. Ze had het nodig dat ik haar geen keus zou laten, en dat heb ik bewerkstelligd door haar vrienden te bedreigen om haar op onze bruiloft te laten verschijnen.

Nee, ik ben niet boos op Sara, maar wel op de man die haar probeerde te manipuleren om niet op onze bruiloft te komen.

Agent Ryson.

Het feit dat hij dat durfde te doen vervult me met zinderende woede. Ik laat Henderson met rust, zij laten mij en Sara met rust – dat was de afspraak. Geen FBI-bewaking meer, geen gedonder, gewoon een schone lei zodat we een vredig leven kunnen leiden.

Hij heeft Sara ook bedreigd. Hij beschuldigde haar van samenzwering met mij om haar man te vermoorden. Ik heb geen idee wat hij precies tegen haar zei, maar het moet indrukwekkend zijn geweest om zo’n sterke reactie van haar teweeg te brengen.

Onder alle andere omstandigheden zou hij al onder de zoden hebben gelegen, maar ik word nu verondersteld een gezagsgetrouwe burger te zijn. Ik kan geen FBI-agenten gaan vermoorden, niet zonder het leven op te geven waar ik voor gevochten heb, het burgerleven dat Sara nodig heeft. Dus hoe verleidelijk het ook is, Ryson blijft leven, voorlopig althans. Later, als er genoeg tijd verstreken is, kan hij een noodlottig ongeval krijgen of worden aangevallen door iemand die zomaar ineens door het lint gaat, zoals de stiefvader van Sara’s patiënt… maar dat is voor later.

Vandaag heb ik Sara helemaal voor mezelf, en ik ben van plan ervan te genieten.

‘Maak je geen zorgen, liefste,’ zeg ik als mijn vrouw rustig verder eet, mijn blik ontwijkend. ‘Dat is gebeurd. Het ligt achter ons – net als alle andere fouten die we hebben gemaakt. Laten we ons concentreren op het nu en de toekomst… ons leven leiden zonder altijd achterom te kijken.’

Ze kijkt op, haar ogen onzeker. ‘Denk je echt dat we dat kunnen?’

‘Ja,’ zeg ik vastberaden, en ik breng haar hand naar mijn lippen voor een tedere kus.

Na de lunch gaan we de huizen bekijken die ik haar heb laten zien, en Sara wordt verliefd op een victoriaanse woning met vijf slaapkamers die in de jaren tachtig is gebouwd maar vorig jaar volledig is gerenoveerd. Het huis heeft een grote achtertuin voor de hond en de kinderen, zegt ze vrolijk, en een prachtige open haard in de woonkamer. Ik vind het niet geweldig dat de buren zo dichtbij zijn en dat de tuin helemaal open is, maar ik denk dat als we wat bomen planten en een schutting neerzetten, we voldoende privacy hebben.

Het is sowieso beter dan wonen in Sara’s huidige huurhuis.

Voordat we vertrekken, doe ik een bod boven de vraagprijs zonder voorbehoud van financiering, en de makelaar belt een paar minuten later om ons te vertellen dat het bod is geaccepteerd.

‘Geregeld,’ zeg ik tegen Sara als ik ophang. ‘De overdracht is volgende week.’

Haar ogen worden groot. ‘Echt? Zomaar?’

‘Waarom niet?’

Ze lacht. ‘O, ik weet het niet. Ik denk omdat de meeste mensen niet zo makkelijk huizen kopen als schoenen.’

Ik glimlach en pak haar hand. ‘De meeste mensen zijn ons niet.’

‘Nee,’ beaamt ze wrang, terwijl ze naar me opkijkt. ‘Dat zijn ze niet.’

We komen thuis en ik maak ons avondeten – gegrilde sint-jakobsschelpen met zoete-aardappelpuree en gestoomde broccoli. Terwijl we eten, brengt Sara de verhuislogistiek ter sprake, en ik zeg dat ik voor alles zal zorgen, net zoals ik dat met de bruiloft heb gedaan.

‘Het enige wat je hoeft te doen is opdagen op de nieuwe plek,’ zeg ik, terwijl ik een glas pinot grigio voor haar inschenk. Dan herinner ik me ineens haar onverklaarbare ontsteltenis over de verkoop van haar Toyota en voeg ik eraan toe: ‘Tenzij er iets is waar je samen over wilt beslissen? Misschien wil je nieuwe meubels of accessoires kiezen?’

Ze glimlacht berouwvol. ‘Nee, ik denk dat het wel goed komt. Ik ben niet overdreven kieskeurig als het om inrichting gaat. Als jij ermee aan de slag wilt, vind ik dat prima.’

‘Op ons nieuwe huis, dan.’ Ik hef mijn wijnglas en tik het zachtjes tegen het hare. ‘En een nieuw leven.’

‘Op ons nieuwe leven,’ echoot ze zachtjes, en terwijl ze van haar glas nipt, kan ik het niet helpen dat ik terugdenk aan toen ze mijn wijn probeerde te vergiftigen, in het begin van onze relatie. Ze was toen zo opstandig, er zo van overtuigd dat ze me haatte.

Is dat nog steeds zo? Een klein beetje?

Mijn stemming wordt duisterder. Ik zet mijn wijn neer, sta op, loop om de tafel heen en trek Sara overeind.

‘Wat doe je…’ begint ze, maar ik ben haar al aan het kussen, de wijn op haar lippen aan het proeven.

Haar zijdezachte lippen die me al de hele dag ongelooflijk afleiden.

Ik heb mijn best gedaan om me als een goede echtgenoot te gedragen, om alle normale dingen met haar te doen in plaats van haar aan mijn bed vast te ketenen en haar de hele dag te neuken zoals mijn instincten willen. Ik ben kalm en geduldig geweest om haar te laten herstellen van gisteravond, maar ik kan niet langer beschaafd doen.

Ik heb haar nodig.

Hier.

Nu.

Ze slaat haar armen om mijn nek, haar slanke lichaam kromt zich tegen me aan. Ik krijg geen genoeg van haar smaak en geur, van het gevoel van haar delicate tong die langs mijn tong strijkt. Ze is verrukkelijk, en mijn pik wordt hard, mijn hart bonst hevig in mijn ribbenkast terwijl ik de tafel afruim met één zwaai van mijn arm, niet lettend op de rommel die ik maak.

We moeten toch nieuw servies kopen.

Ze hijgt als ik haar uitstrek op de tafel en haar jurkje omhoogdoe, zodat haar bleke dijen en een mooie blauwe string met kanten randje zichtbaar worden. Ik kan me niet bedwingen, ruk het stukje zijde los en begraaf mijn hoofd tussen haar dijen. Mijn tong duikt hongerig tussen haar plooien, mijn lippen sluiten zich rond haar clitoris met een harde, gulzige zuigbeweging terwijl ik haar benen over mijn schouders leg.

‘Peter… O god, Peter…’ Haar heupen komen van de tafel los, haar handen verstrengelen zich in mijn haar, en ik heb het gevoel dat mijn pik zal ontploffen in mijn jeans bij haar smaak, bij de warme, vrouwelijke geur en het gevoel van haar zijdezachte vlees onder mijn tong. Ik hou van alles: de manier waarop haar scherpe nageltjes in mijn schedel krassen en haar gespierde dijen in mijn oren knijpen, de hijgende geluiden die uit haar keel komen en de manier waarop haar sappige kutje siddert en samentrekt onder mijn tong.

Dit is het paradijs, de hemel, en ik kan niet geloven dat ik het zonder haarnegen maanden lang heb uitgehouden.

Terwijl ik me verder tegoed doe aan haar clitoris, laat ik een vinger naar binnen glijden. Ik voel hoe haar kutje zich om het binnendringen heen klemt, terwijl haar heupen omhooggaan en schokken, woordeloos smekend om meer.

‘Bijna klaar… nog een klein beetje,’ grom ik in haar plooien, terwijl ik haar van binnenuit streel, en als ik het stukje sponsachtig weefsel vind waar haar G-spot is, kromt haar hele lichaam zich en komt ze met een langgerekte kreet klaar, haar handen krampachtig in mijn haar terwijl haar kutje om mijn vinger pulseert.

Mijn pik dreigt nu te exploderen in mijn broek, dus ik trek mijn vinger terug en draai haar om op haar buik. Dan trek ik haar naar me toe tot ze over de tafel gebogen zit, haar jurkje om haar middel geknoopt, de stevige witte bollingen van haar kont blootgelegd en een kutje dat glinstert van haar nattigheid en mijn speeksel. Ik kan geen seconde langer wachten, rits mijn spijkerbroek los en duw hem samen met mijn slip naar beneden, zodat mijn getergde pik vrijkomt.

‘Klaar?’ zeg ik schor, terwijl ik over haar heen leun en mezelf naar haar ingang breng, en haar adem stokt hoorbaar als ik zonder op een antwoord te wachten naar binnen duw.

Binnenin is ze fluweelzacht en glad. Haar tedere vlees grijpt me stevig vast, omhult me zo perfect dat mijn ballen tegen mijn lichaam trekken en er een lage kreun uit mijn keel ontsnapt als mijn vingers zich in haar heupen begraven.

Dit is waanzin, totale waanzin. Na ons gesprek gisteravond hebben we nog twee keer seks gehad voordat we in slaap vielen, en ik zou me niet zo moeten voelen, zo wanhopig verlangend naar haar dat ik op het punt sta de controle te verliezen. Maar het verlangen is zo sterk. Ik krijg geen genoeg van Sara, alsof ik al dagen in de woestijn loop en zij mijn waterbron is. De behoefte om haar te bezitten klauwt aan mijn botten, de donkere lust gaat op en neer langs mijn ruggengraat. Ik voel het branden in mijn aderen, ik verbrand van binnenuit.

Ik ben verslaafd aan haar, en ik kan er geen genoeg van krijgen.

Ik laat haar heupen los, reik voorover en pak haar ellebogen vast, trek eraan zodat ze haar rug kromt voordat ik harder in haar stoot, voel hoe haar binnenste spieren zich om me heen klemmen als ik haar serieus begin te neuken.

Ze schreeuwt het uit bij elke afstraffende stoot, haar bovenlichaam wordt van de tafel getild door mijn greep op haar ellebogen, en ik voel het orgasme in me opborrelen, het genot komt op als een vloedgolf. Kreunend gooi ik mijn hoofd achterover en beuk sneller in haar, en haar kreten worden heviger, haar kutje verstrakt om me heen terwijl haar hele lichaam stijf wordt. Ik voel haar samentrekkingen beginnen en dan ben ik er; mijn lul schokt bevrijdend en haar natte kutje pulseert om me heen, melkt me, knijpt me leeg tot er niets meer over is.

Tot ik me over haar heen buig, haar tegen de tafel druk en zwaar ademhaal, waarbij ik de bedwelmende geur van seks en zweet en Sara inadem.

Mijn Sara. Mijn vrouw.

Mijn obsessie.

We zouden een eeuwigheid samen kunnen zijn, en dat zou nog steeds niet genoeg zijn.

4

Henderson

Ik lig in bed, te staren naar het plafond. Voor de tweede achtereenvolgende nacht kan ik niet slapen. Donkere gedachten kruipen door mijn hoofd en mijn nek gaat steeds op slot.

Het plan dat ik formuleer is extreem, monsterlijk zelfs, maar ik zie geen andere keus. Ik kan Sokolov niet rechtstreeks aanvallen – hij en zijn bruid worden te goed bewaakt. Als ik mis, zou het me alles kunnen kosten.

Trouwens, Sokolov is niet de enige die ik geëlimineerd wil zien.

Zijn bondgenoten zijn net zo gevaarlijk… voor mij, mijn familie, en de wereld in het algemeen.

Dit is echt de enige manier.

Hij en de anderen moeten boeten.

5

Sara

Ik word wakker van het piepen van mijn wekker. Ik zet hem uit, rol me op mijn rug en rek me uit. Ik voel me zowel gepijnigd als voldaan. Nadat we de keuken hadden opgeruimd en gedoucht, nam Peter me nog een keer voordat we in slaap vielen, en daarna nog een keer midden in de nacht.

Iemand moet het libido van die man bottelen en verkopen. Het zou een fortuin opleveren.

Grijnzend bij die gedachte spring ik uit bed en onder de douche. Ik ruik al wat voor lekkers Peter in de keuken aan het koken is, en mijn maag is meer dan klaar om de dag te beginnen.

‘Goedemorgen, ptichka,’ begroet hij me als ik de keuken binnenstap na snel gedoucht en aangekleed te hebben voor het werk. Op de tafel staan twee borden met avocadotoast en ei, en op het aanrecht staat een lunchzakje – ik neem aan dat ik dat meeneem naar mijn werk.

‘Hoi.’ Mijn hartslag versnelt als ik hem in me opneem. Hij heeft vandaag geen shirt aan, zijn donkere jeans hangt laag op zijn heupen en de tatoeages op zijn arm glanzen in het ochtendlicht. Zijn lichaam is een kunstwerk, met perfect gedefinieerde spieren en brede schouders die uitlopen in een smalle taille. Zelfs de littekens op zijn torso hebben een soort gewelddadige, gevaarlijke schoonheid – net als de man zelf.

‘Heb je tijd om te eten?’ vraagt hij, en ik knik, vechtend tegen de drang om mijn lippen af te likken terwijl zijn buikspieren zich voor me spannen.

Misschien is Peter niet de enige met een krankzinnig libido.

De aandoening kan besmettelijk zijn.

‘Ik heb een kwartiertje,’ zeg ik hees, terwijl ik mezelf dwing om naar de tafel te lopen in plaats van naar hem toe. Als ik hem nu een goedemorgenkus geef, belanden we zo weer in bed.

‘Goed. Ik breng je vanmorgen naar je werk,’ zegt hij, terwijl hij bij me aan tafel komt zitten. Hij pakt zijn toast en neemt een hap, en ik doe hetzelfde met de mijne, genietend van de pittige limoensmaak in combinatie met het hartige spiegelei en het knapperige roggebrood.

‘Is dit een drukke week voor je?’ vraagt hij als ik bijna klaar ben met mijn toast, en ik knik, terwijl ik met een servetje mijn lippen dep.

‘Ja, eigenlijk wel. Ik heb het erg druk. Wendy en Bill – je weet wel, mijn bazen – zijn net op vakantie, dus ik zie een paar van hun patiënten naast mijn eigen. O, en ik moet morgenmiddag een van mijn patiënten induceren, dus ik zal waarschijnlijk laat thuis zijn. Plus ik heb een aantal diensten in de kliniek in de tweede helft van de week. ‘

‘Aha.’ Peters uitdrukking is neutraal, maar ik voel een subtiele verduistering van zijn stemming. Hij is hier niet blij mee, en ik kan het hem niet kwalijk nemen.

Ik breng ook liever tijd met hem door dan dat ik naar mijn werk ga.

‘Ben je vanavond thuis voor het eten?’ vraagt hij, en ik glimlach, blij dat ik hem wat goed nieuws kan brengen op dit front.

‘Ik verwacht van wel. Als er geen noodgevallen zijn.’

‘Goed.’ Hij staat op. ‘Ik trek even een shirt aan en dan breng ik je naar kantoor.’

‘Dank je, en bedankt voor het heerlijke ontbijt,’ roep ik, maar hij is al naar de slaapkamer.

6

Peter

Sara’s kantoor is op loopafstand van haar appartement, dus de rit duurt maar een paar minuten. Maar al te snel rijd ik naar de stoeprand en overhandig Sara haar lunch, terwijl ik het gevoel heb dat ik nog liever mijn arm afknaag dan haar uit de auto te laten stappen.

Ik haat het dat ik haar de hele dag niet zal zien, dat ik haar niet zal kunnen aanraken of met haar praten tot ik haar ‘s avonds weer zie. Het is nog moeilijker dan vorige week omdat we deze zondag samen hebben doorgebracht en ik nu weet hoe het paradijs voelt.

Het is wat we hadden in Japan, alleen zonder de bittere vijandigheid – zonder dat Sara me kwalijk neemt dat ik haar weghoud van haar carrière en iedereen van wie ze houdt.

Het kost me al mijn kracht om te blijven zitten en kalm te blijven als ze mijn wang kust en voor ze uit de auto springt fluistert: ‘Hou van je. Tot gauw.’

Ik zie haar slanke gestalte verdwijnen in haar kantoorgebouw, en dan stuur ik een bericht naar de crew om hun Sara-bewaakinstructies voor vandaag door te geven.

Als ik niet bij haar kan zijn, weet ik tenminste waar ze is en wat ze doet.

Dan weet ik tenminste zeker dat ze veilig is.

Ik breng de ochtend door met het overmaken van het geld voor het sluiten van het huis aanstaande donderdag en het organiseren van de aanstaande verhuizing. Ik ben van plan om ons volgende week in het nieuwe huis te hebben, wat betekent dat er veel werk te doen is. Hoewel het huis net gerenoveerd is en geen grote upgrades nodig heeft, moet ik toch de nodige veiligheidsmaatregelen nemen.

Voorstad of niet, ons huis zal een vesting zijn, en niemand – en zeker agent Ryson niet – zal Sara weer thuis kunnen lastigvallen.

Het is halverwege de middag en ik ben groenten aan het wassen voor het avondeten als mijn telefoon trilt op het aanrecht. Met een half droge vinger druk ik op het scherm en blader door Sara’s tekst.

Het spijt me zo. Ik kreeg net een telefoontje van de kliniek. Ze zijn helemaal overspoeld, en ze smeken me om vanavond te komen. Het is maar tot tien uur of zo. Nogmaals, het spijt me zo.

De courgette die ik aan het wassen was breekt in tweeën, en ik schuif de telefoon weg met mijn elleboog om te voorkomen dat hij hetzelfde lot ondergaat.

Ik had het verdomme moeten weten. ‘Als er geen noodgevallen zijn’ is code voor ‘er zal zeker een noodgeval zijn’. Zo was het al voor Japan, en ook al is Sara’s huidige baan minder gericht op de verloskundige kant van de gynaecologie, haar denkwijze is niet veranderd.

Werk komt nog steeds op de eerste plaats voor haar, zelfs vrijwilligerswerk in de kliniek.

Het kost me een stevige twintig minuten om te kalmeren en rationeel te denken. Sara’s carrière is een van de redenen waarom ik al die moeite met Novak en Esguerra heb gedaan, waarom ik ermee instemde mijn wraak op Henderson op te geven. Dokter zijn – patiënten helpen – is belangrijk voor haar; ze heeft haar carrière net zo hard nodig als de nabijheid van haar familie en vrienden. Ik wist dit toen ik haar ontvoerde, maar het deed er toen niet toe voor mij.

Het enige wat telde was haar te houden.

Nu ik haar heb en zij gelukkig is, kan ik niet terugvallen in die manier van denken, kan ik niet vergeten hoe het was toen ik de bron van haar ellende was, toen ik elke keer als ze naar me keek, de kwelling in haar ogen zag.

Het is nu anders. Wat haar bedenkingen ook zijn, ze heeft eindelijk toegegeven dat ze van me houdt, genoeg om mijn kind te krijgen.

Een dochter of een zoon… zoals Pasha.

Even doet het pijn om weer te ademen, maar dan gaat de pijn weg, en laat een bitterzoet gevoel achter. Ik kan de laatste maanden steeds vaker zo aan Pasha denken, zonder dat de woede de herinneringen vergiftigt. En ik weet dat het allemaal aan haar te danken is.

Mijn kleine zangvogel die ik zo graag weer in een kooitje wil.

Ik haal diep adem, adem langzaam uit en concentreer me op de rustgevende taak van het eten maken.

Als Sara vanavond niet thuis kan komen, moet ik maar naar haar toe komen.

7

Sara

Ik verwacht iemand van Peters team, maar Peter zelf staat me op te wachten bij de stoeprand.

Ik grijns, een deel van mijn vermoeidheid verdwijnt als zijn ogen over mijn lichaam glijden voordat ze zich hongerig op mijn gezicht vestigen.

‘Hi.’ Ik loop recht in zijn omhelzing en inhaleer diep als zijn sterke armen zich om me heen sluiten en me stevig tegen zijn borst drukken. Hij ruikt warm, schoon en mannelijk – een vertrouwde Peter-geur die ik nu associeer met troost.

Hij houdt me een paar lange momenten vast en trekt zich dan terug om me aan te staren. ‘Hoe was je dag, mijn liefste?’ vraagt hij zacht, terwijl hij mijn haar uit mijn gezicht veegt.

Ik lach naar hem. ‘Gekkenwerk, maar alles is nu beter.’ Ik ben belachelijk blij dat hij zelf is gekomen.

Hij grijnst terug naar mij. ‘Heb je me gemist?’

‘Ja,’ geef ik toe als hij de autodeur opent en me naar binnen helpt. ‘Ja, echt.’

Zijn antwoordende glimlach doet me smelten in de stoel. ‘En ik heb jou gemist, ptichka.’

‘Het spijt me dat ik dit moet doen,’ zeg ik als we wegrijden van de stoeprand. De auto ruikt naar iets heerlijk pittigs en mijn maag rommelt als ik zeg: ‘Ik had me echt verheugd op een lekker etentje thuis.’

Peter kijkt me aan. ‘Ik heb eten voor je meegebracht. Het staat op de achterbank.’

‘Echt waar?’ Ik draai me om en zie de bron van de heerlijke geur: nog een lunchzakje. ‘Wow, dank je. Dat had niet gehoeven, maar ik waardeer het echt.’ Terwijl ik me uitrek, pak ik de tas en zet hem op mijn schoot.

Ik was van plan pretzels te kopen uit een automaat in de kliniek, maar dit is oneindig veel beter.

‘Waarom moet je dit doen?’ vraagt Peter, terwijl hij stopt voor een rood licht. Zijn toon is nonchalant, maar ik laat me niet misleiden.

Hij keek er ook naar uit om samen te eten.

‘Het spijt me echt,’ zeg ik, en ik meen het. Toen Lydia, de receptioniste van de kliniek, me tijdens de lunch belde, wilde ik haar smeekbeden bijna afslaan, maar uiteindelijk won de wetenschap dat een paar dozijn vrouwen hun kankeronderzoek en prenatale zorg zouden mislopen als ik niet zou komen het. ‘Ze hebben een tekort aan vrijwilligers vandaag, en ik kon ze niet in de steek laten.’

Hij werpt me een zijdelingse blik toe. ‘Zou jij dat niet kunnen?’

Ik pauzeer midden in het openen van het lunchzakje. ‘Nee,’ zeg ik gelijkmatig. ‘Ik zou het niet kunnen.’

Hier is het dan, waar ik al de hele tijd bang voor was. Ik vermoedde dat het slechts een kwestie van tijd was voor mijn werktijden Peter zouden gaan storen, en het lijkt erop dat ik gelijk had.

Gespannen bereid ik me voor op een ultimatum, maar Peter geeft gewoon gas en accelereert soepel.

‘Eet, mijn liefste,’ zegt hij op dezelfde nonchalante toon. ‘Je hebt niet veel tijd.’

Ik volg zijn suggestie op en verorber het eten – groenten met couscous en geroosterde kip. De kruiden doen me denken aan de heerlijke lamskebab die Peter voor ons maakte in Japan, en ik eet alles in een paar minuten op.

‘Dank je,’ zeg ik, terwijl ik mijn mond afveeg met een servetje dat hij er zo attent bij heeft gedaan. ‘Dat was heerlijk.’

‘Graag gedaan.’ Hij draait de straat in waar de kliniek is en parkeert vlak voor het gebouw. ‘Kom, ik loop met je mee naar binnen.’

‘O, je hoeft niet…’ Ik stop omdat hij al om de auto heen loopt.

Hij opent de deur voor me, helpt me naar buiten en begeleidt me naar het gebouw, alsof ik zou kunnen afdwalen als hij niet een hand op mijn rug houdt.

Ik verwacht dat hij stopt als we bij de deur zijn, maar hij gaat met me mee naar binnen.

Verward blijf ik stilstaan en ik kijk naar hem op. ‘Wat ben je aan het doen?’

‘Daar ben je!’ Lydia haast zich naar me toe, haar brede gezicht opgelucht. ‘Godzijdank. Ik dacht dat je niet van plan was om… O, hoi.’ Ze bloost en staart naar Peter, met een blik die ik alleen maar kan typeren als verliefd

‘Peter wilde net…’ begin ik, maar hij glimlacht en stapt naar voren.

‘Peter Garin. We hebben elkaar ontmoet op onze bruiloft,’ zegt hij, terwijl hij zijn hand uitsteekt.

De ogen van de receptioniste gaan wijd open, ze grijpt zijn hand en schudt hem krachtig. ‘Lydia,’ zegt ze ademloos. ‘Nogmaals gefeliciteerd. Het was een mooie dag.’

‘Dank je.’ Hij grijnst naar haar, en ik kan haar bijna voelen zwijmelen vanbinnen. ‘Weet je, Sara vertelde me net dat je een tekort aan vrijwilligers hebt vandaag. Ik ben natuurlijk geen dokter, maar misschien is er iets wat ik kan doen om hier vanavond te helpen? Misschien heb je wat dossiers die gesorteerd moeten worden, of iets wat gerepareerd moet worden? We hebben nu maar één auto, en ik rij liever niet heen en weer om Sara op te halen.’

‘O, natuurlijk.’ Lydia’s opwindingsniveau verviervoudigt zichtbaar. ‘Alsjeblieft, er is zoveel werk. En zei je dat je handig bent? Weet je toevallig ook iets van computers? Want er is zo’n eigenwijs softwareprogramma…’

Ze leidt hem weg, babbelend, en ik staar het tweetal vol ongeloof na als mijn moordenaar-echtgenoot om de hoek verdwijnt zonder ook maar een blik achterom te werpen.

8

Peter

Ik help Lydia met haar softwareprobleem, repareer een lekkende kraan en hang wat versieringen op in de wachtruimte, terwijl twee dozijn vrouwen – van wie er veel zichtbaar zwanger zijn – gefascineerd naar me kijken.

Als enige dokter hier vanavond heeft Sara een onophoudelijke stroom van patiënten, dus ik val haar niet lastig. Het is voldoende om te weten dat ze maar een paar kamers verder is, en dat ik haar in een minuut kan bereiken als dat nodig is.

Als alle basistaken gedaan zijn, ga ik aan de slag met het in elkaar zetten van een echoapparaat dat een plaatselijk ziekenhuis geschonken heeft. Ik heb nog nooit met medische apparatuur gewerkt, maar ik ben altijd goed geweest in het in elkaar zetten van dingen – wapens, explosieven, communicatieapparatuur – dus het duurt niet lang voor ik weet wat waar moet komen en hoe ik het moet testen om er zeker van te zijn dat het werkt.

‘O mijn god, je bent een redder in nood, net als je vrouw,’ roept Lydia uit als ik het haar laat zien. ‘We wachten al maanden op een technicus die langskomt, en o, dit gaat zo nuttig zijn! Sara is nu bij haar laatste patiënt. Denk je dat je misschien tijd hebt om dit ene kastje ook op te knappen? Het hangt al en…’

‘Geen probleem.’ Ik volg haar naar een van de onderzoekskamers en voeg een paar schroeven toe om ervoor te zorgen dat de kast in kwestie niet op iemands hoofd valt.

‘Je bent hier zo goed in,’ zegt de receptioniste als ik klaar ben. ‘Heb je ooit in de bouw gewerkt, toevallig? Je lijkt zo geoefend met die boor en zo…’

‘Ik heb als tiener aan een aantal bouwprojecten gewerkt,’ zeg ik zonder verder uit te weiden. Deze vrouw hoeft niet te weten dat de ‘projecten’ dwangarbeid waren in een jeugdversie van een Siberische goelag.

‘O, dat dacht ik al.’ Ze glimlacht naar me. ‘Laat me even kijken of Sara klaar is.’

‘Alsjeblieft.’ Ik glimlach terug naar haar. ‘Ik zou graag mijn vrouw mee naar huis nemen.’

De receptioniste haast zich weg, en ik strek mijn armen, de stijfheid in mijn spieren loslatend. Het is nog maar een paar dagen geleden, maar ik word rusteloos, wil graag bewegen en iets lichamelijks doen. Na het eten heb ik een eind hardgelopen in het park en ben ik bij een boksschool geweest om wat stoom af te blazen, maar ik heb meer nodig.

Ik heb een soort uitdaging nodig.

Voor de eerste keer denk ik er serieus over na wat ik met de rest van mijn leven ga doen. Dankzij de Esguerra-Novak-dubbelslag heb ik genoeg geld voor mij, Sara, en een dozijn kinderen en kleinkinderen, vooral als we er geen gewoonte van maken om privévliegtuigen, speciale wapens of andere dure rekwisieten te kopen. Ik hoef niet te werken om ons te onderhouden, en ik heb geen andere plannen gemaakt dan Sara te veroveren en haar aan mij te binden – deels omdat ik altijd heb genoten van de vrije tijd tussen twee banen.

Nu begin ik te beseffen dat dat was omdat ik wist dat de vrije tijd tijdelijk was, dat er een andere uitdagende, adrenalinerijke missie in mijn toekomst lag. Nu is er niets meer – alleen een reeks rustige, vredige dagen die zich tot in het oneindige uitstrekken.

Dagen waarop ik alleen maar aan Sara denk en wacht tot ze thuiskomt.

‘Peter?’ Sara steekt haar hoofd de kamer in, en een grote glimlach verschijnt op haar gezicht als ze me aankijkt. ‘Ik ben klaar om naar huis te gaan als jij dat ook bent.’

‘Laten we gaan,’ zeg ik, en ik schuif het probleem opzij voor een andere dag.

Ik zal er later over nadenken wat ik met mijn tijd ga doen.

Voor nu heb ik mijn ptichka, en zij is alles wat ik nodig heb.

9

Sara

De volgende twee dagen vliegen voorbij in een waas van werk. Op dinsdag blijf ik tot laat in het ziekenhuis voor een bevalling, en woensdag heb ik weer een dienst in de kliniek, waar ik weer de enige arts ben die alle patiënten ziet.

Het is vermoeiend, maar ik vind het niet erg omdat Peter een manier vindt om beide avonden dicht bij mij te zijn: op dinsdag door wat e-mails in te halen in het café bij het ziekenhuis, zodat ik even bij hem langs kan gaan terwijl ik wacht tot mijn patiënt klaar is voor de bevalling, en op woensdag door weer samen met mij vrijwilligerswerk te doen in de kliniek.

‘Waarom doe je dit?’ vraag ik hem terwijl we naar de kliniek rijden. ‘Begrijp me niet verkeerd, ik ben heel blij dat je dit doet, en Lydia is in de wolken, dat is zeker. Maar is dit echt wat je wilt?’

Hij kijkt naar me, zijn ogen glanzen zilver. ‘Wat ik wil is jou, 24/7 in mijn bed. Of te allen tijde aan mij vast geboeid. Maar omdat ik weet hoeveel je carrière voor je betekent, neem ik genoegen met het op één na beste.’

Ik staar hem aan, weet niet hoe te reageren. Bij elke andere man zou ik ervan overtuigd zijn dat het een grap is, maar bij Peter is dat geen veilige veronderstelling. Vooral omdat ik begrijp hoe hij zich voelt.

Ik mis hem ook heel erg als we niet bij elkaar zijn.

Een minuut later komen we aan in de kliniek, en ik ga me voorbereiden op een vloed van patiënten terwijl Lydia Peter haalt om wat meubels te verplaatsen. Van zeven tot tien zie ik vrouwen met kleine en grote problemen, en dan verschijnt er een bekende naam op mijn kaart.

Monica Jackson.

Mijn borstkas wordt pijnlijk gespannen. Het achttienjarige meisje kwam vorige week binnen na een tweede brute aanval door haar stiefvader, die door een technische fout uit de gevangenis is gekomen in plaats van zijn straf van zeven jaar uit te zitten voor de verkrachting van Monica toen ze zeventien was. Ik had haar die keer geholpen door haar wat geld te geven om haar alcoholische moeder minder afhankelijk te maken van de klootzak, maar vorige week kon ik niets doen. Monica was doodsbang dat haar stiefvader de voogdij over haar broertje zou vragen en zou winnen, of dat het kind in een pleeggezin terecht zou komen.

Haar hopeloze situatie had me zo geschokt dat ik een uur lang gehuild had.

Ik haal diep adem, zet mijn kalmste gezicht op en sta op als het meisje de kamer binnenkomt. ‘Monica. Hoe gaat het met je?’

‘Hallo, dokter Cobakis.’ Haar kleine gezicht is zo stralend dat ik haar bijna niet herken. Zelfs de half geheelde blauwe plekken die nog zichtbaar zijn op haar huid doen niets af aan haar glans. ‘Ik ben klaar voor mijn spiraaltje.’

Ik knipper met mijn ogen bij haar enthousiasme. ‘Geweldig. Ik neem aan dat je je beter voelt?’

Ze knikt en springt op de onderzoekstafel. ‘Ja, veel beter. En raad eens?’

‘Wat?’

Ze grijnst. ‘Hij kan me niet meer lastigvallen. Nooit meer. Vorige week ging hij ‘s avonds naar zijn werk, en werd hij overvallen in een steegje. Ze sneden zijn keel door, kan je dat geloven?’

‘Ze… wat?’ Ik zak achterover in mijn stoel terwijl ik mijn benen onder me vouw.

Haar grijns verdwijnt en ze kijkt me schuldbewust aan. ‘Het spijt me. Dat klonk gemeen, nietwaar?’

‘Eh, nee. Dat is…’ Ik schud mijn hoofd in een vergeefse poging om het helder te krijgen. ‘Zei je dat iemand zijn keel heeft doorgesneden?’

‘Ja, de overvallers of overvaller. De politie weet niet hoeveel het er waren. Zijn portemonnee is wel meegenomen, dus ze waren zeker uit op zijn geld.’